98 DONDERDAG 28 OCTOBER 1897. opgeschommeld enz. Dit heeft den vorigen wethouder van fabricage, den heer De Sturler, meen ik, aanleiding gegeven, om het onderhoud ondershands te geven aan een timmerman in de onmiddellijke nabijheid van de brug wonende. De heer P. J Van Hoeken. Ik deel de meening van den heer De Vries, dat in eigen beheer het zeer moeilijk zal zijn het juiste bedrag op te geven aan de brug besteed, zoodat of Leiden of Rijnland nadeel lijdt. De nu gevolgde wijze van onder houd geeft toch ook zooveel tijdbesparing niet, want de timmer mansbaas met het onderhoud belast, zal natuurlijk voor hij tot eene reparatie overgaat, daartoe toestemming moeten ver kregen hebben van het bureau der gemeentewerken. De Voorzitter. Ik heb reeds gezegd, dat ik het met den heer De Vries volkomen eens ben. Het is dit jaar niet ge beurd ik zal dat onderzoeken. Andere jaren zal er dus niets gebeuren zonder dat het aan Rijnland bekend is. Maar mij is er niets van bekend. Volgn 88 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgnrs. 8991 worden achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over volgn. 92, luidende: Onderhoud van havens, vaarten, kaaimurensluizen en andere waterwerken. 9320.-." De Voorzitter. Dit artikel moet worden verhoogd met 2700.—, daar de schoeiing aan het Utrechtsche Veer zal worden vernieuwd door een steenen borstwering in plaats van door eene houten schoeiing, wanneer het althans wordt aangenomen. De heer Zillesen. Js de verdere schoeiing langs het Utrechtsche Veer metselwerk? De Voorzitter. Verderop is het metselwerk Met het oog op de groote kosten was voorgesteld eene houten schoeiing te maken maar dooi' den heer Hasselbach is overtuigend aan B. en W. aangetoond, dat het oneindig goedkooper zal uitkomen, wanneer ineens een steenen schoeiing wordt gemaakt, daar eene houten schoeiing veel kost aan onderhoud en veel spoediger verteelt. De tegenwordige houten beschoeiing is naar beide zijden begrensd door eene steenen. De heer P. J. Van Hoeken. Ik zie, dat in dit art zijn opge nomen twaalf stootpalen. Mag ik vragen, M d. V. de com missie van fabricage zal daaromtrent wel eenige inlichtingen kunnen geven is daarbij een stootpaal ter plaatsing in de haven? De Voorzitter. Ik meen, dat er op gerekend is ook één in de haven te plaatsen. De heer P. J. Van Hoeken. Het is daar zoo noodig met de drukke vaart. Er wordt dikwijls met wind gestopt, en dan weten de schippers niet waaraan zij zich houden moeten. De Voorzitter. Ik geloof, dat er op gerekend is. Volgn. 92 wordt goedgekeurd zonder hoofdelijke stemming. Volgnrs 93— 96 worden achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over volgn 97, luidende: Gemeente-reiniging ƒ6770.-". De Voorzitter. Dit artikel moet worden verminderd met ƒ200.omdat het salaris van machinist en stoker, de nieuwe, is gesteld op ƒ900.door eene wijziging in den dienst. De oude Van der Linden is gepensionneerd. De heer A. J. Van Hoeken JJzn. M. d. V. Gaarne wensch ik onder uwe aandacht te brengen dat de Haarlemmervaart in het contract voor het waterschuimen niet is opgenomen De Voorzitter. Dat is reeds opgemerkt door B. en W. De heer A. J. Van Hoeken. Jawel, M. d. V. Maar mag ik dan onder uwe aandacht brengendat voor 1898 eene rege ling te treffen is! De Voorzitter. Dat wordt door B. en W. overwogen, maar het is niet zeker dat het zal gebeuren. Die vaart is niet te vergelijken met eene gewone gracht. De zaak is echter nog niet beslist, maar wordt overwogen, en bij het opmaken van de voorwaarden van de reiniging der gemeente na l Jan 1898 zal zij zeker nog nader een punt van overweging uitmaken. Het schuimen van de bladeren daar, is echter niet te verlangen. De heer A. J. Van Hoeken JJzn. Mag ik dan vragen onder welk artikel zijn te r angschikken de cadavers die daar liggen De Voorzitter. Daartegen zullen maatregelen getroffen worden. Volgn. 