GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
•125
I \(J I''. li OH EST S'l'l K li K>.
N°. 28G. Leiden, '16 November 1897.
Met de in onze handen gestelde voordracht van Burgemees
ter en Wethouders tot wijziging van de regels omtrent de
helling der plaatselijke directe belasting kan onze Commissie
zich wel vereenigen. De verandering, in de verdeeling der klasse
voorgesteld, achten wij eène verbetering.
Alleen zouden wij uit het laatste gedeelte van het eerste
lid van art. 6 willen weglaten de woorden»van de kostpn
van verzekering en onderhoud van onroerende goederen en".
Die bepaling schijnt ons onnoodig. De inkomsten uit onroerende
zaken worden gesteld op het bedrag, dat over het vorige jaar
»is genoten".
Daarmede zal toch wel het netto-inkomen bedoeld zijn. Doch
dan spreekt het van zelf, dat de kosten van onderhoud enz.
mogen worden afgetrokken. Werden deze kosten opzettelijk
vermeld, dan zou ook van renten van hypothecaire schulden,
renten van opgenomen kapitalen en verschillende andere soort
gelijke lasten afzonderlijk gewag moeten worden gemaakt.
Eenige andere punten zijn nog bij onze commissie ter sprake
gekomen. Zoo de vraag, of niet voor gevallen, waar het inkomen
in den loop van het jaar eene beduidende en tevens klaar
blijkelijke vermindering ondergaat, binnen scherp bepaalde
grenzen, de mogelijkheid van ontheffing diende te worden ge
opend; de vraag, of niet het onderzoek der reclames zou kun
nen worden opgedragen aan commissiën uit den Raad, gelijk
in vele andere gemeenten geschiedt; enz. Doch waar het wen-
schelijk is, de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde
veranderingen spoedig tot stand te brengen, scheen het ons
niet geraden, bij deze gelegenheid de zooeven genoemde punten
nader te onderzoeken en in bepaalde voorstellen te formuleeren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 287. Leiden, 16 November 1897.
Ten aanzien der voordracht van Burg en Weth. van 5 No
vember j.l. heeft de Commissie van Financiën de eer het
volgende te rapporteeren
Bij onze Commissie bestaat er geen bezwaar tegende
strook gemeentegrondin genoemde voordracht vermeldaan
den openbaren dienst te onttrekken en aan de firma Clos en
Leembruggen in eigendom af te staan. Wij nieenen echter
dat de koopprijs, door Burg. en Weth. voorgesteld, te laag
is. Bij verkoop van dergelijken grond pleegt tegenwoordig op
ƒ5.per M-. te worden bedongen. Nu zouden wij hier, in
verband met de gemakkelijke voorwaarden, waarop de gemeente
in 1855 den grond in gebruik heeft afgestaan, met een lageren
prijs genoegen willen nemen. Doch het komt ons voor, dat
daarmede voldoende rekening wordt gehoudenindien de prijs
voor de 126 M'2. die gratis in gebruik zijn gegevenop
ƒ3.per M'2 wordt gesteld. De te betalen som bedraagt dan
20 x ƒ6,58 131,60 en 126 x ƒ3 ƒ378.— te zamen dus
509,60 Waar de firma Clos en Leembruggen den vrijen en
onaantastbaren eigendom verkrijgt van 314 M2. grond achten
wij dien prijs zeker niet te hoog berekend.
Wij geven U dus in overweging, de voordracht van B. en
W. aan te nemen, met deze wijziging, dat in plaats van f219,80
wordt gelezen f 509.60.
Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën.
N°. 288. Leiden, 11 Novemhej' 1897.
