80 DONDERDAG 13 OCTOBER 4898. onderlinge regelingen of schikkingen, waarop ik bij den heer Van Hoeken zoo dikwerf heb aangedrongen, om te zien of de bezwaren van Marijt waren te ondervangen. De heer Hasselbach. Het is jammer M. d. V. dat de heeren Van Hoeken en Marijt geen vrienden zijn, want dat is eigen lijk het heele geval. Was dat proces niet in de wereld gekomen, dan zou er wel eene minnelijke schikking getroffen zijn. Ik geloof, dat het meer eene persoonlijke quaestie is, dan wel (lat het belang der industrie van Marijt wordt bedreigd. Ik zal daarom zoo vrij zijn te stemmen tegen het voorstel van Burg. en Weth.ik ben daar goed achter gekomen. De Voorzitter. Er is dus geen bepaald voorstel gedaan, om de zaak naar Burg. en Weth. te renvoieeren. De heer Pera. Dat is wel mijne bedoeling geweest, M. d. V. De Voorzitter. Dus de heer Pera stelt voor de zaak naar Burg. en Weth. te renvoieeren, met uitnoodiging om in over weging te nemen de mogelijkheid om de vellenploterijen uit de bebouwde kom der gemeente te verbannen, en om eene verordening te maken tot aanwijzing van de plaats waar dat bedrijf zal kunnen worden uitgeoefend. Hoewel het mij beter blijft voorkomen, dat deze zaak wordt afgedaan, hebben Burg. en Weth. op zich zelf daar niets tegen. Maar het zou kunnen wezen de meerderheid van den Raad wel, dus zal ik het voorstel in stemming brengen. De heer Van Dissel. Ik zal tegen dat voorstel stemmen; en wel hieromdat de zaken goed uit elkander moeten worden gehouden. De quaestie van het velienploten moet geregeld worden bij eene verordening, wanneer dat nadeelig is voor de omwonenden. Maar dat staat geheel buiten de vraag, be treffende het innemen van het gevraagde terrein door den heer Van Hoeken. Wanneer de motie van den heer Pera wordt aangenomen en aan Burg. en Weth. wordt opgedragen om te zien of zij de middelen weten te vinden, die twee, die in minder vriendschappelijke verhouding schijnen te zijn, bij elkaar te brengen daar ligt in, bij aanneming daarvan, dat wij ons verklaren voor den afstand van dien grond. Ik kan dus niet stemmen voor het voorstel van den heer Pera. De Voorzitter. Daarom heb ik zoo even gezegd, of het niet beter is deze zaak af te doen. Dat benadeelt de belangen van den heer Van Hoeken in de toekomst niet en houdt de zaak veel zuiverder. De heer Fockema Andrew. Ik wil wel met een enkel woord zeggendat ik geheel sta op hetzelfde standpunt als de heer van Dissel. Het komt mij voor, dat waar wij een belangrijk stuk straat sluiten voor den publieken dienst, het niet voldoende is dat op dit oogenblik geen bijzonder belang dit verbiedt, zooals misschien het geval zou zijn, als het bezwaar van Marijt uit den weg te ruimen ware. Tegen het sluiten van een publieke straat kunnen nog gansch andere overwegingen pleiten. Daarom sta ik op hetzelfde standpunt als de heer Van Dissel. Ik zou niet onvoorwaardelijk willen zeggen, dat wanneer de bezwaren van Marijt waren uit den weg geruimd, ik dan het verzoek zou kunnen toestaan. Het voorstel-Peravoldoende ondersteund, wordt daarop verworpen met 15 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren Zaaijer, Juta, Dekhuyzen, Van Lidth de Jeude, Siegenbeek van Heukelom, Van Dissel, Kaiser, De Goeje, L. Driessen, De Vries, Van Rhijn, Fockema Andreae, Korevaar, Kroon en Van Hamel. Voor stemden de heeren Hasselbach, Kerstens, Den Houter, Stadhouder, .1. P. J. Driessen, Zillesen en Pera. De heer A. J. Van Hoeken blijft buiten stemming. De Voorzitter. Ik zal nu het voorstel van Burg. en Weth in stemming brengen, terwijl ik nogmaals namens Burg. en Weth. verklaar, dat wij gevolg willen geven aan de uitnoo diging om een onderzoek in te stellen, of de zaak van de vellenploterij niet op eene andere wijze is te regelen. De heer Den Houter. M. d. V.! Zou het niet mogelijk zijn het voorstel in dien geest te wijzigen, dat de grond van den heer Van Hoeken tegen vergoeding in gebruik werd gegeven, tot wederopzeggens toe? Ik vermoed, dat de heer Van Hoeken daarmede genoegen zoude nemen. De Voorzitter. Dat is eene zaak die wij niet overwogen hebbenen waartegen ik aanvankelijk groote bezwaren heb. In elk geval zou ook door die regeling Marijt de gelegenheid tot uitoefening van zijn bedrijf verliezen terwijl het bovendien ook iets is, dat niet door den heer Van Hoeken wordt gevraagd. In stemming gebrachtwordt het voorstel van Burg. en Weth. aangenomen met 17 tegen 5 stemmen. Voor stemden de