112
DONDERDAG 11 NOVEMBER 1897.
IV. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1897, van het
H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. n°. 273).
V. Verzoek van A. Kapteijn den Boumeester, om terug
betaling van schoolgeld, lager onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 272).
V. Idem alsvoren van J. Hakkert.
(Zie Ing. St. n°. 274).
VII. Idem als voren van D. A. Van Vuuren, Iloogere Bur
gerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. n°. 268).
VIII. Idem van het Bestuur der Drie-October Vereeniging,
om eene tegemoetkoming in de kosten van de uitvoering der
Kindercantate.
(Zie Ing. St. n°. 269).
IX. Idem van de Stoomboot Maatschappij Carsjens, om een
gebouw te mogen plaatsen aan de Haven. (Hooimarkt).
(Zie Ing. St. n». 276).
Worden achtereenvolgens alle zonder discussie of hoofdelijke
stemming toegestaan of goedgekeurd.
X. Idem van H. J. Sloots en J. G. Rietbergen, ter bekoming
van goedkeuring op het door hen ingediend stratenplan in
verband met het bouwen van woningen aan den Haarlem
merweg.
(Zie Ing. St. n». 279).
De heer Drucker. M. d. V. B. en W. spreken in den op
roepingsbrief tot deze vergadering van een door deze heeren
ingediend «stratenplan". Nu geldt het hier wel een stratenplan
op zeer bescheiden schaal. Toch zou ik wenschen te vragen,
of B. en W zich hebben overtuigddat de bouwerij dier heeren
past in eene behoorlijke stads-uitbreiding. Ik vraag dat hierom.
Het is bekenddat in vele steden de grootste onaangenaam
heden en ongewenschte toestanden zijn ontstaan, door ieder
maar te laten bouwen zooals hij zelf wilde. Dat kan men niet
altijd voorkomen. Maar hier wordt ons gevraagd, het plan goed
te keuren. Daarom zou ik gaarne van B. en W. vernemen,
of h.i. deze stratenaanleg niet hinderlijk wezen kanwanneer
daar later verder wordt gebouwd.
De heer Dekhuyzen. Het woord «stratenplan" is ontleend
aan de verordening. Het is waar, het geldt hier slechts het
begin van een straat; maar op die manier is het woord in
de stukken gekomen.
Wat de tweede vraag van den heer Drucker aangaat, of
deze aanleg past in de planuen van uitbreiding, kan ik dit
meedeelenIn die omgevingiets verderis een straat van
weinig beteekenis, een tweede-soort straat ontworpen. Het
plan van den heer De Jongh het is er uitdrukkelijk bij
gezegd is wel een leiddraadmaar is niet door den Gemeente-
teraad vastgesteld, zoodat bouwerij daarin natuurlijk ver
andering brengen kan. Wij moeten dan telkens pro re nata
handelen, het plan van den heer De Jongh strekt vooral om
ons te waarschuwen voor verkeerde stappen bij het beoor-
deelen van bouwplannen. Wij kunnen hier nu een ingang van
een dergelijke straat verkrijgen als ontworpen is; en wij
hebben zoo veel straatruimte verkregen als met eenige mogelijk
heid te verkrijgen was van deze eigenaars, zoodat ik geloof
dat wij inderdaad tevreden kunnen zijn.
De heer Drucker. Aan het stratenplanDe Jongh zou ook
ik op dit oogenblik niet gebonden willen wezen. Maar ik geloof
toch, dat wij de uiterste voorzichtigheid moeten betrachten.
Eene straat van negen meter dat is toch wel haast de
kleinste breedte die men kan toestaan; en nu zou het kunnen
zijn, dat deze straat ik zal niet zeggen eene straat wordt
van den eersten rangmaar dat er later toch nóg al verkeer
zou kunnen komen. Ik zal mij tegen deze voordracht niet
verzetten, maar ik 'zou willen verzoeken in dergelijke zaken
zeer voorzichtig te wezen. Ik maak trouwens uit de redeneering
van den heer Dekhuyzen op, dat bij Burg. en Weth. die
voorzichtigheid bestaat.
De heer Dekhuyzen. Die grond is aan den zuid- en oost
kant begrensd door weiland, dat in handen van één eigenaar
is. Zoodra die eigenaar er over denkt ook met een stratenplan
voor den dag te komen, dan pas zijn wij in de gelegenheid
het onderhavige plan nader uit te werken. Van de eigenaars
die nu een aanvraag hebben ingediend, hebben wij verkregen
al wat in het belang der gemeente te verkrijgen was.
