2 van het reeds betaalde schoolgeld over de maanden Januari en Februari. Leiden, 8 Januari 1898. A. M. Bakker. Trekvliet 12. Wed. J. Van der Laan. N°. 6. Leiden, 10 Januari 1898. Door H. J. Van der Steen is, bij nevensgaand adres, ver zocht in eigendom te verkrijgen een strook grondbekend als gemeente Leiden, sectie K, gelegen aan de Zijlpoortsbrug, ten zuiden van den Lagen Rijndijk, ten einde tot bouwterrein te gebruiken. Na ingesteld onderzoek door de Commissie van Fabricage is ons gebleken, dat bedoeld stuk grond een uitmuntende ge legenheid als los- en laadplaats aanbiedt, zoodat het niet wenschelijk is dit terrein aan den openbaren dienst te ont trekken, en dat zich daar ter plaatse tevens een zinker der Leidsche Duinwater-Maatschappij bevindt, die het bouwen aldaar onmogelijk maakt. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging afwij zend op het verzoek te beschikken en aan adressant te kennen te geven, dat bezwaar bestaat hem den gevraagden grond in eigendom af te staan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. vari Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Hermanes Johannes Van der Steen, stucadoor, wonende te Leiden aan de Middelstegracht N°. 64. Dat hij gaarne van de Gemeente in eigendom zou bekomen het terrein, liggende in het verlengde van den Lagen Rijndijk nabij de Zijlpoort, Kadaster sectie K, op het hierbij gevoegde kadastrale plan aangegeuen met roode harseering. De bedoeling zal zijn .om op voormeld terrein eenige arbei derswoningen te bouwen volgens een nader aan IJwe goed keuring te onderwerpen plan. 't Welk doende Met 1 kadastraal plan. H. J. Van der Steen. Leiden, 27 December 1897. N°. 7. 's-Gravenhage, den 10/12 Januari 1898. Wij hebben de eer U te doen toekomen afschrift van het Koninklijk besluit dd. 3 Januari 1898 n° 61, betreffende het beroep, ingesteld door W. Fontein ten Uwent tegen ons be sluit dd. 14 September 1897 n". 28, waarbij de beslissing van den raad Uwer gemeente dd. 26 Augustus '1897, om hem niet als raadslid toe te lateri, is gehandhaafd. Wij noodigen U uit daarvan aan den Raad mededeeling te doen. De beslissing is dooi' ons rechtstreeks aan appellant medegedeeld. De Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, Fock, Voorzitter. Aan F. Tavenraat, Griffier. heeren Burgemeeester en Wethouders der gemeente Leiden. In naam van Hare Majesteit WILI1ELM1NA. bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-N assau, enz. enz. enz. Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regentes van bet Koninkrijk Beschikkende op het beroep, 'ingesteld door W. Fontein te Leiden tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland ild. 14/17 September- 1897 B n°. 3203 (leafd.) G. S. n°. 28, waarbij de beslissing van den raad der gemeante Leiden dd. 26 Augustus 1897 om hem niet als raadslid toe te laten is gehandhaafd Den Raad van State afdeeling voor de geschillen van be stuur gehoord, advies van 15 December 1897 n°. 246. Op de voordracht van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 29 December 1897 n°. 6965 afd B.B. Overwegende dat de gemeenteraad van Leiden evenver- meld besluit genomen heeft op grond, dat W. Fontein les geeft in het vak- en lijnteekenen aan de scholen van de Yereeniging nde Practische Ambachtschool'en van het Ge nootschap y>Mathesis Scientiarum Genihix"dat bedoeld vak tot de vakken van Middelbaar Onderwijs behoort blijkens de artt. 1, 12, 13, 16, 17, 20 en 40 der wet op het Middelbaar Onderwijs; dat Fontein door het bestuur van genoemd ge nootschap, benoemd is tot leeraar en alzoo onderwijzer voor het Middelbaar onderwijs is, zoodat hij eene krachtens art 23 der gemeentewet met het lidmaatschap van den raad onver- eenigbare betrekking bekleedt; dat Fontein bij adres Gede puteerde Staten van Zuid-Holland heeft verzocht te bevelen dat hij als lid van den raad der gemeente Leiden moet worden toegelaten, daarbij aanvoerende dat zijn hoofdberoep dat van architect is, dat al geeft hij les in het vak- en lijnteekenen aan genoemde scholen, welke geen gemeente-instellingen zijn, daaruit nog geenszins mag worden afgeleid dat hij onderwijzer isdat art. '23 sub. i der gemeentewet zeker niet bedoelt van het lidmaatschap