GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. N0 4-
inuekohes sti kken.
1
N°. 1. Leiden3 Januari 1898.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van Mevrouw
C. SchotelBroese van Groenouhebben wij de eer U mede
te deelendat de dochter van adressante wegens herhaalde
ongesteldheid de Hoogere Burgerschool voor Meisjes vóór
'1 December jl. heeft verlaten.
Wij geven Uwe Vergadering dus in overweging aan adres
sante vrijstelling of terugbetaling te verleenen van schoolgeld
voor hare dochter, vroeger leerlinge der Hoogere Burgerschool
voor Meisjes, over de laatste drie kwartalen van den cursus
1897/98.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 18 December 1897.
Edel Achtbare Heeren
Sedert begin November heb ik mijne dochter Marie van de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes moeten nemen wegens on
gesteldheid. Beleefd verzoek ik U daarom om vrijstelling van
schoolgeld. Mij met een gunstig antwoord vleiendeteeken ik
mij met de meeste achting
Uwe dienstw. dienaresse
Vink weg 55. C. SchotelBroese van Groenou
N. 2- Leiden, 4 Januari 1898.
Door de Commissie van Fabricage is ons eene lijst toege
zonden van eenige doode of zieke boomen, welke blijkens een
daaromtrent ingesteld onderzoek moeten worden gerooid.
Het zijn de volgende:
1 kastanje in de Aloëlaan bij de bleekerij (hol en gevaarlijk).
2 iepen op den Rijnsburgersingel, bij den toegang tot het
Schuttersveld (ziek aan den stam).
8 linden op den Rijnsburgersingel, vóór den ingang van «Von
delhoven" (ziek en rot).
'1 linde op den Rijnsburgersingel vóór perceel 15 (gevaarlijk
en rot)
1 iep op den Rijnsburgerweg vóór perceel 4 (gevaarlijk en rot).
2 kastanjes op den Morschsingel vóór de perceelen 1 en lö.
(ziek en hol).
3 iepen op de Beestenmarkt vóór de perceelen 28, 35 en 36.
(ziek en hol).
1 iep op de Nieuwe Beestenmarkt, hoek Oude Singel (dood).
3 iepen op den Lagen Rijndijk, tusschen de woningen der
H.H Sillevis en Filippo (ziek en rot).
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging te besluiten
tot het doen rooien en verkoopen van bovenbedoelde boomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N° 3. Leiden, 6 Januari 1898.
Door C. A. Périn, die met 1 Januari jl. het Koffiehuis «de
Zwarte Ruiter", Stationsweg n°. 29, heeft overgenomen, is ver
zocht de voor genoemd koffiehuis geplaatste boomen te doen
wegnemen, omdat ze hinderlijk zijn zoowel voor het koffiehuis
als voor de bovenwoning.
Bij de Commissie van Fabricage bestaat tegen de rooiing
van bedoelde boomen geen bezwaar, en wel omdat de aldaar
aanwezige rij boomen reeds op verschillende plaatsen onder
broken is.
Ons met dit advies vereenigendegeven wij Uwe Vergadering
hiitsdien in overweging te besluiten, dat dé boomen, geplaatst
voor het koffiehuis «de Zwarte Ruiter aan den Stationsweg,
zullen worden gerooid, onder bepaling dat de kosten van het
rooien alsmede van het in orde brengen van de boomgaten,
komen voor rekening van den adressant.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan de EdelAchtbare Heeren Burgemeester
en Wethouders dezer gemeente.
Geeft met gepasten eerbied te kennende ondergeteekende,
C. A. Périn, wonende te Amsterdam Nieuwendijk n°. 149.
rlat hij met 1 Januari a. s. het Koffiehuis genaamd «de
Zwarte Ruiter Stationsweg N° 29 alhier, heeft overgenomen;
dat de boomen geplaatst voor het koffiehuis, zeer hinderlijk
zijn voor het daglicht; dat de boomen ook aan de Bovenwoning
veel hinder veroorzaken.
Om die redenen neemt hij de vrijheid UEd.Achtb. beleefdelijk
te verzoekenorder te willen geven tot het wegruimen dezer
boomen. 't Welk doende,
UEd. Achtb. dw. dr.
Amsterdam, 22 December 1897. C. A. Périn.
Leiden, 6 Januari 1898.
In het contract van 24 Juni 1879, krachtens raadsbesluit
van 8 Mei tevoren aangegaan met den Staat der Nederlanden,
waarbij duingrond onder Katwijk aan de gemeente Leiden
ten behoeve van de Leidsche Duinwatermaatschappij in erf
pacht is afgestaan, werd o. a. in art. 5 tweede zinsnede be-
aalddat de gemeente den in het kanaal liggenden dam
erijdbaar moet houden.