De heer De Goeje. Er komt in het adres eene dubbele
quaestie voor, nl. of de uitloozirig der riolen op de eene of
op de andere wijze zal moeten geschiedenwanneer bij B. en
W. tegen een dier twee bezwaar bestaat. In het voorstel van
B. en W. vind ik daaromtrent niets?
De Voorzitter. De riolenquaestie behoort bij B. en W.
De heer De Goeje. Dank uM. d. V.
Het voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
XI. Concept-verordening op de wateren in de gemeente.
(Zie Ing. St. n°. 267).
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 14 worden achtereenvolgens znoder discussie
en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 5.
De heer Zaaijer. M. d. V. De laatste zinsnede van dit art.,
luidendemits dit zonder tusschenpoozen worde
voortgezet" zou aanleiding kunnen geven tot verwarring. Men
zou het zoo kunnen opvattenalsof het lossen of laden ook
des nachts moest geschieden. Dat is toch zeker niet de be
doeling?
De Voorzitter. De bedoeling is, dat het lossen of laden
niet willekeurig worde vertraagd. Ik stel mij voor, dat die
menschen ook eens moeten gaan etendus zijn de tusschen
poozen, die gebruikelijk zijn, in acht te nemen. Men heeft
willen waken tegen opzettelijke vertraging, tegen traineeren.
De arbeid moet worden gecontinueerd, maar de gewone be
palingen van schafttijd worden in acht genomen.
De heer Zaaijer. Met deze officieele verklaring ben ik
tevreden, M. d. V. Daarom was het mij alleen te doen.
Art. 5 wordt nu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De artt. 614 worden achtereenvolgens zonder discussie
en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 15.
De heer Van Lidth he Jeude. M. d. V. Ik zou gaarne eene
inlichting wenschen te vragen Hier staat: de schippers
en hunne onderhoorigen (zijn) verplicht zich bij het door
varen der bruggen naar de, in het belang der openbare orde
en veiligheid gegeven bevelen van den Havenmeester, van
den adjunct-Havenmeester, van de havenrechercheurs en van
de brugwachters te gedragen." En in art. 34 zie ik hetzelfde
«De schippers en hunne onderhoorigen zijn verplicht, on
middellijk te gehoorzamen aan de bevelen, door den Haven
meester, door den adjunct-havenmeester, door de haven
rechercheurs en door de politie in het belang der openbare
orde en veiligheid of ter uitvoering van de bepalingen dezer
verordening gegeven." In het laatste artikel staan alleen niet
de brugwachters genoemd. Nu is bij mij de vraag opge
komen, waarom die twee artikelen afzonderlijk zijn vermeld?
De Voorzitter. Omdat wat in art. 15 is uitgedrukt alleen
te pas komt bij het doorvaren der brug. De brugwachters
hebben geen verdere macht dan bij de brug waarbij zij in
dienst zijn, terwijl art. 34 slaat op alle bepalingen in het
algemeen. Het is voor de bruggen zoo geregeld, omdat daar
ook de wijze van doorvaren moet kunnen worden beoordeeld
door de ambtenaren, belast met de bediening der bruggen.
De brugwachters hebben een vasten post, dus hehoeven zij
niet in het algemeen bevoegd te zijn bekeurend op te treden.
De heer Van Lidth de Jeude. Het was ook eenigszins mijn
idéé, dat de bepaling sloeg op de brugwachters. Maar, dan
is er nog een bezwaar Art. 34 is van veel uitgebreider strek
king, zoodat iemand, die onder art. 15 valt, ook valt onder
art. 34. En de strafbepaling is in beide gevallen niet dezelfde.
Voor eene overtreding, vallende onder art. 34, is eene veel
hoogere straf bepaald.
De Voorzitter. Dan zal de rechter wel toepassen de straf,
die het minst zwaar is, tenzij eene andere overtreding is
begaan. Art. 15 heeft een bepaald delict op het oog, n.l. eene
overtreding bij het doorvaren van eene brug; terwijl art. 34
het oog heeft op alle overtredingen dezer Verordening. Boven
dien kan het bezwaar nooit groot zijn, want de kantonrechter
heeft altijd de bevoegdheid te dalen tot 50 cents boete
De heer Van Lidth de Jeude. Ik dank u, M. d. V.
Art. 15 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De artt. 16'17 worden achtereenvolgens zonder discussie
én zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 18.
De heer Pera. Aan het eind van dit artikel staat, dat het
is verboden: c. de bel te luiden of op den hoorn te
blazen tusschen des avonds 8 en des morgens 6 uur in de
Haven, de Oude Vest en de Beestenmarkt." Ik zou willen
vragenof het niet dienstig wezen kan deze bepaling meer
algemeen uit te strekken; of anders te mogen weten, of er bij-