423 drie, aan het dienstjaar, waarvoor de belasting strekt, vooraf gaande jaren genoten is, en, zoo het beroep, bedrijf of de onderneming langer dan één doch korter dan drie jaren be staat of is uitgeoefend, op het gemiddelde over dat tijdvak, en bij korter duur op de vermoedelijke opbrengst; c. de inkomsten uit vaste loonen, bezoldigingen, wachtgel den, pensioenen en andere uitkeeringenin jaar-, maand- of weekgelden bestaande, van welken aard en krachtens welk recht ook genoten, worden berekend naar den toestand op den len Januari van het dienstjaar; bij het belastingschuldig worden in den loop van het dienst jaar, worden deze inkomsten berekend naar den toestand op liet tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt. d. toevallige batenzooals erfenissenschenkingen van kapi talen en legaten, worden niet als inkomen, maar als ver meerdering van kapitaal aangemerkt; e. minderjarigen zijn niet belastingschuldig voor hetgeen hun door bloed- of aanverwanten in de rechte lijn wordt ver strekt tot bestrijding der kosten van studie of voor het aari- leeren van eenigen tak van koophandel, kunst- of handwerk; f. alle in dit artikel niet uitdrukkelijk genoemde gevallen worden naar de beginselen welke aan de belasting ten grond slag liggen beslist. Art. 7. De belastingschuldigen rangschikken zich naarmate van hun zuiver jaarlijksch inkomen in een der volgende klassen le klasse omvat hen die een inkomen hebben van f 400 tot beneden f 450 2e van 450 500 3e 500 600 4e 600 700 5e 700 800 6e 800 900 7e 900 1000 8e 1000 1200 9e 1200 1400 10e 1400 1600 11e 1600 1800 12e 1800 2000 13e 2000 2200 14e 2200 2400 15e 2400 2000 16e 2600 2800 17e 2800 3000 18e 3000 3300 19e 3300 3600 20e 3600 3900 21e 3900 4300 22e 4300 4700 23e 4700 5200 24e 5200 5700 25e 5700 6300 26e 6300 6900 27e 6900 7600 28e 7600 8300 29e 8300 9100 30e 9100 10000 31e 10000 11000 32e 11000 12000 33e x 12000 13000 34e 13000 14000 35e 14000 15000 36e 15000 16000 37e 16000 17000 38e 17000 18000 39e 18000 19000 40e 19000 20000 41e 20000 22000 42e 22000 24000 43e 24000 26000 44e 26000 28000 45e 28000 30000 46e 30000 33000 47e 33000 36000 48e 36000 39000 49e 39000 42000 50e 42000 45000 51e 45000 48000 52e 48000 52000 53e 52000 56000 54e 56000 60000 en voor elke 5000 boven dit cijfer ééne klasse hooger. De belastingschuldigen kunnen binnen de klasse waarin zij zich rangschikkendes verlangd, een bepaald cijfer als het werkelijk bedrag van hun inkomen opgeven. Met middencijfer Van elke klasse of het bepaald cijfer van aangifte, verminderd met f 400, strekt tot grondslag voor de den berekening van aanslag. Art. 8. Van het belastingschuldige cijfer wordt in verband met art. 1 een evenredig cijfer geheven. Art. 9. Voor elk eigen of aangehuwd kind of inwonend kleinkind van den belastingschuldige, beneden den leeftijd van 18jaren, wordt de belasting met twee ten honderd verminderd. Inwonende kinderen of kleinkinderen boven den leeftijd van 18 jaren, die wegens voortdurende lichaams- of zielsgebreken niet in hun onderhoud kunnen voorzien, worden met kinderen beneden den leeftijd van 18 jaren gelijk gesteld. Art. 10. Vermeerdering of vermindering van inkomen gedurende den loop van het belastingjaar of van het getal leden van het gezinbrengt geene verandering in den aanslag. Art. 11. Het dienstjaar vangt aan 1°. Januari en eindigt op 31 December van elk jaar. Art. 12. In den loop der maand Januari worden de beschrijvings biljetten voor deze belasting uitgereikt en teruggehaald. Hij die een beschrijvingsbiljet heeft ontvangen is verplicht de daarin vermelde vragen in gemoede, naar waarheid en zonder eenig voorbehoud te beantwoorden en die beantwoor ding met zijne handteekening te bevestigen. Hij die later belastingplichtig of als zoodanig bekend wordt is bij ontvangst van een beschrijvingsbiljet tot gelijke be antwoording dier vragen verplicht. Voor hen, die niet kunnen schrijven, zal de ambtenaar, belast met de ophaling der beschrijvingsbiljetten, desgevraagd de invulling namens hen verrichten en na voorafgaande voor lezing, onderteekenen. Art. 13. Die geen biljet heeft ontvangen of bij wien het niet is teruggehaald, zal vóór of op den 15 Februari de gevorderde aangifte ter Secretarie moeten inleveren. Zij, die in den loop des jaars belastingschuldig worden zijn verplicht binnen ééne maand gelijke aangifte in te leveren. Art. 14. De ingekomen aangiften worden door Burgemeester en Wet houders geopend en beoordeeld, om daaruit het kohier, be doeld bij art. 264 der gemeentewet, op te maken. Art. 15. Bij onvoldoende of te lage aangifte, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, of bij het niet inleveren van de beschrijvingsbiljetten worden de belanghebbenden door Burgemeester en Wethouders ambtshalve aangeslagen, na door voormeld collegewanneer zulks door hem noodig wordt geacht te zijn gehoord of opgeroepen. Art. 16. Bij de inwerkingtreding van dit besluit vervalt het Raads besluit van 22 October 1877, regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting te Leidenmet de daarin ge brachte wijzigingen, laatstelijk bij Raadsbesluit van 30 Juli 1896. VERORDENING! regelende de invordering der plaatselijke directe belasting te Leiden. Art. 1. De invordering der belasting geschiedt door den ontvanger, krachtens de door de Gedeputeerde Staten goedgekeurde kohieren. Art. 2. Het aanslagbiljet wordt door den ontvanger kosteloos uit gereikt binnen twee maanden na de goedkeuring van het kohierhet behelst een uittreksel uit het kohier voor zooveel dit den aangeslagene betreft, den dag der uitreiking, de ter mijnen van betaling, de plaats, de dagen en uren op welke de ontvanger tot ontvangst der belasting zitting houdt, als mede de uitnoodiging tot betaling vóór of op den vervaldag. Art. 3. De toerekening en afschrijving der betalingen geschieden in deze orde: 1°. op de kosten van vervolging; 2°. op de zegelrechten3°. op de oudste der verschuldigde termijnen. Art. 4. De ontvanger is verplicht voor iedere betaling onmiddellijk op de aanslagbiljetten quitantie te stellen. Wanneer het aanslagbiljet in het ongereede is geraakt of de belastingschuldige een ander verlangt, moet daarvan een duplicaat opgemaakt en tegen betaling van vijf cents, behalve X X ft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 3