DONDERDAG 15
SEPTEMBER 1898.
73
Wanneer er thans voor deze gemeente geen andere plannen
aan de orde waren, dan zou het natuurlijk van zelf spreken,
dat de Directeur der Gemeentewerken met dezen bouw werd
belast, maar juist met het oog op de vele andere gewichtige
werkzaamheden zien B. en W. in, dat het onmogelijk is,
om hem ook nog met dezen bouw te belasten. Daardoor zou
ten slotte ook de gemeente financieel benadeeld wordenwant
voor een goed beheer moet het oog van den meester over
allerlei kleinigheden gaanwat stellig niet zou kunnen ge
schieden, wanneer hij met dit werk werd belast.
De heer A. J. Van Hoeken. M. d. V.! Ik heb ook nog ge
zegd dat het plan van den Geneesheer-Directeur mij meer
toelacht dan het plan van de Commissie van Beheer. Wan
neer nu de tweede conclusie van het voorstel van B. en W.
ongewijzigd wordt aangenomen, is dan daarmede tevens be
slist, dat het plan van de Commissie van Beheer zal worden
gevolgd
De Voorzitter. Ik geloof niet dat de quaestie, waar de ge
bouwen definitief zullen worden geplaatst, hier in deze Ver
gadering moet worden beslist; dat is eene quaestie van uit
voering, meer behoorende bij punt 1 van ons voorstel.
Er schijnen groote bezwaren te bestaan tegen het uitvoeren
van het plan van den Geneesheer-Directeur, omdat dan het
paviljoen zal gebouwd moeten worden over een sloot, die men
dus zal moeten dempen of overwelven. Daardoor echter ontstaat
er later altijd gevaar voor verzakking van het gebouw op de
eene of andere plaats. Dat is de eenige redenwaarom de
Commissie van beheer van oordeel is, dat aan den overkant
van de sloot moet gebouwd worden Ook dan nog is het pavil
joen 50 meter van den straatweg verwijderd, terwijl het zieken
en observatie paviljoen, meen ik, op een afstand van 15 meter
van den anderen weg is gelegen.
Den heer P. J. Van Hoeken. M. d. V.Ik heb met sommige
leden van den Raad plaatselijk den toestand opgenomen, en
het komt mij voor, dat er wel iets te zeggen valt voor het
plan van den Geneesheer- Directeur. Het paviljoen komt dan
niet zoo dicht bij den straatweg als wanneer gevolgd wordt
het plan van de Commissie van Beheer, wat toch in elk ge
val wenschelijk is, ook voor de patiënten zelf. Naar mijne
meening liggen zelfs de bestaande gebouwen van Endegeest te
dicht bij den straatweg. Daaraan valt nu echter niets meer
te veranderen, maar laten wij ten minste niet ten tweede
male in die fout vervallen. Het zal wellicht wat meer kosten
maar dat mag, mijns inziens, hier niet den doorslag geven.
De Voorzitter. Wanneer die sloot er niet was, dan zou de
Commissie van Beheer zich stellig wel met het plan van den
Geneesheer-Directeur vereenigd hebben. Deze, als niet technicus,
heeft dat bezwaar van de sloot niet zoo groot geacht.
De heer Van Dissel. M. d. V.! Ik voornamelijk ben het, die er
op aangedrongen heb, om niet te bouwen boven de sloot. Tien
tegen één dat wanneer men dit doet, binnen twee jaar het
gebouw van boven tot beneden een paar scheuren zal ver-
toonen, en al is het gebouw daarom nog niet onbruikbaar,
men heeft die scheuren toch liever niet. Wanneer men nu van
te voren weet, dat men die kans loopt, dan doet men toch
beter niet boven de sloot te bouwen. En daartegen is, tenzij
door beheiing van het geheele gebouw, niets te doendie
scheuren zullen er dan komen.
Wat de afstand van 50 meter van den straatweg betreft,
moet men niet vergeten dat het terrein tusschen het gebouw
en den weg met plantsoen kan worden bepoot, en dan moeten
de voorbijgangers al zeer fijn van gehoor zijn, om op den
straatweg nog iets van de patiënten te hooren. althans om
daarvan hinder te hebben.
Waarom zullen wij dus een plan volgen, met groote kans
een nieuw gebouw al van den aanvang af slecht te maken.
Ik zou dit een groote dwaasheid vinden.
De heer A. J. Van Hoeken. M. d. V. 1 Ik hen wel geen
technicus, zooals de heer Van Dissel, maai- diens bezwaar
zou, dunkt mij, wel te ondervangen zijn, wanneer het
gebouw goed werd onderheid. De kosten zouden daardoor
wat hooger worden, maar dit weegt bij mij niet zoozeer
als de wenschelijkheidom het gebouw wat verder van
den straatweg te plaatsen. De heer Van Dissel zegt, dat
men scherp van gehoor moet zijn om op 50 meter iets van
de patiënten te hoorenmaar het is niet onbekend, dat
men soms zelfs middeu in het dorp Oegstgeest de patiën
ten kan hooren. Wanneer het publiek den straatweg langs
het nieuwe gesticht passeert, zullen wij spoedig hooren kla
gen, dat het genot van de wandeling bedorven wordt door
het geschreeuw van sommige patiënten.
De Voorzitter. Wanneer men midden in Oegstgeest het
geschreeuw der patiënten kan hooren, dan zal het er ook niet
veel aan af- of toedoen, als het nieuwe gesticht 10 meter
dichter bij den straatweg wordt geplaatst.
