DONDERDAG 9 DECEMBER 1897. 121 X\I. Idem van liet H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. n°. 304). XVII. Idem van het College van Vrouwen-Kraammoeders. (Zie Ing. St. n°. 307). XVIII. Voorstel tot het verleenen van afschrijving of terug betaling op aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1897. (Zie Ing. St. n°. 306). XIX. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving op de begrooting voor 1897. (Zie Ing. St. n°. 298 en 308). Op al deze punten wordt achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig de voorstellen van Buig. en AVeth. beschikt XX. Voorstel omtrent verlenging van de opdracht van het reinhouden van de aan Leiden toegevoegde gedeelten der drie omliggende gemeenten aan de tegenwoordige aannemers. (Zie Ing. St. n°. 299). De heer P. J. Van Hoeken. M. d. V.! Ik zou omtrent deze zaak wel eenige inlichting willen hebbenwaarover door Gebr. UI den een nader adres is ingediend. Zijn de Gebr. Van Ulden niet in de gelegenheid gesteld om in te schrijven? Zoo ja, waarom vermeldt hij dat dan niet? Of is hij wel in de gelegen heid gesteld, was zijne vraag dan te hoog? De Voorzitter. Waarom dat niet vermeld is? Omdat het adres van Gebr. Van Ulden eerst hedenochtend is ingekomen. Evenmin als omtrent anderen, is van Gebr. Van Ulden iets vermeld. Het is de oude geschiedenis van verleden jaar. Toen is ook aan Gebr. Van Ulden gevraagd om in te schrijvenen hebben zij zoo'n excessief bedrag geëischt, nl. 12.000 voor het rein houden van de geheele gemeente, dat er niet aan te denken viel. Daarop is toen het voorstel gedaan het werk ondershands op te dragen aan Van der Meer, Van den Nouland en Schrama. En toen met hen na de voorloopige onderhandelingen eene regeling getroffen wasen het voorstel den Raad had bereikt, is door Gebr. Van Ulden aan den Raad het voorstel gedaan om het werk voor lager prijs te doen dan zij. Op voorstel van B. en W. heeft de Raad dat terecht geweigerd. Gebr. Van IJlden zijn dus toen wel in de gelegenheid gesteld, maar vroegen zoo'n hoog bedrag, dat aan verdere onderhandeling zelfs niet te denken viel. En toen het voorloopig contract met deze menschen gepubliceerd was, hebben Gebr. Van Ulden getiacht hen van de baan te krijgen, hetgeen eenigszins unfair was De Raad heeft dat dan ook gelukkig niet toegestaan. Wat is nu de reden, dat ook nu niet nader met Gebrs. Aan Ulden is onderhandeld? In-de eerste plaats hebben v. d. Meer en Schrama van den Nouland is intusschen gestorven zich uitstekend van hunne verplichtingen ge kweten; voorts zijn zij bereid bevonden het werk voor minder te doen dan waarvoor zij het over 1897 hebben gedaan. En bovendien weten wij, dat de aanbiedingen van Gebrs. Van IJlden, die immers altijd klagen, dat hun eigen contract zoo onereus voor hen is, alleen deze strekking hebben zal: de anderen van de baan knikkeren. En wij meenden daartoe riiet te moeten medewerken. Wij weten, dat deze menschen zeer vertrouwd zijn; zij hebben voor het bedrag, dat hun toekomt, op zich genomen dit werk te doen. En wij achten het werkelijk een voordeel voor de gemeente, dat er op het gebied van het rein houden concurrentie bestaat. Wij wenschen te voorkomen ik durf dat hier in het openbaar zeggendat de gemeente als eenig gegadigden op dezen weg Gebrs Van Ulden vindten dat zou zeker gebeuren, wanneer door eene zeer lage inschrijving van Gebrs. Van Ulden V. d. Meer en Schrama van de baan werden geschoven. Dan zullen dezen uit hun bedrijf worden gestooten aanvankelijk gedurende de eerste twee, drie jaren in het finantiëel belang der gemeente. Maar ten slotte, geloof ik, zou de gemeente het gelag betalen. Wij moeten daarop dus, dunkt mij, niet ingaan. Deze menschen toonen hun werk uitstekend te verrichten; laten zij dat blijven doen naast Gebrs. Van Ulden, dan houden wij in het belang der gemeente de concurrentie op dit gebied gaande. Dat zijn de motievendie B. en W. er toe hebben geleid tot de vraag aari den Raad: sta ons toe het reinhouden van deze gedeelten der gemeente onder de hand te verpachten op betere finantiëele conditiën aan dezelfde personen, die er tot dusver mede zijn belast. De heer P. J. A an Hoeken. Ik dank u voor de gegeven in lichtingen M. d. V.Maar mag ik nog vragen, of onder deze werkzaamheden ook het straatvegen is begrepen? De Voorzitter, Ook het straatvegen en het schuimen in de Haarlemmertrekvaart. De heer P. J. Van Hoeken Dank u, M. d V.! De heer Fockema Andreaï. M. d. V. Mag ik naar aanleiding dezer zaak nog eene vraag doen? ETw