100
hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat bij
de Commissie van Fabricage tegen het rooien van dien boom
geen bezwaar bestaat. De boom is tocb tengevolge van den
bouw van genoemd perceel aan het kwijnen geraakt en zal
waarschijnlijk nimmer weer gezond worden.
Wij geven U daarom in overweging tot het doen rooien
van den boom van wege de gemeente, maar voor rekening
van adressant te besluiten.
Aan den Gemeenteraad.
Burg en Weth. van Leiden.
Aan Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren!
Deondergeteekende H. DeKeijzer, wonende aan den Stations
weg n°. 35, geeft hierbij met verschuldigden eerbied te kennen
dat hij gaarne wenscht dat de boom staande voor het voornoemde
perceel wordt ontruimd.
't Welk doende,
H. De Keijzer.
Leiden, 9 September 1898.
No. 221.
Leiden, 27 September 1898.
Zooals Uwe Vergadering bekend is was de rector van het
Gymnasium, Dr. H. W. Van der Mey, in den loop van dit
jaar wegens een ernstige ongesteldheid gedurende geruimen tijd
niet in staat zijne werkzaamheden te verlichten. Gedurende
al dien tijd, van 8 Januari tot aan het einde van den afgeloopen
cursus, werd zijne betrekking waargenomen door Dr. P. 11.
Damsté, die zich, zooals U uit het overgelegd schrijven
blijken zal, op zoo uitnemende wijze van zijn taak ge
kweten heeft, dat het Curatoren wensehelijk voorkomt
hem een gratificatie toe te kennen van ƒ660.Aangezien
nu ons College het gevoelen van Curatoren geheel en al deelt,
geven wij Uwe Vergadering in overweging aan Dr. P. II.
Damsté als belooning der door hem bewezen diensten en
erkenning van de uitnemende wijze waarop hij het rectoraat
heeft waargenomen een gratificatie toe te kennen van f 600.
In de tweede plaats stellen wij U voor aan Dr J. J. Vürtheim
die als tijdelijk leeraar van Afd. B der gesplitste 2e klasse
tengevolge van de ongesteldheid van den rector wekelijks
5 uren meer onderwijs heeft gegeven, dan zijne aanstelling
medebracht, in overeenstemming met art. 4 der Verordening
van 25 Maart 1897 eene toelage toe te- kennen berekend
naar f 100.'sjaars voor elk door hem gegeven extra uur,
ten bedrage van f 250.
Door den Inspecteur der gymnasia zal, blijkens zijn bericht
aan het college van Curatoren van 14 September j 1hetgeen
U mede in afschrift wordt overgelegd, tegen eventueel door
Uwe Vergadering in dezen zin te nemen raadsbesluiten geen
bezwaar worden gemaakt.
Onder mededeeling voorts, dat op den post voor Onvoorziene
Uitgaven thans nog f 21158 50 beschikbaar zijn, bieden wij
U den desbetreffenden staat van af- en overschrijving hiernevens
ter vaststelling aan.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
No. 222.
Leiden27 September 1898.
Onder overlegging van nevensgaand verzoekschrift van A B.
Van Grasstekhebben wij de eer Uwe Vergadering mede te
deelen, dat de zoon van adressant in den afgeloopen cursus
wel gedurende geruimen tijd is ziek geweest, maar niettemin
leerling van het Gymnasium is gebleven, en dan ook zonder
op nieuw toelatingsexamen af te leggen, tot de lessen van den
thans aangevangen cursus is toegelaten.
Mitsdien bestaan er met het oog op het Raadsbesluit van
14 October 1886 geen termen om aan adressant de gevraagde
restitutie te verleenenen geven wij Uwe Vergadering dan
ook in overweging afwijzend op het verzoek te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft bij deze uwe vergadering te kennen A. B. Van Grasstek
wonende lleerengracht 2 alhier,
Dat zijn zoon Jean Louis, leerling van het Gymnasium, van
af 5 Mei tot 2 September door ernstige ongesteldheid (Hoofd
operatie) de lessen gedurende genoemden tijd niet heeft kunnen
bijwonen.
Redenwaarom hij adressant uwe vergadering bij deze
verzoekt het door hem betaalde schoolgeld over het laatste
quartaal van het afgeloopen schooljaar terug te mogen ontvangen
't Welk doende enz.,
A. B. Van Grasstek.
Leiden, 10 September 1898.
