GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
97
OGEKOMF^ HTVKKEX.
N°. 226. Leidenden 29 September 1897.
De Commissie van financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij geene bedenkingen heeft tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders van 20 September j.l. (Ing. Stukken
n°. 207) tot uitbetaling aan eenige politieagenten van het hun
te weinig uitgekeerd pensioen.
Zij geelt U derhalve in overweging den hij het voorstel
overgelegden staat Model A vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie v. Financiën.
N°. 227. Leiden, 30 September 1897.
Wij hebben rle eer aan Uwe Vergadering hiernevens over
te leggen de stukken der sollicitanten naar de betrekking van
Directeur der Gemeentewerken alhier.
In overleg met de Commissie van Fabricage is door ons de
volgende aanbeveling opgemaakt:
1°. J. N. Van Ruyven, civiel-ingenieuradjunct-directeur
der gemeentewerken te Arnhem
2°. G. H. Broekman, civiel-ingenieur, wonende te Warasdin
(Croatië)
3°. A. J. M Stoffels, civiel-ingenieur, ingenieur hij de ge
meentewerken te 's Gravenhage.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging tot eene
benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 228. Leiden, 29 September 1897.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van W. J. Tilanus
geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant wegens
vestiging in de gemeente in September, terugbetaling te ver-
leenen van schoolgeld voor zijn zoon Arnold Dirk Adriaan,
leerling der Jongensschool le klasse, over de maanden Juli en
Augustus van dit jaar tot een bedrag van 10,
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad te Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Tilanus, Willem
Joris, le Luitenant bij het 3e Regiment Huzaren, wonende
Zoeterwoudsche Singel N°. 91.
dat zijn zoontje Arnold Dirk Adriaan, sedert 17 September
1897 de school der le klasse op de Aalmarkt bezoekt,
dat hij op heden een billet ontving tot voldoening van het
le kwartaal schoolgeld, ingaande 1 Juli j.l., ten bedrage van
vijftien gulden (ƒ15.
dat zijn zoontje hiervoren genoemd gedurende de maanden
Juli en Augustus het schoolonderwijs niet heeft kunnen ge
nieten, aangezien het toen te 's Hage woonde
Reden waarom requestrant beleefd verzoekt in 't genot te
worden gesteld van twee maanden restitutie van het ingegaan
kwartaal schoolgeld, ten bedrage van tien gulden (ƒ10.
't Welk doende enz.
W. J. Tilanus.
Leiden, 21 September 1897.
N°. 229. Leiden, den 30 September 1897.
Ter vervulling eener vacature aan de Meisjesschool le klasse,
hebben wij de eer Uwe Vergadering hierbij eene voordracht
aan te bieden opgemaakt in overleg met den Arrondissements-
Schoolopziener na ingewonnen bericht van het hoofd dei' school
ter benoeming van eene derde onderwijzeres, als:
1°. Mejufïr. E. D. Van Sonsbeek, derde onderwijzeres aan
de openbare school der 3e klasse n°. 4.
2°. Mejufïr. M. C. Van der Horn vah den Bos, onderwijzeres
te Voorschoten.
3°. Mejufïr. M. J. Poelman, onderwijzeres aan eene bijzon
dere school te 's-Gravenhage.
Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken en rapporten
ter inzage van de leden in de Leeskamer zijn nedergelegd
geven wij U in overweging tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 230. Leiden, 5 October 1897.
Ten aanzien van de in onze handen gestelde Begrooting
der dienstdoende Schutterij voor 1898, hebben wij de eer het
volgende te rapporteeren:
De verhooging van verschillende posten, in vergelijking
met de bedragen, voor 1897 toegestaan, is grootendeels het
gevolg van de uitbreiding, die het grondgebied der gemeente
heeft ondergaan. De daardoor veroorzaakte toeneming van
i werkzaamheden rechtvaardigt ook eene verhooging van het
tractement van den Eersten Luitenant-Kwartiermeesteronze
Commissie is echter van oordeel, dat met die toeneming
ruimschoots rekening wordt gehouden, indien het tractement.
met f 100 wordt verhoogd.
