MAANDAG 28 MAART 1898.
31
Zitting; van Maandag 2H Maart 1SOS.
Geopend des namiddags te vier uren.
Voorzitter: de heer Mr. F. WAS, Burgemeester.
Te behandelen onderwerp:
Beëediging en installatie van den nieuw benoemden Secretaris
Mr. M. C. De Vries van Heyst.
Waarnemend Secretaris: de heer Dekhuyzen.
Tegenwoordig zijn 19 leden, als de heeren Van Lidth de
Jeude, Dekhuyzen, Stadhouder, Verster van Wulverhorst,
Van Kempen, A. J. Van Hoeken, L. DriëssenSiegenbeek
van HeukelomKaiser, De Vries. J. P. J. Driessen, Kroon,
\an Rhijn, Van Hamel, Kerstens. ZillesenKorevaar, Fockema
Andreie, De Goeje, alsmede de Burgemeester, Voorzitter.
Afwezig zijn de heeren: Juta, Van Dissel, P. J. Van Hoeken,
Zaaijer, Drucker, Hasselbach en Pera.
De Voorzitter, Aangezien deze Vergadering alleen is belegd
om over te gaan tot de beëediging en installatie van den nieu w
benoemden Secretaris, stel ik voor het lezen van de notulen
der vorige vergadering uit te stellen tot de volgende Ver
gadering.
Daartoe wordt besloten.
De Voorzitter. Aan de orde is alsnu: de beëediging en
installatie van den nieuw benoemden Secretaris. Mag ik den
waarnemenden Secretaris verzoeken den heer De Vries Van
Heyst binnen te leiden en hem voor mij te doen plaats nemen.
De heer De Vries Van Heyst wordt binnengeleid en neemt
voor ilen Voorzitter plaats.
De Voorzitter. Mijnheer De Vries Van Heyst, alvorens
uwe bediening te aanvaarden als Secretaris dezer gemeente,
waartoe Gij in de vorige vergadering zijt benoemd, moet Gij
in mijne handen de voorgeschreven eeden afleggen.
Na voorlezing door den waarnemenden Secretarislegt de
nieuw benoemde Secretaris de eedenvoorgeschreven bij art. 87
van de Grondwet en art. 100 van de Gemeentewet, achter
eenvolgens af.
De Voorzitter. Mijnheer De Vries Van Heyst! Het is voor
U een gewichtig oogenblik, nu Gij op het punt staat te aan
vaarden de hoogst belangrijke betrekking van Secretaris dezer
aanzienlijke gemeente. Op betrekkelijk jeugdigen leeftijd ziet
(iij U aan het hoofd gesteld van eene omvangrijke en uitge
breide administratie, waarin Gij nog slechts 2* jaar, eerst
als volontair, daarna als Commies-Redacteur werkzaam waart.
Gij hebt het zeldzame voorrecht gehad, dat allen die tot
deze benoeming moesten medewerken, eenparig van oordeel
zijn geweest, dat Gij waart de aangewezen persoon om Mr. Kist
als Secretaris op te volgenzóó zelfs, dat noch de Gemeenteraad
noch het College van Dag. Best. eene oproeping van sollici
tanten heeft noodig geacht. Een zeldzaam voorrecht, want
deze voor U zoo vereerende benoeming moge U doen blijken
het groote vertrouwen, dat de Raad, dat wij allen in U stellen.
En dat vertrouwen hebt Gij U waardig gemaakt door de
onberispelijke wijze waarop Gij 2J jaar hier hebt gewerkt.
In die jaren hebt Gij blijken gegeven van zooveel bekwaam
heid. zooveel ijver en zooveel toewijding, dat de voor U zoo
eervolle benoeming tot Secretaris dezer gemeente eene wel
verdiende belooning is voor de uitnemende wijze waarop Gij
uwe vorige betrekking hebt waargenomen.
Moet het groote vertrouwen, dat wij in U stellen voor U
eene streelende voldoening zijn, zeer zeker legt het U aan
den anderen kant ook zware verplichtingen op, want wij
vertrouwen in U omdat wij veel, zeer veel van U verwachten.
Gij hebt nu te toonen, dat ons vertrouwen gerecht
vaardigd was, door aan de groote verwachtingen die wij in
U stellen op volkomen wijze te beantwoorden. En dit zal
alleen kunnen geschieden, wanneer Gij U met volle toewijding
geeft aan uwen nieuwen werkkring, want de taak die Gij
op U hebt genomen is zeer zwaar; eischt den vollen mensch
eene groote mate van voortdurende inspanning en eene groote
mate van werkkracht
Is de omvang van uwen nieuwen werkkring oneindig
grooter dan die van uwe tegenwoordige betrekking, Gij gaat
nu ook een geheel ander standpunt innemen èn tegenover
de ambtenaren èn tegenover het publiek. Wij hebben, zoo
als Gij weet, over het algemeen uitstekende ambtenaren;
slechts hoogst zelden is het noodig den een of ander tot
getrouwe plichtsbetrachting aan te sporen. Mocht dit ooit noodig
zijn, ik twijfel er niet aan of Gij zult de daartoe vereischte
kracht bezitten.
Doch naast gepaste gestrengheid moet staan groote
humaniteit en welwillendheid, eigenschappen welke uwen
geëerden ambtsvoorganger in zoo hooge mate hebben
gekenmerkt.
Even welwillend moet uwe houding zijn tegenover het pu
bliek waarmede gij meer dan tot dusverre in aanraking zult
komen. Wanneer wij in die welwillende houding tegenover
het publiek voorgaan, zullen de andere ambtenaren steeds
begrijpen, dat wij ambtenaren er zijn voor het publiek en
niet omgekeerd. Zoo moet het zijn, zullen wij de ingezetenen
goed behandelen en hunne belangen behoorlijk behartigen.
