GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 59 ikg i:kiin i'.sin» K e No. 136. Leiden, 10 Juni 1898. Naar aanleiding van het hierbij overgelegd adres van J. F. Wafelbakker en A. Mol hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat ons na ingesteld onderzoek is gebleken, dat de beide door den heer Mol voorgedragen borgen alleszins soliede zijn. En hoewel wij het nu in het algemeen voor de gemeente niet wenschelijk achten in den loop van den pacht tijd van huurder te veranderen, zoo komt het ons toch voor, dat er in dit geval wel termen bestaan om gunstig op het verzoek van den heer Wafelbakker te beschikken, nu deze de gemeente metterwoon wenscht te verlaten, na steeds voor haar een uitnemend pachter te zijn geweest. Voorts stellen wij u voor gebruik te maken van zijn aan bod, om mede borg te blijven, ten einde de belangen der ge meente zooveel mogelijk te behartigen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging den heer Mol in plaats van den heer Wafelbakker als pachter van het voor koffiehuis bestemde gedeelte van den Burg aan te nemen, onder voorwaarde, dat de heer Wafelbakker mede voor het geheel borg blijft, naast de beide andere door den heer Mol te stellen borgen, en den heer Wafelbakker van zijne verplichtingen als pachter te ontslaan, zoodra het con tract met den heer Mol door dezen en zijne borgen zal zijn geteekend. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de WelEdelAchtbare Heeren, Leden van den Raad der gemeente Leiden Geven met verschuldigden eerbied te kennende onderge- teekenden, Jan Foeke Wafelbakker, koffiehuishouder te Leiden, en Anton Mol, zonder beroep, te Hedel de eerstondergeteekendedat hem bij Besluit van Uwen Raad van 17 Februari j 1. wederom voor den tijd van vijf jaren, ingaande '1 Mei 1898, tegen een huurprijs van f 1750.— per jaar werd verhuurd het voor koffiehuis bestemde gedeelte van den Burg c. a. dat hij echter het voornemen heeft opgevat de gemeente Leiden met der woon te verlaten en daarom het nog resteerende gedeelte van den huur gaarne, met ingang van 1 Augustus e. k.zoude overdragen aan den tweeden ondergeteekende dat hij bereid is, indien uw college dit mocht verlangen, naast de beide andere horgen, welke de nieuwe pachter krachtens het contract verplicht is te stellen, hoofdelijk voor het geheel voor diens verplichtingen borg te blijven; de tweede ondergeteekende, dat hij gaarne het nog resteerende gedeelte van den huur van het voor koffiehuis bestemde ge deelte van den Burg van den eerstondergeteekende zou over nemen redenen, waarom adressanten Uwen Raad eerbiedig ver zoeken met ingang van 1 Augustus a. s. den eerstondergeteekende van zijn verplichtingen te ontslaan en den tweeden onderge teekende als huurder van het voor koffiehuis bestemde gedeelte van den Burg voor den nog loopenden tijd van het huurcontract aan te nemen. 'tWelk doende, J. F. Wafelbakker. Leiden2 Juni 1898. A. Mol. No. 137. Leiden, 11 Juni 1898. Bij vaststelling van den door het Bestuur der Stedelijke Werkinrichting ingedienden suppletoiren staat van begrooting ad f 4000.—waartegen bij ons college evenmin als bij de Commissie van Financiën bedenkingen bestaanzal het noodig zijn ook den post Volgnummer 146 der Gemeente-begrooting voor 1898, vSubsidiën aan Werkhuizen en dergelijke inrich tingen tot het voorkomen van armoedemet een even groote som te verhoogen. Deze gelden zullen moeten worden ge vonden uit den post «Onvoorziene Uitgaven", waarop thans nog f 32 329.— beschikbaar is. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging den hierbijgaanden staat van af- en overschrijving op de begrooting dienst 1898, wel te willen vast stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 138. Leiden, 14 Juni 1898. Aangezien ten gevolge van de benoeming van het onderwij zend personeel aan de nieuwe school aan den Maresingel aan verschillende andere scholen vacaturen zullen ontstaanen het ons wenschelijk voorkomt, dat bij het openen der nieuwe school op 1 Juli a.s. ook weder die vacatures zoo mogelijk vervuld zijn, ten einde den geregelden gang van het onderwijs zoo min mogelijk te verstoren, hebben wij gemeend bij Uwe Vergadering reeds thans de noodige voordrachten te moeten indienen, voor het geval de door ons College aan de nieuwe school voorgedragen onderwijzers door haar mochten worden benoemd. Die voordrachtenopgemaakt in overleg met den arrondisse- rnents-schoolopziener, na ingewonnen bericht van de hoofden der betrokken scholen, luiden als volgt: School 4e klasse, n°. 1. A. 2e, onderwijzers. a. (vacature Rank). 1°. J. Christiaanse. 2°. P. Lem. 3°. P. Van der Hoeven. b. (vacature Dirks). 1°. P. Lem. 2°. J. Christiaanse. 3°. P. Van der Hoeven. B. 3e onderwijzer. (vacature Hofsteenge). 1°. T. Van Kan. 2° W. F. Maartense. 3°. J. Zuurdeeg. C. 2e onderwijzeres in de handwerken. (vacature Van der Harst). 1°. Mej. F. C. Kühlman. 2°. P. J- Klikee. 3°. P. Fles. D. 3e onderwijzer of onderwijzeres. (vacature Christiaanse). 1°. Mej. J. H. Ten Holten. 20. E. J. C. Bos. 3°. J. Zuurdeeg. E. 3e onderwijzeres in de handwerken. (vacature F. C. Kühlman). 1°. Mej. P. Fles. 2°. M. G. A. Van Sermondt. 3°. J. Van Linden. F. 4e onderwijzeres in de handwerken. (vacature Fles). 1°. Mej. S. E. Van der Wiel. 2°. A E. Driessens. 3°. D. J. Nuesink. School 3e Klasse, n°. 2. 3e onderwijzers of onderwijzeressen. a. (vacature Bomli). 1°. W. F. Maartense. 2°. J. Francken. 3°. P. Segaar. b. (vacature Lem). 1°. Mej. E. J. G. Bos. 2°. P. Segaar. 3°. J. Zuurdeeg. School 3e Klasse, n°. 3. A. 3e onderwijzer of onderwijzeres. (vacature Van der Lelie). 1°. Mej. J. C. M. Dijkman. 2°. A. Ten Holte. 3°. H. Blankenberg. B. 3e onderwijzeres in de handwerken. (vacature H. Til lem a). 1°. Mej. M. Ritman. 2°. J. H. Van Linden. 3°. H. Landzaat. C. 4e onderwijzeres in de handwerken. (vacature Ritman). 1°. Mej. D. J. Nuesink. 2°. W. Pen. 3°. A. E. Driessens. Wij verzoeken u alsnu, voor zooveel noodig, tot deze be noemingen te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 1