En wat het heien betreft, mij is medegedeeld, dat niet zou
kunnen worden volstaan met alleen dat gedeelte van het gebouw,
dat boven de sloot komt te staante onderheienmaar dat
men het geheele gebouw dan zou moeten onderheien; anders
zou het gedeelte, dat niet onderheid was, spoedig verzakken
en scheuren vertoonen. En het is geen gering verschil in kosten,
of men twee groote gebouwen al dan niet moet onderheien.
De heer P. J. Van Hoeken. Ik ben het geheel met U eens,
dat wanneer het plan van den Geneesheer-Directeur gevolgd
wordt, het geheele gebouw zal moeten worden onderheid,
maar op een totaal van 200000.— maakt een "10000.of
15000.niet zooveel uit, wanneer men daarvoor zulk een
groot voordeel krijgt.
De Voorzitter De Commissie van Beheer zal zeker, naar,
aanleiding van deze discussie, dit punt nog eens ernstig over
wegen. Maar waar in de Commissie een deskundige als de heer
Van Dissel zit, zullen de heeren mij wel ten goede houden,
wanneer ik veel aan zijn advies hecht. Hoeveel het heien zal
kosten weet ik niet; gering zal hek bedrag zeker niet zijn,
stellig wel een f 15000.
De heer IIasselbach. Het geheel onderheien van een dubbel
paviljoen zal minstens een 15000.kosten. Het bezwaar van
den afstand van den straatweg acht ik ook niet zoo groot,
vooral nietomdat er tusschen het paviljoen en den weg toch
nog plantsoen komt.
Punt 2 van het voorstel van Burg. en Wetli., op verzoek
van den heer A. J. Van Hoeken in stemming gebracht, wordt
goedgekeurd met 21 stemmen tegen 1 stem, die van den heer
A. J. Van Hoeken.
De derde conclusie van het voorstel:
»ons te machtigen te dezer zake in overleg te treden met
het College van Gedeputeerde Staten dezer Provincie en zoo
noodig namens den Gemeenteraad een adres te richten tot
de Provinciale Staten van Zuid-Holland ter bekoming van
subsidie,"
wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De Voorzitter. Nu komt aan de orde punt 4, door den heer
Den I-louter voor te stellen, om nl. bij dezen bouw in de be
stekken op Ie nemen bepalingen omtrent maximum arbeidsduur
en minimum loon. Ik behoef wel niet te zeggendat tegen het
opnemen van dergelijke bepalingen bij Burg. en Weth. aller
minst bezwaar bestaatwant het geldt hier een maatregel
reeds jaren door ons gewenscht. De Raad heeft echter twee
maal een voorstel van Burg. en Wetth. in dien geest ver
worpen, en een dergelijk voorstel kan dus nu niet uitgaan
van Burg. en Weth.; dit zou, althans voorloopig, eenigszins
onbescheiden zijn.
PraKtischer evenwel zou het mij voorkomen, wanneer het
voorstel van den heer Den Hou ter werd behandeld in eene
volgende vergadering, omdat men zou kunnen beweren, dat
de Raad door dit voorstel is verrast. Natuurlijk heb ik er
niets tegen om het voorstel dadelijk te behandelen, de meening
van Burg. en Weth. is bekend. Ten overvloede wil ik er nog
dit bijvoegen. Bij den bouw van het gesticht Endegeest is mij
gebleken, dat verschillende Eeidsche werklieden aan dien bouw
geen deel hebben genomenomdat de aannemers, tegen lager
loonuit andere provinciën werklieden hadden medegebracht.
De heer Den IIouter. M. d. V.Het zij mij vergund mijn
voorstel eerst mede te deelen. Het luidt als volgt: »De Raad
noodigt Burg. en Weth. uit in de bestekken voor den bijbouw
van het gesticht Endegeest, bepalingen op te nemen omtrent
maximum arbeidsduur en minimum loon." Hierdoor wordt het
bezwaar, dat een dergelijk voorstel niet kan uitgaan van Burg.
en Weth ondervangen.
Ik doe dit voorstel allerminst uit gebrek aan deferentie jegens
de Raadsbesluiten van Mei 1895 en Maart 4898. Ik heb de
toen gehouden discussiën gelezenwaaruit blijkt, dat de Raad
in Mei 1895 met 3 stemmen, en in Maart 1898 met 1 stem
meerderheid verworpen heeft het voorstel, om in principe een
dergelijken maatregel te nemen. Het komt mij echter voor,
dat wellicht onder de teg. Lstemmers van 1895 en onder de
voorstemmers in 1898 voor de motie-De Goejesommigen wel
in principe voorstanders zijn van den bedoelden maatregel,
maar tegen hebben gestemd uit vrees voor allerlei moeielijk-
hedenwanneer die maatregel bij alle bestekken werd toegepast.
Die leden wensch ik thans in de gelegenheid te stellen, in
deze eene proef te nemenwant door deze proefneming prae-
judicieeren wij niets voor de toekomst. Wij noodigen Burg.
en Weth. alleen uit, voor dit eene speciale geval de proef te
nemen. Die in principe tegenstanders van den maatregel zijn,
zullen natuurlijk ook nu tegenstemmen, anderen zullen wel
licht met deze onschadelijke proefneming kunnen medegaan
in het belang van patroon en werkman beiden.
De heer Juta. Ik zal wel niet behoeven te zeggen, dat ik
het voorstel van den heer Den Houter zal steunen, waar door
Burg. en Weth. zelf tot tweemaal toe een dergelijk voorstel