Gij kent mijne strenge opvatting op dit punt, doch ik weet
ik spreek uit ervaring dat Gij zijt bezield met denzelfden
geest.
Bij het vervullen van uwe moeielijke taak zal het u nimmer
ontbreken aan krachtige medewerking.
Waar wij allen eenparig hebben gewenscht, dat aan U het
gewichtig ambt van Secretaris werd opgedragen, behoef ik
niet de verzekering te geven, dat het ons ernstig streven zal
zijn om uwe taak zoo gemakkelijk, uw leven zoo aangenaam
mogelijk te maken.
Wat mij persoonlijk betreft, waarde heer De Vries van Heyst!
Gij weet, dat ik aan niemand liever dan aan U deze gewichtige
betrekking zag toevertrouwd. Ik heb IJ leeren kennen in de
jaren waarin wij op zoo aangename wijze hebben samengewerkt,
als een bekwaam man bezield met grooten ijver, met onver
deelde toewijding, maar bovendien als een man van karakter.
Met die uitnemende eigenschappen, het is mijne innige over-
tuiging, zult gij een uitstekend Secretaris dezer gemeente
worden. De vertrouwelijke, ik mag wel zeggen de vriend
schappelijke verhouding, die steeds tusschen ons bestaan heeft
in de jaren, toen Gij nog rechtstreeks onder mij werkzaam
waart, moge U ten waarborg strekken, dat die verhouding
van mijn kant zeer zeker niet zal veranderen, nu wij voortaan
naast elkander zullen staan om samen te werken in het belang
van de ons zoo dierbare gemeente.
Ontvang teri slotte namens den Gemeenteraad van Leiden,
onzen hartelijken gelukwensch met het door U behaalde succes
dat door U zoo ten volle is verdiend. Aanvaard uwe nieuwe
betrekking met moed, met lust, met opgewektheid. Moge U
eene krachtige gezondheid worden gegeven om jaren lang
werkzaam te zijn tot heil dezer gemeente!
En hiermede verklaar ik U, Mr. Maurits Constantijn De
Vries van Heyst, te zijn geïnstalleerd als Secretaris der gemeente
Leiden en noodig U uit den voor U in deze Vergadering be
stemden zetel in te nemen.
De heer De Vries van Heyst neemt op den voor den Secretaris
bestemden zetel plaats.
De oorzitter. Ik geef thans het woord aan den Secretaris
die het gevraagd heeft.
De heer De Vries van Heyst. Hooggeachte Burgemeester!
Indien ooit een vriendelijk woord bij hem, tot wien het ge
richt werd, een dankbaar gehoor vond, dan zijn het zeker°de
hartelijke woorden, zooeven door u tot mij gesproken opeen
der gewichtigste oogenblikken van mijn leven. Hoezeer ik die
woorden op prijs stel, ik behoef het u wel niet te zeggen.
Ik besef zoo ten volle de groote verantwoordelijkheid, die ik
op mij neem bij het aanvaarden van de betrekking van Secre
taris dezer gemeente; ik ben zoo geheel doordrongen van
het bewustzijn, dat een behoorlijke uitoefening dier betrekking
mij slechts mogelijk zal zijn bij algeheele toewijding mijner
zijds, bij een geheel geven van mijne beste krachten, dat het
wel niet anders kan of uwe van waardeering en vertrouwen
getuigende woorden moesten op mij den diepsten, maar ook
den meest weldadigen indruk maken. Ik dank u voor die
woorden; zij zullen mij immer bijblijven en mij een spoorslag
zijn tot trouwe plichtsbetrachting.
Maar meer nog dan voor die woorden, Burgemeester, gevoel
ik behoefte u op dit oogenblik en van deze plaats dank te
zeggen voor uwe voortreffelijke leiding, zoo vriendelijk en
zoo krachtig tevenswaardoor ik na een ambtelijken werkkring
van slechts enkele jaren door den Raad dezer belangrijke
gemeente de gewichtige betrekking van Secretaris kon worden
waardig gekeurd. Mijn schuld tegenover u is groot. Ik zal
het niet vergeten en hoop u dit te toonen.
Naast uwen Voorzitter dank ik ook u, hooggeachte leden van
het Dagelijksch Bestuur, dat gij gemeend hebt mij in de eerste
plaats voor de betrekking van gemeente-secretaris te mogen
voordragen. Die onderscheiding, maar ook de verantwoorde
lijkheid, die zij mij oplegt, is te grooter, waar ik geroepen
word de plaats in te nemen van een man, die gedurende
meer dan 25 jaren zijn groote bekwaamheid en rijke ervaring
aan Leidens belangen heeft gewijd; een man van groote
dienstvaardigheid tevens, dien het mij moeielijk zal vallen te
vervangen. Maar ik vertrouw, dat dezelfde welwillendheid, tot
dusver mij door u betoond, mij ook in de toekomst niet zal
worden onthouden. Mijnerzijds zal ik doen, wat in mijn ver
mogen is, om uwe moeielijke taak u te verlichten.
Eindelijk dank ik ook U, achtbare leden van den Gemeente
raad, voor het onbeperkt vertrouwen blijkens uwe eenparige
keuze in mij gesteld. Dat ik mij dat vertrouwen reeds zou
hebben waardig gemaakt, ik mag het niet onderstellen, maar
wèl wil ik hier de plechtige verklaring afleggen, dat ik niets
I