74 DONDERDAG 15 SEPTEMBER 1898. is gedaan. Doch het komt mij ongewenscht vooi om nu in deze Vergadering de stemming te doen plaats hebben. Het onderwerp is te gewichtig, om zonder eenige voorbereiding, zonder dat de afwezige leden wisten, dat een dergelijk voorstel zou worden gedaan, thans dadelijk tot stemming over te gaan. Mij dunkt, van een dergelijk onderwerp moeten de leden van den Raad zooveel tijd vooraf kennis hebben gekregen, als de Gemeentewet voorschrijft. Ik geloof daarom dat de heer Den Houter beter zal doen, wanneer hij een voorstel indient, dat in eene volgende vergadering kan behandeld worden, zoodat alle leden te voren weten, wanneer het aan de orde zal zijn. De heer Dekhuyzen. Ik heb nog een ander praktisch bezwaar tegen de behandeling van het voorstel van den heer Den Houter op dit oogenblik, nl., dat er ook bij dezen bouw, ten minste in financieel opzicht, samenwerking noodig is met Provinciale Staten. En nu meen ik mij te herinneren, dat dezelfde quaestie van maximum arbeidsduur en minimum loon ook in de Pro vinciale Staten eenmaal is ter sprake gekomen en een desbe treffend voorstel is verworpen. Ik geloof dus, dat het beter is ons thans over deZe zaak niet uit te laten, tot tijd en wijle in Provinciale Staten het besluit zal zijn gevallen, omtrent het voor dezen bouw aan te vragen subsidie. De Voorzitter. Ik wil alleen doen opmerken, dat wanneer wij de subsidie krijgen, de provincie daarom niet te zamen met Leiden bouwt. De gemeente Leiden alleen bouwt het gesticht. Alleen zullen Gedeputeerde Staten invloed kunnen uitoefenen op het opmaken van de bestekken, omdat de plannen door dat college zullen moeten worden goedgekeurd. Is die goedkeuring eenmaal verkregen, dan zorgt de gemeente Leiden voor de uitvoering. De heer Fockema Anbreac. Van den aanvang af dat de quaestie van minimumloon in dezen Raad is behandeld, heb ik mij als een voorstander daarvan doen kennen Juist daarom en omdat ik het voorstel van den heer Den Houter succes toewenschzoude ik hem wel in overweging geven, een uit-' gewerkt voorstel bij den Raad in te dienen. De gegevens daarvoor zijn gemakkelijk te vinden in de vroegere voorstellen van het Dag. Best. Haast is er met de zaak ook niet, want er moet nog veel voorafgaan voordat de bestekken kunnen worden opgemaakt. Het komt mij voor, dat al wil men de zaak, het toch niet onverschillig is, welke bepalingen omtrent minimum loon in de bestekken zullen worden opgenomen. Wat zal bijv. het minimum loon zijn? Bij vorige gelegenheden is er ook door voorstanders van zulk een minimum loon op gewezendat er in deze geen overdreven eischen mochten worden gesteld. Van de beantwoording der vraag: welk zal het minimum loon zijnhangt voor een groot deel de stemming af over de vraag, of men zulk een minimum loon zal opleggen. Dat geldt ook van den arbeidsduur. Mij dunkt, dat de heer Den Houter met zijn voorstel de beste kans heeft, wanneer hij eenigermate nauwkeurig ge formuleerd aan den Raad voorlegt, wat hij in de bestekken wil doen opnemen. Dan wordt de quaestie zuiver gesteld, en hoe zuiverder de vraag beslist wordt, hoe beter. De heer Den Houter. M. d. V.l Allerminst is het er mij om te doen, om mijn voorstel thans dadelijk te doen behandelen; ik laat dit geheel aan Burg. en Weth. over. Den raad, mij door den heer Fockema Andreai gegeven, kan ik echter niet opvol gen, want dan zou ik tegen mijn eigen voorstel handelen. Dat voorstel luidt: de Raad noodigt Burg. en Weth. uit be palingen in de bestekken te doen opnemen. Ga ik nu het werk uit handen nemen van Burg. en Weth.die alle gegevens daarvoor bezitten, dan kan dit niet bevorderlijk zijn aan het