GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 85 I^GEKOMEX STUKKEN. N°. 188. Leiden, den 8 Augustus 1898. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat zij geene bedenkingen heeft tegen het voorstel van Burg. en Weth. van den 30sten Juli j.l. (Ing. stukken n°. 176) tot beschikbaarstelling van 100.voor de herstelling van het torentje van het Waalsche kerkgebouw, zoodat zij U voorstelt den overgelegden staat van af- en over schrijving vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. N°. 189. Leiden, den 9 Augustus 1898. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat zij geene bedenkingen heeft tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van den 3den Au gustus jl. (Ing. Stukken n°. 185) tot toevoeging aan de begroo ting voor den dienst 1898 van eenige posten, waarop betalingen in dat jaar moeten plaats hebben en waarin bij die begrooting nog niet is voorzien. Zij stelt U derhalve voor tot de vaststelling van den over gelegden suppletoiren staat van begrooting en den staat Model A, strekkende ingevolge de voorschriften tot directe betaling van een bedrag van 138.uit den post voor Onvoorziene Uit gaven der begrooting voor 1898, over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 190. Leiden, 7 Augustus 1898. Wij hebben de eer Uwe Vergadering hiernevens een aan ons College gericht adres over te leggen van de Wed. J. Brag- gaar, geboren A. Heine, houdende het verzoek om haar 3 maanden tractement te doen uitbetalen, in plaats van 3 maanden pensioen, waarop zij tengevolge van het overlijden van haren op 9 Juli j.l. gepensionneerden en 19 Juli daaraanvolgende over leden echtgenoot kan aanspraak maken. Aangezien nu ons College niet bevoegd is op dit verzoek te beschikken, maar van oordeel is, dat er met het oog op den zeer korten tijd, welke tusschen de pensionneering en het over lijden van den agent Braggaar verloopen iswel termen be staan om het verzoek in te willigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging te besluiten, dat aan de Wed. J. Braggaar, geb. Heine, in plaats van 3 maanden pensioen ad ƒ67.495, 3 maanden loon ad ƒ143.75 zal worden uitgekeerd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 6 Augustus 1898. EdelAchtbare Heeren! Geeft met vèrschuldigden eerbied te kennen Anna Heine, weduwe van den met ingang van 9 Juli 1.1. wegens langdurige ziekte gepensionneerden agent van politie 3e klasse Johannes Braggaar, die reeds den 19 Juli d. a. v. is overleden, waardoor zij in kommervolle omstandigheden is achtergebleven, en alzoo in de voor haar ongunstige bepalingen is gevallen, van in plaats 3 maanden tractement, slechts 3 maanden pensioen te zullen genieten, waarom zij UEd. Achtb. College eerbiedig verzoekt, haar alsnog in de voor haar gunstiger bepalingen te willen doen deelen, en in plaats van 3 maanden pensioen 3 maanden tractement te willen schenken, daar toch, wanneer de pensioneering van haar overleden echtgenoot slechts enkele dagen was uitgesteld, zij in dat gunstige geval zoude verkeerd hebben. Hoogachtend, UEdelAchtb. Dienstw. Dienaresse A. Heine, Wed. J. Braggaar. Aan de EdelAchtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 191. Leiden, 9 Augustus 1898. Aan den Raad der gemeente Leiden. De Commissie van Financiën heeft de rekening van ont vangsten en uitgaven der gemeente over het dienstjaar 1897 met de daarbij overgelegde bescheiden vergeleken, onderzocht en in goede orde bevonden. Bij dat onderzoek zijn enkele opmerkingen en vragen ge rezen, te weten: 1° onder bijlage n°. 1231 der rekening wordt verantwoord eene som van ƒ2472.45 wegens levering van duinwater en meterhuur. Blijkens een zeer nauwkeurige opgaaf, aan het mandaat gehecht, omvat dit bedrag zoowel het duinwater aan alle gemeentescholen van lager, middelbaar of hooger onder wijs, als aan allerlei andere gemeente-gebouwen of lokalen verstrekt. In verband met een reeds vroeger in sectieverga deringen geuitten wensch, rees de opmerking dat de kosten van waterleverantie aan de scholen beter op hunne plaats waren onder de afdeeling der rekening, die de kosten van het onder wijs omvat. Daar de opgaaf de gebruikte hoeveelheid water in elke school afzonderlijk vermeldt, was het opmaken van een splitsing-staat zeer gemakkelijk geweest. 