48 DONDERDAG 26 MEI 1898. hunne waren te verkoopen een kraam, een tent of zoo iets noodig hebben, een voorsprong hebben boven degenen, die niets noodig hebben. Voor het opslaan van die tentjes is een zekere tijd noodig; deze verkoopers mogen dus vroeger ter markt verschijnen; zij mogen echter evenals de anderen hunne waren niet ten verkoop leggen voor de markt begint. Allen worden dus gelijk behandeld. Overigens hangt de zaak hiervan af, of dat begin der markt vroeg genoeg wordt gesteld. Indien wij art. 3 gingen veranderen, dan vrees ik, dat we het goede verband van art. 2 met art. 3 verliezen zouden. De heer Pera. M. d. V., bestaan er bepalingen, wanneer de markten beginnen en wanneer zij eindigen? De Voorzitter. Het aanvangen en het eindigen der markten is bij verordening geregeld. De heer Van Hamel. Als ingelascht werd een half uur vóór of na markttijd? Dan is er altijd toch nog een grens. Anders zou men, de bepaling a la lettre genomen, nooit anders dan met klokslag kunnen beginnen of zich moeten verwijderen. De heer Fockema Andrew. Ik wil den heer Van Hamel daarop even antwoorden, dat wanneer men toestaat het etaleeren te beginnen vóói markttijd, men dan ook het verkoopen toe staat. Want wanneer iemand zijne kraam half heeft uitgestald, en er komt een kooper, dan is het toch te veel gevergd dat hij zeggen zou: ik mag niet verkoopen, ge moet wachten tot de klok geslagen heeft. De eenige praktische weg is dus de markt vroeg genoeg te laten beginnen; en dan ook het eta leeren en verkoopen tegelijk toe te staananders vraagt men van den verkooper het onmogelijke. De heer Stadhouder. De markttijd wordt immers aange- gegeven door het luiden van de bel, dus is dat eene oplossing. Wanneer de bel luidt, begint de markt. De Voorzitter. Niet alle markten. De heer Stadhouder. De verschillende markten hebben ver schillende bellen. Wanneer de bel wordt geluid, vangt de markttijd aan. Zonder hoofdelijke stemming wordt art. 3 goedgekeurd. Artt. 415 worden achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 16, luidende: Het is verboden boter ten verkoop op de markt te brengen in vaatwerkdat niet overeenkomstig de bepalingen dezer afdeeling is geijkt, en, zoo noodig, herijkt. De heer Van Hamel. Heeft dat alleen betrekking op de natuurboter of ook op de surrogaten? De Voorzitter. Art. 29 zegt: Het is verboden kunstboter of andere op natuurboter gelijkende vetwaren ter markt aan ie voeren of aldaar ten verkoop uit te stallen; hiermede is dus uwe vraag beantwoord. Art. 16 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 17, luidende: De keuring en her keuring, de ijle en herijk geschieden door den gemeentelijken ijker in het Waaggebouw op den eersten werkdag van het jaar en verder: gedurende de maanden Januari, FebruariNovember en December: op Woensdag van des voormiddags 8 tot des na middags 1 uur; gedurende de maanden Maart, Augustus, September en Oc tober: op Woensdag des voormiddags van 8 tol 12 uur en des namiddags van 2 tot 5 uur; gedurende de maanden April, Mei, Juni en Juli op Woens dag des voormiddags van 8 tot '12 uur en op Donderdag des voormiddags van 8 tot 12 en des namiddags van 2 tot 5 uur. De Voorzitter. Dit art. is niet geheel volledig. Aan de woor den in de le alinea: »op den eersten werkdag van het jaar" moet worden gevoegd: Of vmnneer dit een Vrijdag mocht zijn, op den tweeden werkdag van het jaar, ten einde het samenvallen met de kaasmarkt te voorkomen. De leden zullen zeker wel goed vinden de redactie aan B. en W. over te lateti. Dienovereenkomstig wordt besloten en art. 17, aldus aange vuld, zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Artt. 1821 worden zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 22, luidende Het vaatwerk moet blijkbaar met zorg vervaardigd en behoor lijk dichtgekuiptde duigen en bodems moeten uitgekookt en van binnen gladgeschaafd zijn. De duigen mogen, in den buik gemeten, niet breeder zijn dan: van het '/8 vat 105 mM. '|16 90 Zij moeten aan de bovenzijde schuin naar binnen afgestoken zijn-, latende een platten rand:' voor de '/s vaten van 79 mM. 5-7 De bodems der '/s vaten moeten bestaan uit twee of drie, die der '/,6 vaten uit twee stukken en zoodanig in de kroos zijn gewerkt, dat de binnenoppervlakte nagenoeg glad is. De 'ls vaten moeten voorzien zijn van 12 hoepels, 3 aan 3 bij elkander gelegd, de '/16 vaten van 9 hoepels, waarvan 3 aan de onderzijde en de overige 2 aan 2. De hoepels moeten een aan het soort van het fust evenredige dikte bezitten en geschild zijn, met