Wat post 40 der Uitgaven betreft, blijven wij bij onze
vroeger uitgesproken en door Uwe Vergadering gedeelde
meening, dat deze behoort te vervallen.
Op grond van een en ander hebben wij de eer U te advi-
seeren
1°. n°. 6 der Uitgaven uit te trekken tot een bedrng
van f 400;
2°. n°. 46 der Uitgaven te doen vervallen;
3°. in verband daarmede n°. 5 der Ontvangsten te ramen
op f 10022.50
4°. de aldus gewijzigde Ontwerp-Begrooting voorloopig vast
te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën.
N°. 231. Leiden, 5 October 1897.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat de heffing van
eene belasting voor plaatsen op de onderscheidene markten
of elders geregeld bij r aadsbesluiten van 18 Juni 1891, 15
Maart 1894 en 30 Januari 1896, laatstelijk is goedgekeurd
bij Koninklijk Besluit van 9 Maart 1896 n°. 24 tot 31 December
1897, zoodat omtrent de opnieuw vaststelling dier heffing
eene beslissing zal moeten worden genomen, ten einde na 31
December '1897 met de heffing te kunnen voortgaan, nadat
de Koninklijke goedkeuring daarop zal zijn verkregen.
Bij de overweging van deze aangelegenheid is het ons voor
gekomen, dat alleen de heffing van marktgeld bij gelegenheid
van de kermis eenige wijziging zal moeten ondergaan, aan
gezien de bestaande heffing te dien opzichte te laag wordt
geacht.
Thans wordt per vierkanten meter of gedeelte daarvan een
maal geheven 0.25; dit bedrag wenschen wij te brengen
op 0.35.
Voor schopstoelen, schommels err dergelijke wordt thans
geheven ƒ12.50. Hierbij wordt geert verschil gemaakt in ver
band met bet aantal schuitjes of bakken.
Billijk wordt het geacht de grootere inrichtingen hoogerte
belasten dan de kleinere, zoodat eene heffing van ƒ5.per
schuitje of bak wordt voorgesteld.
De zoogenaamde slagmachines zijn thans niet afzonderlijk
vermeld, zoodat daarvan wordt geheven 0.25per vierkanten
meter of gedeelten daarvan voor eenmaal. Dit bedrag is te
geringzoodat wordt voorgesteld voor slagmachines een bedrag
van 10.te heffen.
De hippodromen, schaatsenbanen en dergelijke zijn thans
niet afzonderlijk geregeld; bij analogie wordt daarvan het
voor de gewone draaimolens vastgesteld bedrag gehevenhet
geen echter' te laag wordt geacht, zoodat wordt voorgesteld
voor deze inrichtingen een afzonderlijke rubriek ad ƒ200.—
in de verordening op te nemen.
Verder is het tegenwoordig bedrag van ƒ500.voor stoom-
draaimolens en dergelijke, ook met het oog op de belangrijke
winsten door de ondernemers behaald, te laag. Eene ver
hooging der belasting tot 1000 wordt daarom voorgesteld.
Het buiten kermistijd verschuldigdeart. 8, is thans bepaald
op een zesde gedeelte van het in art. 6 vermeld bedrag,
omdat de kermis zes dagen duurt en in den regel geene ver
gunning wordt verleend, zooals vroeger, voor zoogenaamde
nadagen.
In de Verordening óp de invordering is eenige wijziging
aangebracht. Vermits de inning geschiedt door den Markt
meester of diens adjunct, wordt het regelmatig geacht in de
Verordening op te nemen de bepaling dat de inning van het
verschuldigde daarvan wordt opgedragen aan daartoe door
Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaren.
Verder is eene regeling gemaakt omtrent de vooruitbetaling.
Door vele belanghebbenden toch wordt geruimen tijd vóór
den aanvang van de kermis een gedeelte van het verschul
digde marktgeld in handen van den Marktmeester gestort,
als waai borg dat in der daad van de toegezegde plaatsruimte
gebruik zal worden gemaakt.
Voor het geval zulks niet mocht geschieden, behoort in de
Verordening de bepaling te worden opgenomen dat in dit.
geval het vooruit betaalde niet wordt terugbetaald.