Wij hebben de eer Uwe vergadering in overweging te geven
het schoolgeld voor Aaltje Roeloffsleerlinge dei" Kweekschool
voor onderwijzers, wonende te Oude-Wetering, vast testellen
op 6.- per kwartaal, op grond dat de inkomsten van haren
vader J. Roeloffs Sr. 1450.- bedragen; ensPieter Bruinsma
te Stompwijk en Evert Van Groningen te' Katwijk vrij te
stellen van de betaling van schoolgeld, aangezien hunne in
komsten minder dan 600.bedragen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 289. Leiden, 11 November 1897.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van G. Odding,
weduwe van Van Klingeren, geven wij Uwe Vergadering in
overweging aan adressante, wegens vertrek uit de gemeente
terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor haar kleinzoon
H. J. Saat, vroeger leerling aan de Jongensschool 2e klasse,
over de maanden November en December, tot een bedrag
van f 2.67.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen:
G. Odding, wed. Van Klingeren, gewezen ambtenares van
de Rijkswerkinrichting voor vrouwen te Leiden;
dat zij de gemeente Leiden thans heeft verlaten en zich
heeft gevestigd te Schoonhoven, Haven n°. 327;
dat tengevolge daarvan haar kleinzoon Henderikus Johannes
Saat de school voor M. U. Lager Onderwijs 2e klasse, niet
meer bezoekt;
redenen waarom zij zich tot Uw College wendt, met het
eerbiedig verzoek, haar afschrijving te willen verleenen van
het schoolgeldwaaavoor zij is aangeslagenvoor zoover van
het onderwijs geen gebruik is gemaakt.
't Welk doende
G. Odding
Schoonhoven, 4 Nov. '97 Wed. Van Klingeren.
N°. 290.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
3 tot en met 9 November 1897.
1
November.
3
6.15-8.—
7
16.2
2
4
6.15-8.15
8
16.4
3
5
6.15-8.15
7
16.2
4
6
6.15-8 -
8
16.
5
7
6.15-8.15
7
15.8
6
8
6.15—815
8
16.
7
9
6.15-8.15
8
16.
N°. 291. Leiden, 18 November 1897.
Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden
een staat model A strekkende tot voldoening uit den post
voor Onvoorziene Uitgaven van dit jaar van het aan het Rijk
en de Provincie toekomend aandeel in de over 1896 ontvangen
bijzondere bijdragen in de verplegingskosten van sommige be
hoeftige krankzinnigen, ten aanzien van wie door het Rijk
en de Provincie het gewone subsidie was verleend.
Zooals U bekend is werd deze uitkeering voor het eerst ge
regeld in de begrooting van 1897, naar aanleiding van eene
circulaire van Gedeputeerde Staten dd. 25 Augustus 1896.
Vermits echter blijkens een nader ontvangen schrijven van
genoemd College dd 26/28 Augustus j.l. ook de uitkeering
over 1896 wordt tegemoet gezien en de rekening over dat
jaar is afgesloten, stellen wij U voor deze uitgaaf ten bedrage
van 116 413 te brengen ten laste van de Onvoorziene Uitgaven
van 1897.
Gelijk voorstel wordt door ons gedaan ten opzichte van de
terugbetaling aan eenige belastingschuldigen van over 1896
te veel betaalde plaatselijke directe belasting, als gevolg van
de uitspraak van Ged. Staten op de door hen ingediende
reclames. Aangezien de beschikking van gemeld College is
ontvangen nadat de dienst 1896 was afgesloten, kon de terug
betaling niet meer op dat dienstjaar plaats hebben, zoodat
wordt voorgesteld ook deze uitgaaf, tot een gezamenlijk be
drag van 78,41 uit de Onvoorziene Uitgaven van 1897 te
bestrijden.
Wij verzoeken U alsnu tot vaststelling van voormelden
staat A te willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 292. Leidenden 19 November 1897.
Wij hebben de eer U hiernevens over te leggen een adres
van L. J. Kiek, houdende verzoek om terugbetaling van
schoolgeld voor zijn dochtertje dat in den loop der maand
September wegens ziekte van de openbare school der 2e klasse
voor jongens en meisjes (Leerschool bij de Kweekschool) is
weggebleven, over het 2e kwartaal van den cursus 1897/8.
Vermits art 2 van het raadsbesluit van 11 November 1880
(Gemeenteblad nO. 9 van 1882) zooals dat is gewijzigd bij
raadsbesluit van 13 October 1887 (Gemeenteblad n«. 1 van
1888) bepaalt dat voor elk ingetreden .kwartaal het volle
schoolgeld is verschuldigdook al heeft de leerling het
onderwijs over dien geheelen tijd niet genoten, terwijl bij
N°.
DATUM.
UUR.
AANTAL.
Gemiddelde Eng. Stand
kaarsen.