Door de Directie van de Leidsche Duinwatermaatschappij
is ons daaromtrent berichtdat aan deze bepaling is voldaan,
doch dat door- verlegging van den weg een toestand is geboren,
Waarbij de toegang van den berijdbaren dam voor rijtuigen
niet mogelijk is, terwijl verschillende gebruikers der duin-
gronderr zoowel te voet als met voertuig van den nieuwen
weg gebruik maken en ons in overweging gegeven aan den
Minister van Firrantiën te verzoeken, uit het bovenbedoeld
contract in erfpacht te doen vervallen de bepaling, dat de
dam berijdbaar moet blijven, terwijl deze voor voetgangers
zal geschikt gemaakt worden.
Uit een door den Commissaris-Voorzitter der Leidsche Duin
watermaatschappij ingesteld onderzoek is geblekendat het
bedoeld verzoek in de eerste plaats gedaan is om te regelen
een sedert jaren bestaanden toestand. De weg toch in de duinen
te Katwijk, die krachtens het bovenvermeld contract in onder
houd is bij de Duinwater-Maatschappij en welke vóór den
watertoren liep, is sedert verlegd gewordenen loopt nu achter
den watertoren om; volgens ingewonnen inlichtingen wordt
deze nieuwe weg reeds meer dan een twaalftal jaren bereden,
terwijl de oude weg sedert dien tijd niet meer bei eden wordt
en uitsluitend als voetpad dient.
Het onderhoud van den nieuwen weg geschiedt intusschen
door en voor rekening van de Leidsche Duinwater-Maatschappij.
Ter verduidelijking van een en ander is hierbij gevoegd een
schets van het terrein, waarop zoowel de oude als de nieuwe
weg zijn aangegeven.
Wanneer alsnu het contract als bovenbedoeld zal zijn ge
wijzigd, dan zal de toestand, die door de omstandigheden
geboren is, worden gewettigd en zal de damdie een gedeelte
vormt van den oufien, verlaten weg en die het groote reser
voir van kanaal n°. 1 scheidt, kunnen worden verlaagd, waar
door een betere situatie zal kunnen ontstaan en het uitzicht
op de kanalen van den watertoren uit minder belemmering
ondervinden, terwijl het voornemen bestaat het pad over den
verlaagden dam te behoudendoor aan hetdoor de afgraving
verkregen, talud van beide zijden trappen aan te brengen.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu op grond van het boven
staande in overweging, ons College te machtigen aan den
Minister' van Finantiën te verzoekenom te bevorderen dat het
contract van 24 Juni 1879 bovenvermeld, in dien zin worde
gewijzigd, dat daaruit vervalt de in art. 5 tweede zinsnede
aarr de gemeente Leiden opgelegde verplichting, om den in
het kanaal liggenden dam berijdbaar te houden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 5. Leiden, 13 Januari 1898.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van A. M. Bakker,
weduwe van J. Van der Laan, hebben wij de eer U mede.te
deelen, dat de zoon van adressante, Jan Gerard Van der Laan.
leerling d :r 4e klasse van het Gymnasiumden 5 Januari'1898
voor het laatst de lessen heeft bijgewoond, en den 7en Januari
deze inrichting voor goed heeft verlaten, ten einde zich langs
den aangewezen weg voor de loopbaan van officier te bekwamen.
Er bestaan dus alleszins termen om deze vrijstelling te ver
leenen over de laatste twee kwartalen 1 Maart—1 juni en
1 Juni—1 September van den cursus 1897/98, terwijl zulks
niet het geval is wat betreft de gevraagde restitutie over de
maanden Januari en Februari, omdat krachtens de bestaande
bepalingen geene ontheffing kan worden verleend over gedeelten
van kwartalen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan
adressante vrijstelling of terugbetaling te verleenen van school
geld voor haar zoon, vroeger leerling van het Gymnasium,
over de laatste twee kwartalen van den cursus 1897/98 en af
wijzend te beschikken op het verzoek om terugbetaling van
schoolgeld over de maanden Januari en Februari van dit jaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft ondergeteekende met de verschuldigde hoogachting te
kennen, dat haar zoon Jan Gerard Van der Laan, wegens
verandering van loopbaan, het Gymnasium in het begin van
Januari '98 verlaten heeft, waarom zij den Raad beleefdelijk
verzoekt haar vrij te stellen van het betalen van het school
geld over de twee laatste kwartalen enzoo mogelijk, restitutie