2 Art. 9. Het is verboden in de openbare wateren, binnen de singels gelegen, te zeilen of zeilen op vaartuigen opgehaald te hebben, tenzij tijdelijk om ze te drogen. Art. 10. Het is den schippers en hunnen onderhoorigen verboden in de openbare wateren te varen of te liggen met de ankers buiten boord en boegspriet of kluifhout anders dan getopt of ingeschoten. Art. 41. Wanneer een brug voor de doorvaart van een vaartuig moet geopend wordenzijn de bestuurders van dat vaartuig verplicht aop een afstand van ten minste de lengte van het vaartuig te stoppen, wanneer de brug alsdan nog niet wordt geopend bop een afstand van ten minste 80 Meter van de brug te stoppen, wanneer over dag een roode vlag of rood bord en des nachts een rood licht op de brug is geplaatst. Art. 12. Wanneer een brug moet geopend worden voor de door vaart van meer dan twee vaartuigen, welke onmiddellijk of kort op elkander volgen, is het den schipper van het derde vaartuig verboden onmiddellijk achter het voorgaande door de brug te varen, maar moet hij wachten tot de brug weder geopend wordt. Een sleeptreiri mag echter in zijn geheel in eens door de brug varen, tenzij de brugwachter in het belang der pas sage over de brug of in het belang van de veiligheid der vaart, de splitsing beveelt. Art. 13. Het is den schippers verboden een brug te doen openen, wanneer de doorvaart blijkbaar ook zonder dat mogelijk zou zijn geweest. Indien de doorvaart alleen door den mast wordt verhinderd, zijn zij verplicht dezen zoo mogelijk vooraf te strijken. Art. 14. De bestuurders van vaartuigen zijn verplicht bij het door varen van bruggen, die meer dan ééne doorvaart hebben, de stuurboords- of rechtsche doorvaart te nemen. Art. 15. Onverminderd het bepaalde in de vorige artikelen zijn de schippers en hunne onderhoorigen verplicht zich bij het doorvaren der bruggen naar de in het belang der openbare orde en veiligheid gegeven bevelen van den Havenmeester, van den adjunct-havenmeester, van de havenrechercheurs en van de brugwachters te gedragen. Art. 16. Het is aan ieder, die niet met de bediening der brug belast is, verboden een brug te wippen of te draaien, schuiven te lichten of neer te laten of grendels te ver plaatsen, tenzij dit geschiede op verzoek van den brug wachter zei ven. Art. 17. Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Bur gemeester en Wethouders eenig vaartuig in de openbare wateren onder een brug of brughoofd te hebben liggen. Art. 18. Behalve in de gevallen, waarin de verplichting daartoe bij andere voorschriften van het openbaar gezag is opgelegd, is het den schippers en hunnen onderhoorigen verboden in de openbare wateren: avan de stoomfluit gebruik te maken; bde bel te luiden of op den hoorn te blazen, behalve op een afstand van ten hoogste 100 Meter van de brug, wanneer dit ter waarschuwing van den brugwachter noodig is; c) de bel te luiden of op den hoorn te blazen tusschen des avonds 8 en des morgens 6 uur in de Haven, de Oude Vest en de Beestenmarkt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 2