130 Vogelèzang (243). M. J. Vogelezang (229), J. Vriezendorp (323), Wed. .1. Wakka (187), P. Van Weercn(179), H. Wessel (305), C. N. Pe Wilde (377), J. v. d. Wilk (220), G. W. Zand voort (207), 1). Van 't Zelfde (296), A. J. Van Zoelen (236). Te verminderen de aanslagen van: A. C. Aalberse (360) met ƒ6.—J Alphenaar (321) met ƒ6.75; Wed. 0. A. J. Bayer (368) met ƒ6.75; W. C. C. Bögemann (227) met ƒ8.88; A.De Bolster (364) met 6 09; J.Bonte (336) met ƒ0.45; A. J. Boom (384) met ƒ11.04; J. Boon (176) met ƒ6.60; P. C. Van Booren (266) met ƒ21.—; H. Van Borselen (365) met 15.— J. Botermans (395) met 1.50; J. Brieër (293) met 1.47; M. Cahen (352) met 60.— A. Van Campen (222) met 5.25; J. Couvée Az. (398) met 22.50; 0. Dierkes (343) met 1.50; J. C. Diehl (338) met 9.75; J. Dingjan (300a) met 41.25; C. Dutilh (254) met 15.C. F. W. EichhoIT (376) met 1.50; H. Erades (304) met 1.50; C. A. Evelein (191) met 28.60; A. C. v. d. Feltz (371) met 26.25; P. Fontein Pz. (361) met 5.64; Hi J. Van Haarlem (363) met 1.98; A, 0. Hartevelt (212) met, 39.J. Havelaar (372) met 26.25; G. Van Hest (299) met 11.01J. J. Van Hoeken (375) met 30.— J. P. Van Hoven (226) met 1.38; J. E. Van Iterson J.Az. (213) met 150.W. F. Karstens (249) met 2.25; Th. v. d. Klaauw (342) met f 2.25; Wed A. C A. v. d. KloesBacker (317) met ƒ37.50; B. J. P. De Koning (339) met 6.18; B. Krap (263) met 3.75; A. C. Kriest (383) met 13.50); W. Kruijfhooft (237) met 18.30; N. Laman Wz. (264) met 7.50; C. Van Leeuwen (362) met f 2:25; Wed. J. W. Lem (183) met ƒ5.25; J. v. d. Linden (181) met ƒ3.— D. Lorié (301) met 22.50; K. F. W. Van Luijken (397) met 2.82; H. Maas (273) met 30.— A. J. Van Man- nekus (312) met 88.20; A. v. d. Minne (291) 13.50; C. Moerkerk (309) met ƒ3.75; P. Montfoort (311) met 1.44; C. Noest (295) met 0.90; J. M. Van Nouhuijs (258) met 9.75; J. Th. Nijssen (294) met 14.16; A. C. J. Oomen (318) met ƒ33 Wed. D. Ossevoort (245) met 3.75; K. Pander (247) met 26.25; J. Planjer—Dikkers (246) met 52.50; P. H. Pont (272) met f 17.25; J. Roem (307) met 1410; H. J. Roozeboom (340) met 15.R. De Ruijter (192) met 1.50; P. L. Sandberg (329) met 2.25; J. C. Sanders (201) met 30.J. A Simon Thomas (186) met 4.17; P. Singerjing (378) met ƒ3.15; V. Summers (211) met 2 25; A. Tuijl (396) met 13.50; J. Van Ulden (277) met 6.75; W. Verhoog (303) met 10.29; K. v. d. Wijngaard (394) met 1.50; B. H. Wijtenburg (214) met ƒ27.— H. Van Zoelen (286) met 10.56; W. C. Zuurdeeg (285) met 30.W. Zwart (238) met 1.74. En te roieeren de aanslagen van: D. Ellis van Raalte (193), J. Van Hoven (320), D. Lancel (341), H. Polvliet (218), Ph. Robbers (399), L. Sleijser (359), C. v. d. Waard (367). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 310. Leiden, 4 December 1897. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van J. J. H. Maarschalk hebben wij de eer U mede te deelen dat de pupillen van adressant G. A. Hogenraad en B. J. K. Hogenraad, eerst genoemde op 20 September j.l. en laatstgenoemde in het begin van October de Hoogere Burgerschool en de gemeente hebben verlaten, op grond waarvan wij Uwe Vergadering in over weging geven aan adressant vrijstelling of terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor zijne beide pupillen G. A. en B. J. K. Hogenraad, vroeger leerlingen der Hoogere Burger school voor Jongens, over de laatste drie kwartalen van den cursus 1897/98 Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Barneveld, 20 November 1897. Aan den Gemeenteraad der Stad Leiden. Geeft eerbiedig te kennen Jan Jakob Hendrik Maarschalk, gepensionneerd Oost-Indisch Ambtenaar, te Barneveld, han delende als voogd van de minderjarigen B. J. K. en G. A. Hogenraad, dat bij aanslagbillet der Plaatselijke Belasting W. 7 te Leiden n°. 155/168 de heer P. Werkman, straat Vreewijk 8, is aangeslagen over 1897/98, voor het bijwonen der lessen over een jaar der voornoemde minderjarigen: a. aan de Hoogere Burgerschool a 120. Af volgens raadsbesluit30,— Bedrag van het verschuldigde 90. Dat hierop 20 September j.l. is betaald 1 of 22.50; dat G. A. Hogenraad de school heeft verlaten en naar Mittweide is vertrokken ongeveer half September; dat B. J. K. Hogenraad begin der maand October de school heeft verlaten en is vertrokken naar Zwolle. Redenen waarom hij zich tot Uwen Raad is wendende, met eerbiedig verzoek wel afschrijving te willen verleenen voor de drie laatste kwartalen of het nog onbetaald bedrag, 't Welk doende, J. J. H. Maarschalk. N°. 