97 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over volgn 98, luidende: ^Onderhoud van huizen, torens, poorten en dergelijke 134G6." De heer Drucker. Ik zou B en W. wel in overweging willen geven, rrog eens hurr oordeel over de woning van den ambtenaar van het hulpkantoor der Bank van Leening te herzien. Wanneer die woning op B. en W. zulk een gunstigen indruk heeft gemaakt, dart ligt het zeker daaraan, dat die woning wordt bewoond door een knappen man en eene knappe huisvrouw. Ik heb de woning ook gezien en volgens mij is zij bedroe vend klein. Een kleine voorkamer, door B. en W. bestempeld met den naam van pronkkamer, een weidsche naam voor een dergelijk vertrek, verder eene heel kleine achterkamer voor woonkamer en keuken dienende, en als slaapkamer een alkoof, zonder licht en lucht dan wat door de voor-en achter kamer valt. B. en W. zeggenvergrooten van de woning gaat, niet, want het huis Korte Mare n° 15 is eerst onlangs verhuurd. Ik geloof, dat hier een misverstand in het spel is. De woning toch van bedoelden ambtenaar grenst aan eene woning die per week verhuurd is voor 2.40, zooals men kan zien op de begrooting onder de ontvangsten. Wanneer nu die woning geheel of gedeeltelijk kon getrokken worden bij de woning van den ambtenaar, dan was hij geholpen, terwijl hij gaarne bereid zoude zijn, iets meer huur te betalen, hoewel zijn tegenwoordige huur niet zoo gering is. Ik geloof dat er alle aanleiding bestaat, dit plan nog eens in nadere overweging te nemen. De Voorzitter. Wanneer er misverstand heerscht, dan is het zeker niet aan de zijde van B. en W., maar aan de zijde van hen die de opmerking in het sectie verslag hebben ge maakt. De zaak is deze. Er zijn eigenlijk drie panden liet pand nu bewoond door Los, de bovenwoning voor ƒ2.40 per week verhuurd en het kantoor met bovenwoning door O ver duin bewoond. Nu heb ik in de afdeeling den indruk gekregen, dat bedoeld werd vergrooting met de woning thans bewoond door Los. Ik heb persoonlijk de zaak onderzocht en het is mij gebleken, dat het niet mogelijk is een gedeelte van die woning te voegen bij de woning van Overduin. Wil men de woning van Overduin vergrooten, dan zou men moeten opzeggen de huur van de bovenwoning van ƒ2.40, om daarmede eerstgenoemde woning uittebreiden. Mocht het gezin van Overduin later aanzienlijk worden ver meerderd, dan zijn er zeker termen om daartoe over te gaan, maar nu heeft hij nog een klein gezin en werkelijk naar mijne meening niet te klagen over te weinig ruimte. De heer Drucker meent, dat B. en W. de voorkamer wel wat hebben geflatteerd met den naam van pronkkamer. Wij bedoelden daarmede dit. De vrouw van Overduin heeft mij zelf gezegd, dat zij die kamer absoluut niet gebruikte, alleen 's Zondags om er eens te zitten, doch niet als woonkamer. Nu spreekt het van zelf, dat wanneer men slechts twee ver trekken heeft, het een eisch van noodzakelijkheid is om ook beide vertrekken te bewonen, het achtergedeelte kan dan worden gebezigd voor keuken, terwijl nu gegeten en geslapen wordt in één vertrek. Wij spraken van pronkkamer, omdat dit de benaming is door menschen uit dien stand aan een dergelijk vertrek gegeven. Ik geloof werkelijk, dat er nu geen dringende behoefte aan uitbreiding bestaat, maar zoodra het gezin veel grooter wordt, ben ik het volkomen met den heer Drucker eens, dat wat meer ruimte zal moeten gegeven worden De heer Drucker zegt: Overduin betaalt werkelijk geen geringe huur; maar hij weet ook, dat de huur aan Overduin wordt gerestitueerd door de administratie van de Bank van Leening. Feitelijk steekt dus de gemeente heel weinig daarvan in den zak. Wat mij betreft kan voor de finantiën der ge meente de huur evengoed op ƒ2960.worden gesteld als op ƒ290.de gemeente zal daarmede geen cent vooruitgaan. Maar ik geloof, dat wanneer werkelijk dringend de behoefte rijst, de eenige mogelijkheid is dat de huur van het andere perceel wordt opgezegd. Maar dan gaat eene bate verloren, die wij wel krijgen, van ƒ2.40 per week. De heer Drucker. Wat de finantiën betreft, M. d. V., is natuurlijk grootendeels juist, wat door u is gezegd Echter niet geheel. De ambtenaar ontvangt uit de kas der Bank van Leening eene vaste som voor huur. flij betaalt thans aan de gemeente ƒ290 huur. Wanneer hij meer gaat betalen krijgt hij daarom niet meer van de banken ik meen, dat hij tot eenige meerdere betaling van huur bereid zou zijn. Wat nu betreft de inrichting der woning, het bedoelde gezin zou misschien het gebruik der kamers anders kunnen verdeelen. Maar wij weten, dat men zelfs in minderen stand dan waarin deze ambtenaar leeft gaarne een kamer heeft, die niet zoo dagelijks gebruikt wordt; daar stellen de menschen prijs op. Bovendien, meermalen komen er menschen bij hem voor zaken dan laat hij ze in die kamer, zoodat die er knap moet uitzien. Intusschen, wanneer B. en W. bij de eerstvolgende eventueele uitbreiding van het gezin van dezen ambtenaar de zaak nog eens zouden willen overwegen, zou dat een stap tot den vrede zijn. Volgn. 98 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 6