welslagen van de zaak. Het is veel beter de uitwerking over te laten aan Burg. en Weth. Op mijn weg ligt het alleen om namens den Raad Burg. en Weth. daartoe uit te noodigen. De heer Drucker. Telkens wanneer deze zaak hier ter sprake komt, wordt het voorgesteld, alsof het iets buitengewoon ge wichtigs geldt. Dat ligt, dunkt mij, niet zoozeer in den aard van de zaak, als wel hieraan, dat deze aangelegenheid om allerlei redenen steeds zoo de aandacht heeft getrokken. Wel licht is aan die bijzondere belangstelling ook niet vreemd het feit, dat wanneer n en naleest de discussiën in verschillende Regeeringslichamen over deze quaestie gevoerd, en de ver schillende motiën nagaat in kiesvereenigingen, bonden enz. aangenomen, men in sommige kringen en bij sommige per sonen eene merkwaardige verandering van gedachten ontmoet tusschen het eene jaar en het andere. Het schijnt mij daarom zeer wenschelijk, dat deze zaak worde behandeld in eene vol tallige vergadering van den Raad, of in eene vergadering, waarin ten minste ieder in de gelegenheid is geweest tegen woordig te zijn. Aan den eenen kant zullen velen er belang in stellen te weten, hoe op dit oogenblik de leden van den Raad over de zaak denken, en anderzijds zijri er wellicht leden, die er prijs op stellen te zeggen, hoe zij nu over deze quaestie oordeelen. Het verheugt mij dus, dat de heer Den Houter bereid is de stemming over zijn voorstel eerst in eene volgende vergadering te doen plaats hebben. Iets zou ik hem echter nog willen in overweging geven, nl. om in zijn voorstel duidelijk te doen uitkomen, of de Raad zal uitmaken welke bepalingen in dit bestek zullen worden opgenomenof dat Burg. en Weth. dit bij deze gelegenheid zullen hebben te beslissen. Dat is een kardinaal punt; daaromtrent mag geen twijfel bestaan. Zooals de motie nu luidt, zullen Burg. en Weth. voor ditmaal zelf beslissen, welke bepalingen zullen worden opgenomen; door andere sprekers is het echter min of meer voorgesteldalsof de Raad daarover te beslissen zoude hebben. Ik zou den heer Den Houter wel willen verzoeken dit punt in zijn voorstel, dat wij gedrukt zullen ontvangen, zeer beslist uit te maken. De heer P. J. Van Hoeken. Ik ben een principieel tegen stander vau den maatregel, maar toch acht ik het ook wenschelijk dat het voorstel in eene volgende vergadering worde behan deld. Dan kunnen wij uit het voorstel zienwat de heer Den Houter wil, of hij bijv. een arbeidsduur van 8 of van 10 uur wenscht, want dat alles zal invloed uitoefenen op de stemming. De Voorzitter. Ieder moet natuurlijk weten, wat hij wenscht voor te stellen. Het beste is nu af te wachten, hoe het voorstel of de motie van den heer Den Houter er zal uitzien. De Ver gadering, om eene beslissing te nemen zal dan belegd worden op een tijd, daarvoor door Burg. en Weth. het best geschikt geacht. Kan de heer Den Houter zich daarmede vereenigen. De heer Den Houter. Heel goed, M. d. V.! De heer P. J. Van Hoeken. M. d. V. Ik wenschte nog wel te wetenof in de bestekken zal bepaald worden, dat de werk lieden moeten verzekerd worden tegen ongelukken. De Voorzitter. Dit zal krachtens de verordening geschieden. Het kan nog de vraag zijn, of het risico, door de gemeente te loopen, niet herverzekerd zal worden, zooals gedaan zal worden bij de herstelling van den toren. Bij den bouw van het gesticht Endegeest is herverzekering evenwel niet noodig geacht, omdat aan zulk een bouw niet veel gevaar verbonden is. Dit punt kan evenwel nog nader worden overwogen. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering gesloten. Te Leidenter Boekdrukkerij van J." J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 4