2° onder bijlage n°. 1058 der rekening wordt verantwoord een bedrag van ƒ2268.41 wegens herstel van de Rijnstraat- brug. Uit de nota, toegevoegd aan het mandaat, schijnt de gevolgtrekking gemaakt te mogen worden, dat dit werk niet uitbesteed is geworden. Het komt der Commissie echter voor, dat een werk van dergelijken omvang en hoedanigheid zeer goed voor publieke aanbesteding vatbaar was geweest, en dan allicht voor geringer bedrag verricht had kunnen zijn. 3° onder de bijlagen der rekening n°. 922928 komen uit gaven voor tot een gezamenlijk bedrag van ƒ813.60 aan de gebroeders Van Ulden, pachters van het ophalen der vuilnis enz., betaald voor extra-straatvegers. Hoezeer aangenomen moet worden, dat het leveren dier straatvegers niet tot de verplichtingen van de pachters krachtens het loopend contract behoorde, rees toch de opmerking dat eenige nadere toelichting wenschelijk ware geweest, waaruit blijken kon dat meer dan de verplichte hoeveelheid arbeiders geleverd was en welke de reden daarvoor was. 4° onder de ontvangsten werd nihil ontvangen wegens op brengst van grasgewas van de stadswallenbolwerken, binnen vesten, buitensingels en wegen, omdat, zooals bijlage n°. 118 vermeldtdit grasgewas niet verpacht is geweest. Aangezien op de begrooting daarvoor 59.geraamd was, rees de vraag, welke de reden was dat dit grasgewas niet verpacht werd. Aangezien deze opmerkingen en vragen geenszins in den weg staan aan de goedkeuring der rekening, die overigens geheel in orde is, stelt de Commissie voor: a. om de rekening vast te stellen: in ontvang op1251,603.53s in uitgaaf op1,315,845.17 sluitende alzoo met een nadeelig saldo van 64.241.635 b. Burgemeester en Wethouders dank te betuigen voor het in 1897 gevoerd beheer. De Commissie van Financiën. N°. 192. Leiden, 11 Augustus 1898. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering over te leggen een verzoek van het Uitvoerend Comité voor de Inhuldigings feesten alhier, om kosteloos gebruik te mogen maken van het op de Stads-timmerwerf aanwezige hout ten behoeve der feest viering. Hoewel inwilliging van dergelijke verzoeken ons in het algemeen niet raadzaam schijnt, komt het ons toch voor, met het oog op het zeer exceptioneele karakter der feestviering, en de gronden door het Comité voor haar verzoek aangevoerd, dat er in deze wel termen voor het nemen eener gunstige beschikking aanwezig zijn. Indien toch de feestcommissie ge noodzaakt zou zijn het benoodigde hout aan te koopen, zou zij dit na gebruik, hoewel het daardoor uit den aard der zaak slechts weinig zal lijden, alleen met een zeer groot ver lies weder van de hand kunnen doen. Van den anderen kant moeten echter ook de belangen der gemeente behoorlijk worden gewaarborgd, en aangezien ons nu bij onderzoek bleek, dat de schade, door een gebruik, als hierbedoeld, toegebracht, mag worden geacht 25% van de waarde van het hout te bedragen, komt het ons voor, dat aan de Commissie 25% van de waarde van het hout zal moeten worden in rekening gebracht, onver minderd hare verplichting tot ruimere schadevergoeding, indien het afgestane hout ten deele onbruikbaar mocht worden of verloren gaan. Voorts ligt het in den aard der zaak, dat niet al het aanwezige hout zal kunuen worden afgestaanmaar alleen dat, waarover zonder schade voor den dienst zal kunnen worden beschikt, ter beoordeeling van den Directeur der Gemeentewerken. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging het op de Stadstimmerwerf aanwezige hout, voor zooverre dit naar het oordeel van den Directeur der Gemeentewerken beschik baar is, aan het Uitvoerend Comité voor de Inhuldigingsfeesten ten gebruike af te staan, onder voorwaarde, dat 25% van de waarde van het hout aan de gemeente wordt vergoed en vóór het gebruik in de gemeentekas wordt gestort, en onver minderd de verplichting van het Comité tot ruimere schade vergoeding, wanneer het in bruikleen gegeven hout geheel of ten deele onbruikbaar mocht worden of verloren gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het Uitvoe rend Comité voor de aanstaande Inhuldigingsfeesten hier ter stede;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 1