uitzondering van de twee onderste, die onge schild moeten blijven. Overigens moeten de vaten in alle opzichten zijn vervaar digd, overeenkomstig de modellen, bij den ijker aanwezig. Aan den ijker wordt het recht toegekend zich in de kuiperijen te overtuigen, dat aldaar behoorlijke gelegenheid bestaat tot uitkoking van duigen en bodems. Het is verboden den ijker in de uitoefening van deze taak te bemoeilijken. De heer Pera. M. d. V., met betrekking tot het adres, dat daar straks is voorgelezen, zou ik eene enkele opmerking willen maken naar aanleiding van een bezoek van een dier heeren bij mij aan huis. Men maakt er groot bezwaar tegen, dat men verplicht wordt die duigen eerst te doen koken. Nu is het zeker een feit, dat het een zeer omvangrijke arbeid is al die duigen eerst te koken alvorens ze te gaan bewerkenen hierbij komt zeker de vraag in aanmerking of het koken dier duigen noodzakelijk is. Naar aanleiding van dat bezoek ben ik een kijkje gaan nemen in de kuiperijen, en heb daar een en ander opgenomen Voor zoover ik heb kunnen bemerken, dient dat koken in hoofdzaak om de kleurstof uit het hout der vaten weg te nemen. Mij is duidelijk gemaakt, dat dat wegnemen dier kleurstof even goed geschiedt door het water, waarmede de vaten telkens worden gevuld vóór het gebruik, zoodat de arbeid van het koken in dat opzicht overbodig is. Maar er is nog eene andere grond, waarom men groot bezwaar tegen dat koken heeft. In art. 20 staat, dat de vaten moeten worden vervaardigd »van goed, zuiver, droog, gekloofd, dicht Amerikaansch eikenhout". Nu wordt het heel lastig voor den kuiper om eerst de duigen te koken en ze dan weer droog te krijgen, zoodat ze geschikt zijn voor bearbeiding. Omdat ik het zoover niet heb kunnen brengen de noodzake lijkheid van het koken ip te zien, en daarbij het bezwaar komt van het drogen, zou ik willen vragen of het niet mogelijk is, dat de eisch van dat koken wordt weggenomen? In de tweede plaats wordt als voorwaarde gesteld, dat de duigen niet breeder mogen wezen dan 105 millimeter. Bij onderzoek in de werkplaatsen is het mij niet mogen gelukken te begrijpen, waarom de breedte van alle duigen tot deze maat moet beperkt worden Mij komt het voor dat er hoegenaamd geen bezwaar tegen bestaat aan sommige duigen de breedte te geven, die in 't adres wordt gevraagd, n. 1. 130 mM. De begeerte om die duigen zoo breed te mogen leveren, staat in het nauwste verband met het hout zooals het uit Amerika ontvangen wordt. Men i6 eenmaal afhankelijk van den invoer van dat hout op de breedte, waarop het wordt geleverd, en dan is de grootste breedte ongeveer 130 mM. Moet men er nu toe komen om gehoor te geven aan de bepaling, dat de breedte hoogstens 105 mM. mag bedragen, dan zal men alle duigen die de breedte van 105 mM. te boven gaan en dat is met vele het geval moeten kloven. Dat heeft tengevolge een belangrijke vermeerdering van arbeid, daar de duigen dan weer moeten worden afgeschaafd en aan elkander gepast; en een aanzienlijk verlies van hout. Ik meen daarom, temeer omdat de kuiperij in het algemeen ook al niet in bloeienden toestand verkeert en het vuor ons niet dienstig is zonder nood zaak dergelijke bezwarende bepalingen te maken, dat er alles zins reden bestaat tegemoet te komen aan de begeerte in het adres uitgedrukt. Ik stel dus voor de bepaling van het ontwerp der commissie te wijzigen en den kuipers vrijheid te geven duigen te mogen gebruiken tot eene breedte van 130 mM. De Voorzitter. Het is wel mogelijk dat door deze ver ordening de belangen van de kuipers in strijd met de be langen van onzen boterhandel komen. Wil men deze belangen lager stellen dan de belangen van de kuipers, dan moet men de verordening niet aannemen. Deze is gemaakt in het belang van de botermarkt, en door de commissie voor de strafverordeningen is een zeer uitvoerig en nauwgezet onder zoek ingesteld alvorens het concept vast te stellen; daarbij heeft zij geraadpleegd o. m. rapporten, eenige jaren geleden uitge bracht door de Kamer van Koophandel en door de Maatschappij van Landbouw. De heer Rinkes Borger heeft deze verordening ook ter inzage gehad, en enkele wenken van hem zijn door de com missie in acht genomen. Nu achten B. en W. dat indien bepa lingen moeten worden gemaakt in, het belang van den boter handel, die inderdaad hier een zeer groote handel is en zich steeds uitbreidt in verband met de buitenlandsche afnemers, die bepalingen zooveel mogelijk zekerheid moeten geven, dat die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 4