1
September
1
7.8.45
7
16.4
2
2
7.9.
8
16.2
3
3
7. 9.
7
16.
4
4
7.8.45
8
16.2
5
5
79.—
7
16.4
6
6
7.9.-
8
16.2
7
7
7,-t- 9.
8
16.2
No. 223.
Leiden, 27 September 1898.
Onder overlegging van nevensgaand verzoekschrift van den
heer D. Stigter, arts, geven wij Uwe Vergadering in over
weging den heer D. Stigter, arts, wederom voor den tijd van
3 jaren in zijne betrekking van stads-genees- en heelkundige
te continueeren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden25 8/98.
Aan den Gemeenteraad van Leiden
Geeft D. Stigter, arts, te kennen, dat mitsdien zijne aanstelling
als gemeente-genees en heelkundige met 1 Sept. a s. ten
einde loopt, hij de eer heeft te verzoeken als zoodanig weder
voor drie jaar in dat ambt te worden gecontinueerd.
't Welk doende,
D. Stigter, arts.
No. 224.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
1 tot en met 7 September 1898.
No. 225.
Leiden, 30 September 1898.
In de raadszitting van 28 April j.l. werd naar aanleiding
van verschillende ingekomen adressen op voorstel van den
voorzitter door Uwe Vergadering besloten de behandeling
van het verzoek van den Heer P. J. Van Hoeken om een ge
deelte van de Westzijde der Kijfgracht in eigendom te mogen
bekomen, tot een volgende vergadering uit te stellen, ten
einde ons college in de gelegenheid te stellen de tegen het
verzoek ingediende bezwaren nader te overwegen.
Uit het dientengevolge door ons ingesteld onderzoek is ons
thans gebleken, dat de geopperde bezwaren in der daad van
dien aard zijn, dat wij ons niet gerechtigd achten het gunstige
advies, door ons ter zake uitgebracht (Zie Ingek. Stukken
n°. 90) te handhaven. Mogen ook al verschillende der inge
brachte bezwaren niet van overdrijving zijn vrij te pleiten,
ontkend kan niet worden, dat inzonderheid het bezwaar van
den Heer Marijt alleszins gegrond moet worden geacht. Im
mers deze, die reeds sinds ettelijke jaren van de Westzijde
der Kijfgracht ten behoeve zijner vellenploterij gebruik maakt,
zou bij inwilliging van het verzoek ernstig in zijn bedrijf
worden benadeeld, daar juist die zijde der Kijfgracht gedu
rende het grootste gedeelte van den dag de zon heeft, en de
Heer Marijt deze voor alles voor het drogen zijner vellen be
hoeft. En een poging door ons in het werk gesteld om den
Heer Marijt te bewegen voor het drogen zijner vellen van een
naburig eveneens aan den zonkant gelegen terrein gebruikte
maken kon geen resultaat hebben, daar hij dan van uit zijn
ploterij geen toezicht op de te drogen gehangen vachten
kan uitoefenen. Gold het nu een openbaar belang, dan zou er
zeker alleszins reden bestaan om een ander particulier belang
daarbij achter te stellen, maar er is zeker geen reden om,
ter bevordering van het eene particuliere belang ten koste
van bet andere, in den bestaanden toestand verandering te
brengen. Bovendien, ook aan de bezwaren'van de andere bewo
ners der gracht mag niet alle gewicht worden ontzegd. Min
of meer toch zou door de uitbreiding van het bedrijf van den
fleer van Hoeken het vrije toetreden van licht en lucht voor
de bewoners van de andere zijde der gracht worden belem
merd. En waar wij nu van meening zijn, dat een openbare
weg in het algemeen alleen dan aan den openbaren dienst mag
worden onttrokken, wanneer een ander openbaar belang daar
tegenover staat of althans geene particuliere belangen zich
daartegen verzetten, zooals wij in dit geval oorspronkelijk van
meening waren, kunnen wij geen vrijheid vinden ons gunstig
advies op het verzoek van den Heer Van Hoeken te hand
haven en geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging
daarop afwijzend te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
UUR.
AANTAL.
Gemiddelde Eng. Stand
N°.
DATUM.
kaarsen.