laatste argument, dat eene onderhandsche' gunning van het reinhouden van deze gedeelten der gemeente in het belang der gemeente is, komt mij volkomen juist voor. Maar ik wilde eene vraag doen over wat de vorige maal is voorgevallen. Gebrs. Van Ulden hebben mij, evenals andere leden over deze zaak gesproken Met betrekking tot de eerste gunning aan de tegenwoordige aannemers, heb ik hun op hunne klacht terstond tegengeworpen: AVanneer gij het reinhouden ook van die gedeelten wenschtetwaarom hebt gij dan zoo hoog inge schreven? Daarop is door hen geantwoord, dat zij voor die inschrijving in volkomen onzekerheid verkeerden omtrent den omvang der werkzaamhedendie hun ten aanzien van die buitengedeelten zouden worden opgedragen, waardoor zij op een dwaalspoor zijn geraakt; en dat, nu het contract met de anderen marcheert, hun gebleken is dat inderdaad veel minder arbeid moet worden verricht, dan zij zich hadden voorgesteld. Ik wilde dat releveeren, M. d. V., om u de gelegenheid te geven daarop te antwoorden. De ArooRziTTER. Ik kan dat bezwaar dadelijk weerleggen het is volkomen onjuist. Ik ken dat bezwaar het is ons verleden jaar reeds toegevoegd; maar het is niet waar, want Gebrs. Van Ulden hebben volkomen den omvang van het werk in die buiten gedeelten gekend. Ik wil daar nog bijvoegen, dat het ook zeer onwaarschijnlijk is, dat zij in dwaling hebben kunnen verkeeren. B. en AV. waren toen werkelijk in de meening, dat het wenschëlijk was het reinhouden der gemeente in ééne hand te brengen. Nu begrijpt men dat B. en AV., die dat wenschten en over de pachters van de buitengedeelten niet konden oordeelen (oor spronkelijk is het werk ook maar voor vier maanden in hunne hand geweest), Gebrs. Van Ulden toen alle gelegenheid hebben gegeven om te maken dat het werk in ééne hand kwam. En waren Gebrs. A'an Ulden niet voldoende ingelicht naar hunne meening, dan zijn zij wel zoo ontwikkeld om dat te vragen, en mij b.v. te zeggen: wij worden door fabricage niet genoeg zaam ingelicht. Maar daartoe hebben zij zich bij mij nooit aangemeld. De heer Fockema Andreae. Dank u, M. d. V.! De heer A. ,T. \;an Hoeken. M. d. V. Ik wenschte te vragen, of in het contract met de beide pachters van het reinhouden der buitengedeelten van de stad ook is opgenomen het weg halen van den afval Dit is ook een van de grieven van Gebr. Van Ulden, dat zij dat zouden hebben te doen en deze pach ters niet. De Voorzitter. Ik weet niet, of dat een grief kan genoemd worden. Gebr. A'an Uldep worden gehouden aan hun contract, dat twintig jaren duurt. Maar stellen wij. dat dat verschil bestaat, dan kunnen zij toch nooit bezwaard zijn door eene verlichting van verplichtingen, aan anderen toegestaan. Zij hebben in die gedeelten der gemeente niet op te treden. De heer Dekhuyzen. Ik lees hier in art. 2 van het ontwerp- contract »1°. het dagelijks, met uitzondering van Zon- en feestdagen ophalen van de aschvuilnis, puin en andere afvalproducten, waarvan de ingezetenen zich wenschen te ontdoen; 2°. het reinhouden der bestratingenwelke gemeente-eigen- dom zijn of worden De Voorzitter Dus komt voor alle drie gedeelten het weg halen van den afval er in voor. Men heeft daarbij waarschijnlijk ook wel hetzelfde model genomen als het contract van Gebr. Van Ulden. De heer A, J. Van Hoeken. Dank u, M. d. V. De heer Pera. Aan den kant van Zoeterwoude is met mij over deze aangelegenheid gesproken. Alen had voor 4ran dei- Meer en zijn werk lof, maar het bezwaar werd geopperd, dat hij er niet op na houdt een staal, een vaste plaats waar al, die goederen geborgen worden, zoodat hij daarvoor dan hiel en dan daar een gelegenheid moet zoeken. Nu is het velen niet onverschillig, waar die staal is. Bij dezen ballast verza melen zich gewoonlijk een groote hoop ratten, die ook in den omtrek heel wat schade aanrichten. Zoo kan de heer Boekee zijn bollenland niet met bollen beplanten, wanneer Van der Aleer zich daar in de buurt bevindt met zijn voorraad. Ge vraagd werd daarom, of er geen bepaling kan worden gemaakt, waardoor Van der Meer eenigszins gebonden is aan de aan wijzingen van B. en AV. De A'oorzitter. De gemeente heeft daarbij betrekkelijk weinig belang, v. d. Meer moet natuurlijk zorgen, dat het vuil wordt weggeruimd en weggevoerd. Alleen kan het zijn, dat hij handelt in het nadeel van de volksgezondheid en dan kan op andere gronden dan de bepalingen van het contract daartegen worden gewaakt. Bovendien is dat geregeld in de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 3