131 Afschrift. Leiden, 11 November 1897. Na kennis te hebben genomen van den inhoud van het verslag der Gemeenteraadszitting van 28 October 1.1. en het bij de behandeling der Schutterij begrooting voor 1898 daarbij in het midden gebrachte door den heer Drucker, heb ik ge meend in verband met het door dat geacht raadslid gesprokene met opzicht tot de kosten der Schutterijnog nader de vol gende toelichtingen te moeten verstrekken. Gaarne wensch ik te erkennen, dat het verkieselijker ware geweest, indien ik bij de Vfermelding der kosten van verschil lende Schutterijen, waartoe betrekking had mijn schrijven van 25 October 1.1., tot grondslag had genomen de cijfers, zooals die blijkens de rekening waren uitgetrokken, niet zooals ze bij de begrooting voor het betrokken dienstjaar waren geraamd, daardoor toch zou inderdaad een juister overzicht van de kosten zijn verkregen. Ik heb dan ook gemeend alsnog het cijfer der rekeningen mij te moeten verschaffen en deze, mij welwillend door de Gemeentebesturen verstrekt, gelieven ter kennisneming hierbij aan te treffen. Onderstaande opgave geeft alsnu een juist overzicht van den werkelijken stand der kosten van de schutterijen over 1895 in de daarbij genoemde Gemeenten. Gemeente. Bedrag Werkel. uitgaaf. Sterkte. Coinpagn. Kosten per lid, f der begroot. Leiden 75821.— f 5380 32 686 6 Arnhem »5294.425 4517.16 497 4 Nijmegen 4036.«3781.16 432' 4 Haarlem 7610.5533.91 548 4 Utrecht 8026.5955.37 745 8 Tilburg heb ik niet vermeldomdat de sterkte zooveel ver schilt met Leiden. Uit bovenvermeld staatje blijkt dat de Schutterij kosten in Utrecht bedroegen 5955.37, niet zooals de heer Drucker meende 5379, 7.84 9.09 8 75 10.— 7.99 Hierbij zij herinnerddat Utrecht 745 en Leiden 686 leden telt, terwijl te Utrecht daarenboven de tractementen van ver schillende titularissen zijn uitgetrokken tot een bedrag belangijk beneden dat waarvoor zijingevolge het desbetreffend organiek besluit kunnen worden gebracht. In Leiden daarentegen zijn de honoraria zooals uit mijn schrijven van 25 October blijkt, uitgetrokken tot het daarvoor toegestaan normaal cijfer. Dit nu geeft voor Utrecht een verschil van f 615.—'t welk om tot eene juiste vergelijking tusschen de Utrechtsche en de Leidsche cijfers te kunnen geraken, bij de totaal uitgave van f 5955.37, zou moeten worden gevoegd. Omtrent in te voeren bezuinigingen wensch ik niet in ver dere beschouwingen te treden; immers het toestaan van de verschillende posten der begrooting wordt overgelaten, behou dens de wettelijke voorschriften, aan het welmeenen van den Raad. Wat nu de organieke sterkte betreft van de Schutterij, deze is aangegeven bij art. 23 der wet van 11 April 1827 (Staats blad N°. 17), bepalende dat die sterkte zal zijn twee man van iedere honderd zielen in eene gemeente, terwijl het thans nog vigeerend Koninklijk besluit het sterktecijfer voor iedere ge meente nog meer bepaaldelijk aangeeft. Wat nu ten slotte betreft de door mij gebezigde en door den heer Drucker gewraakte uitdrukking «grievende bemer king", ik meende niet ten onrechte mij daarvan te bedienen, daar, waar in de overtuiging geheel belangeloos eene betrek king te bekleeden en met de meest mogelijke zuinigheid te administreerenbemerkingen worden gemaakt mijns inziens ten eenenmale ongegrond of zoo dan al reden van bestaan hebbendebehoorden te worden ingebracht bij de Hooge Regee ring en niet bij het Gemeentebestuur, waardoor ze als in het onderwerpelijke geval een blaam werpen op het administra tief beleid van den Commandant. Voor terugontvangst der bijlagen dezer, houd ik mij beleef delijk aanbevolen. De Majoor Commandant, (get.) Van Kaathoven. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 3