311. Leiden, 4 December 1897. Bij de behandeling van de begrooting voor 1898 in de sec tiën werd door een lid op de wenschelijkheid gewezen, dat er een wachtlokaaltje voor de Directie van de Tramweg-Maat schappij zoude worden ingericht buiten de Utrechtsche brug, waarop door ons in de Memorie van Antwoord werd mede gedeeld, dat de Directie zich had bereid verklaard een gedeelte van den stal beschikbaar te stellen, ten einde voor dit doel voor rekening van de gemeente daarvoor te doen inrichten, en dat door ons ter zake nader met de Directie werd in over leg getreden. Wij hebben daarop aan de Directie medegedeeld, dat uit een ingesteld onderzoek was geblekendat het op de teekening aangegeven gedeelte van den stal voor wachtlokaaltje zoude kunnen worden ingericht, en dat daarvoor eene uitgave zoude worden gevorderd van ongeveer ƒ225, dat wij geen termen hadden gevonden om den Gemeenteraad voor te stellendie som voor dit doel beschikbaar te stellendoch dat wij het billijk zouden achten dat de Tramweg-Maatschappij die uitgave voor hare rekening nam, welke Maatschappij toch dient zorg te dragendat voor de passagiers van den tram eene behoor lijke gelegenheid aanwezig is waarin zij kunnen vertoeven, totdat de tramwagen aan de Utrechtsche brug is aangekomen. Op dien grond hebben wij aan de Directie verzocht ons te willen mededeelenof zij bereid is op de eene of andere wijze voor rekening van de Tramweg-Maatschappij in de hier be doelde behoefte te voorzien. De Directie heeft ons daarop geantwoord dat de wenschelijk heid van de inrichting van eene wachtkamer ter plaatse haar nimmer is gebleken. Uit de indertijd genomen proef, waarbij het politiewachthuis bij de Utrechtsche brug als wachtlokaal werd aangewezen, deed zij de ondervinding op dat van dit lokaal door passagiers zeer weinig gebruik werd gemaakt en dat, toen dan ook in overleg met ons College tot opheffing was beslotenzij daarvan geene de minste nadeelige gevolgen met betrekking tot het vervoer ondervond. Verder bracht zij in herinneringdat zij zich indertijd bereid had verklaard een gedeelte van den stal aan de gemeente in gebruik te geven, teneinde den politiepost daarheen te ver plaatsen en het te bouwen lokaal tevens in te richten tot wachtkamer, op voorwaarde dat de kosten van inrichting, verwarming en verlichting ten laste van de gemeente zouden komen. Zij blijft steeds bereid aan die toezegging gevolg te geven, doch, daar zij van de noodzakelijkheid van de inrichting van een wachtlokaal in geenen deele overtuigd iskan zij bezwaarlijk de kosten van inrichting enz. voor hare rekening nemen. Wij hebben gemeend Uwe Vergadering van den uitslag der genoemde onderhandelingen in kennis te moeten stellen en kunnen geen termen vinden om een voorstel te doen om de kosten van inrichting van een wachtlokaal, waarbij dan nog komen de jaarlijksche kosten van verlichting en verwarming, voor rekening van de gemeente te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden, N°. 312. Leiden29 November 1897. Bij de behandeling der Gemeentebegrootingdienst 1898, gaf en bij het sectieonderzoek en bij de openbare beraad slaging in de zitting van 28 October 1.1. de heer Drucker eenige beschouwingen over de begrooting der dd Schutterij welke bêschouwingen ik meende niet zonder wederlegging te mogen laten. Ik deed dit in een aan H.H. Burgemeester en Wethouders gericht schrijven van 11 dezer N°. 59, welks inhoud ik mij had gevleid door H.H. Burgemeester en Wethouders aan Uwe kennisneming zou onderworpen zijn geworden, immers ik meende mij tot die zienswijze gerechtigd nu de zaak welke het betrof, in eene openbare vergadering een onderwerp van gedachtenwisseling heeft uitgemaakt. Nu tot mijn leedwezen ik mij te leur gesteld zie in mijne verwachting dat mijne tegenbeschouwingen ter Uwerkennisse zouden worden gebracht, geef ik mij de eer Uw geacht College als nog afschrift aan te bieden van mijn bovenvermeld onder dagteekening van 11 November j.l. aan H.H. Burgemeester en Wethouders gericht schrijven. De Majoor Commandant, Van Kaathoven. Aan den Raad der Gemeente Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 2