heeren: Zaaijer, Juta, Dekhuyzen, Van Lidth de Jeude, Siegenbeek van Heukelom, Van Dissel, Kaiser, De Goeje, L. Driessen, De Vries, Van Rhijn, Stadhouder, J. P. J. Driessen, Fockema Andreae, Korevaar, Kroon en Van Hamel. Tegen stemden de heeren: Hasselbach, Kerstens, Den Houter, Zillesen en Pera. De heer A. J. Van Hoeken hield zich buiten stemming. X. Verzoek van de Wed. S. Varossieau, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 226). Op dit verzoek wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. beschikt. XI. Voorstel tot toekenning van belooningen aan politie beambten enz., wegens buitengewone diensten bij gelegenheid van de Inhuldigingsfeesten. (Zie Ing. St. n°. 227). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XII. Verzoek van de Leidsche Duinwater-Maatschappij tot het doen uitvoeren van verschillende werken in de Katwijksche duinen (Zie Ing. St. n°. 231). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gun stig op beschikt. XIII. Voorstel omtrent den aanbouw van een nieuw ketelhuis met aankoop van een nieuwen stoomketel en verdere inrich ting in het krankzinnigengesticht, »Endegeest". (Zie Ing. St. n<f. 232). De heer Den Houter. M. d. V De stukken, op deze zaak betrekking hebbende, zijn Zaterdag den leden van den Raad toegezonden, zoodat er drie en een halve dag overbleef om de zaak te bestudeeren. Nu heb ik in dien korten tijd geene gelegenheid gehad om op Endegeest een onderzoek in loco in te stellen, en mijn beleefd verzoek is dus, om dit punt ditmaal van de agenda te nemen. De Voorzitter. De reden waarom deze zaak zoo spoedig aan de orde is gesteld, is dat ei' werkelijk eenige haast mede gemaakt moet worden. De voorbereiding heeft lang geduurd, omdat goed moest worden overwogen op welke wijze het best in de behoefte kon worden voorzien. Er is dus wel eenig bezwaar tegen uitstelomdat de Raad niet eiken dag vergadert. Het is gewenscbt, dat we vóór den winter hiermede onder dak zijnwant wanneer in den winter stagnatie komen mocht door een gebrek aan den eenig bestaanden ketel, zouden we daarmede leelijk zitten. Er zou niet gekookt kunnen worden, of er zou op eene andere manier in moeten worden voorzien het waschhuis zou niet gebruikt kunnen worden, enz. En de zaak is vrij eenvoudig. De raad zal te beslissen hebben, of het niet noodig is, dat voor eene dergelijke inrichting ook een reserveketel bestaat. Ik zou dus wel den heer Den Houter in overweging willen geven zijn voorstel in te trekken. De heer Den Houter. Als u mij dispensatie kunt geven van de verplichting, om de gemeentebelangen zoo goed mogelijk te behartigen, dan wil ik daarop gaarne ja zeggen. Er zijn voor mij verschillende duistere punten in de voordracht, waarom ik het 'tbest acht, dat ik eens ga kijken om mij daaromtrent nader te doen informeeren. En ook zou ik gaarne onderzoeken, hoe het elders is geregeld. Maar ik wil nu niet in de mérites van het voorstel zelf treden. Ik heb niet de gelegenheid gehad de zaak te onderzoeken, zooals ik meen te moeten doen; van daar mijne vraag. De Voorzitter. Ik voor mij heb geen ander bezwaar ddn voor zoover ik dat reeds genoemd heb. De Raad zal dan in de volgende week wel in de gelegenheid zijn hierop tebeslisseh, daar ik voornemens ben dan de begrooting aan de orde te stellen. De heer Siegenbeek van Heukelom. M d. V.! ik geloof dat er groot bezwaar is tegen het voorstel om de zaak uit te stellen. Er is werkelijk haast bij elke acht dagen uitstel kan ons voor het leelijke feit plaatsen, dat de geheele economie van »Endegeest" in de war zou worden gestuurd. Het zou daarom zeer te betreuren zijnwanneer dit punt wordt uitgesteld. De Voorzitter. Kan de heer Den Houter de duistere pun ten opgeven? De heer Den Houter. Dat is heel moeilijk, wanneer men zich niet in loco heeft overtuigd. Daar straks is ook een punt behandeld, waarvoor de meesten onzer een reis naar de Kijf- gracht hebben ondernomen. Zoo acht ik het nu ook noodig op Endegeest te gaan kijken. Ik zou werkelijk gaarne wenschen dat daartoe de gelegenheid werd gegeven; drie-en-een-halve dag is niet te lang! De Commissie en het Dag. Bestuur hebben de zaak toch ook langer dan drie en een halven dag onder hunne aandacht gehad, en hebben werkelijk meer gelegenheid zoo iets te onderzoeken dan wij. De heer Hasselbach. Een enkel woord, M. d. V. Ik heb heel veel respect voor het strenge onderzoek van den heer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 4