van den raad uit te sluiten een ieder, die onderwijs geeft bij het lager of middelbaar onderwijs, maar het oog heeft op die personen, wier bepaalde levensbestemming en voornaamste werkkring het is, dat onderwijs te geven, omdat dit eene goede en onpartijdige behartiging van de be langen der gemeente in den weg kan staan, hetzij doordat die personen een eigenaardigen invloed op den raad zouden kunnen uitoefenen, hetzij doordat zij door hunne betrekking in meerdere of mindere mate afhankelijk zouden zijn van het gemeentebestuur dat Gedeputeerde Staten bij hun aan het hoofd dezes ver melde besluit met handhaving van de bovenvermelde beslis sing van den raad der gemeente Leiden het daartegen inge steld beroep ongegrond hebben verklaard, daarbij overwe gende dat door W. Fontein aan de voornoemde scholen onderricht wordt gegeven in het vak- en lijnteekenen; dat ingevolge art. 13k der wet op het Middelbaar Ondeawijs, het hand en rechtlijnig teekenen tot de leervakken behoort; dat hij die aan onderwijs inrichtingen als bovenbedoelde onder richt geeft, in een leervak genoemd in art. '13 dier wet ge acht moet worden onderwijzer voor het Middelbaar onderwijs te zijn en dat de gemeentewet geen onderscheid maakt tus- schen het waarnemen dier betrekking als hoofdambt dan wel als nevenbediening; dat 11'. Fontein van dit besluit bij ons in beroep is gekomen, behalve de reeds door hem bij Gedeputeerde Staten aange voelde gronden nog vermeldende, dat vermits hij niet in het. bezit is, noch van een acte van bekwaamheid bedoeld in art. 70, noch van eene bedoeld in art. 77, noch van een diploma bedoeld bij art. 82 der wet op het Middelbaar On derwijs, noch van eenig ander bewijs van bevoegdheid tot het geven van eenig onderwijs, hij niet kan zijn onderwijzer in den zin der gemeentewet, daar met het oog op art. 4 der wet op het Middelbaar Onderwijs de gemeentewet onder onderwijzer wel niet anders zal kunnen verstaan, dan iemand, die volgens de bepalingen der wet, bevoegd is tot het geven van Middelbaar Onderwijs en zeker wel niet iemand die geen enkele acte of diploma bezit Overwegende dat de gemeentewet in art. 23 letter i het lidmaatschap van den raad onvereenigbaar verklaart met de betrekking van onderwijzer voor het lager of middelbaar onderwijs, zonder daarbij te onderscheiden of deze betrekking als hoofd- of bijbetrekking word vervuld, noch of de onder wijzer ingevolge de wet tot regeling van het lager of middel baar onderwijs al of niet bevoegd is dat onderwijs te geven; dat in casu vaststaat ook volgens de verklaring der vol doening aan het voorschrift van art 17 der gemeentewet door den benoemde, nu appellant, aan den Raad overgelegd, dat onder de openbare betrekkingen die hij bekleedt behoort dat hij les geeft in het vak- en lijnteekenen aan de scholen van de vereeniging »de Practische Ambachtschool" en van het ge nootschap Mathesis Scientiarum Genitrix" en dat hij tot. die betrekking althans aan de school van evengenoemd genoot schap door het bestuur van dat genootschap is benoemd; dat voorts op goede gronden door den Raad en door Gede puteerde Staten is beslist, dat het vak waarin appellant les geeft wordt gerekend te behooren tot het middelbaar onderwijs; dat appellant derhalve de betrekking van onderwijzer voor het middelbaar onderwijs vervult; Gezien de wet van 29 Juni 1851 (Stbl. n°. 85); Hebben goedgevonden en verstaan: Met handhaving van het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland dd. 14/17 September 1897 B. n°. 3203 (Ie afd) G. S. n°. 28, het daartegen ingesteld beroep te verklaren ongegrond. De Minister' van Binnenlandde zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden ge zonden aan den Raad van State, afdeeling voor de geschillen van het beétuur. (get.) EMMA. 's-Gravenhage, den 3 Jannuari 1898. De Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) H. Goeman Borgesius. Overeenkomstig het oorspronkelijke, De Secretaris-Generaal van Binnenlandsche Zaken, (get.) Dijckmeester. Voor eensluidend afschrift, De Secretaris-Generaal, (get.) Dijckmeester. Voor eensluidend afschrift, De Griffier der Provinciale Staten van Zuid-Holland, F. Tavenraat. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 2