117 tegen de inwilliging van het verzoek bezwaar is ingediend door verschillende eigenaars en bewoners van huizen, welke uitzicht hebben op de Haven, op grond dat door de plaatsing van bedoeld gebouw het vrije uitzicht geheel of gedeeltelijk zoude worden benomen. Wij hebben omtrent dit verzoek het advies ingewonnen van den Commissaris van Politie, de Commissie van Fabricage en den Algemeenen Markt- en Havenmeester, wier rapporten in de Leeskamer ter inzage van de leden zijn nedergelegd. Na overweging van deze adviezen is het ons voorgekomen, dat bezwaarlijk de gevraagde vergunning zal kunnen worden verleend. Zeer zeker zal het uitzicht voor de omwonenden en mede voor het in de buurt geplaatst politiewachthuis worden belemmerd; maar bovendien ligt de walkant, waarop het gebouwtje zoude moeten worden geplaatst, in het verlengde van het spoel der Havenklapbrug en wordt deze, bij gebrek aan plaats aan de overzijde (Havenkade) veel gebruikt voor het laden en lossen van verschillende pakbootenterwijl et- bovendien ook somvf-ijlen andere booten van dien wal gebruik maken. Door de plaatsing van bedoeld gebouw zoude de lossings plaats aan genoemden walkant voor meerdere booten te klein worden, en is het te voorzien dat er, bij goed weêr, steeds goederen buiten zullen blijven liggen, evenals dit bij de Volharding het geval iswaardoor dan aan anderen de gelegenheid voor laden en lossen zoude benomen worden. Bovendien wijzen wij er in het algemeen opdat dergelijke gebouwen aan den walkant van grachten en kaden de stad ten zeerste ontsieren; in andere handeldrijvende gemeenten wordt dan ooknaar wij vermeenenniet toegestaan dat stoombootmaatschappijen op het terrein van de kade, ge bouwen van niet minder dan 40 M2. voor kantoor en pak huis plaatsen en is de vrees gewettigd dat, wanneer dit verzoek wordt toegestaan, spoedig door andere eigenaren van booten diergelijke verzoeken zullen worden ingediend. Ten slotte is het in geenen deele aangetoonddat het voor de stoombootmaatschappij Carsjens dringend noodzakelijk is, dat zij in de gelegenheid worde gesteld op de door haar ge- wenschte plaats een kantoor en bergplaats op te richten. "Voor dit doel toch zal zij aan de Haven of in de Westha venstraat wel een geschikte localiteit kunnen bekomen. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering in overweging, om afwijzend op het onderwerpelijk verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de Weledel Achtb. Heeren, Leden van den Gemeenteraad alhier. Geeft met den verschuldigde eerbied te kennenPieter Johannes Weijenbergh, directeur derNaamlooze Vennontschap Stoombootmaatschappij Carsjens", voorheen W. D. Carsjens, dat door het overplaatsen van het Hoofdkantoor der stoomboot- dienst van Oude Wetering naar Leiden een gelegenheid, voor kantoor en bergplaats van kleine goederenaan de lig plaats der booten, noodzakelijk is geworden. Om in die behoefte te voorzienverzoekt hij voorloopig voor tien jaren en tien opzienjarenop de kadeaan de voormalige Hooimaikt een houten gebouwtje op steenen voeting, te mogen plaatsen, volgens bijgaande teekening. Het gebouwtje zal 42 .VU. beslaan en zoodanig worden ge plaatst, dat het voor verkeer en aanleggen geen bezwaren geeft en door vorm en afwerking zal het den omtrek niet ontsieren. Voor het gebruikmaken van den grond, zou de vennootschap, behoudens dit door UEd.Achtb. anders wordt beschikt, een huurprijs van ƒ1.per ML en per jaar wenschen te betalen. 't Welk doende enz. Stoombootm. „Carsjens" (voorheen W. D. Carsjens), P. J. Weijenbergh, Directeur. Leiden25 Sept. 1897. No. 277. Leiden, 6 November 1897. gegeven naar welken maatstaf de schatting zal moeten plaats hebben. Ten aanzien van de sterkte van het door de tappers en slijters ingeslagen gedistilleerd, hebben wij een onderzoek doen instellen, waaruit blijkt dat slechts een klein tal gedis tilleerd inslaat tot eene sterkte van 50%, de meeste van hen betrekken tot eene sterkte van 43 a 46%. enkelen zelfs op 40yc. Om nu die verschillende inslagen te herleiden tot50°/0 sterkte, zou een zeer tijdroovenden arbeid vorderen van den schatter, die toch reeds binnen een betrekkelijk kort tijds verloop een groot aantal perceelen heeft te schatten en toch nog niet kunnen leiden tot een vasten en juisten maatstaf voor de berekening van het vergunningsrecht. Wij hebben dan ook steeds met gerustheid de wijze van schatting overgelaten aan den daartoe aangewezen persoon. Ten bewijze dat de schatter voor zijn taak goed berekend is, moge dienen dat uit de jaarlijksche staten van schatting en herschatting der localiteiten blijkt dat zijne opgaven in den regel zeer weinig verschillen met die van de herschatters. Wij hebben dan ook nimmer aanleiding gevonden verandering in den bestaanden toestand te brengen. Mochten adressanten er echter prijs op stellen dat bij de schatting der localiteiten de inslagen van gedistilleerd worden berekend tegen 50°/o sterkte dan zal dit slechts kunnen ge schieden door inderdaad gedistilleerd van 50°/0 in te slaan en desverkiezende later op minder sterkte te brengen. Uit het vorenbedoeld onderzoek toch bleek dat dit reeds door vele tappers en slijters gedaan wordt. Wij geven Uwe Vergadering alzoo in overweging te besluiten adressanten in den zin als bovenbedoeld in te lichten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Naar aanleiding van het door het Bestuur der Vereeniging «Vergunning" ingediend adres omtrent de wijze van schatting der localiteiten, alwaar sterke drank in het klein wordt ver kocht, (zie zittingsverslag van 14 October j.l.) hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat in art. 6 der Wet van 28 Juni 1881 (S. B. n°. 97) alléén is bepaald dat het vergunningsrecht berekend zal worden «naar de jaarlijks te «schatten huurwaarde, die de localiteit, in verband met den «omvang van het bedrijf, waarvoor de vergunning strekt, kan «geacht worden te bezitten". Noch in genoemde Wet, noch in het raadsbesluit regelende de heffing van het gemeentelijk vergunningsrecht (3 December 1885 Gem.blad n°. 1 van 1886) is met eenige juistheid aan- Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 9