92 volgende tweetal aan te bieden, ten einde daaruit de be noeming te bewerkstelligen van een lid van genoemd College: N°. 1. Mevrouw E. S. B. Dingemans geb. Stemberg Bos, N°. 2. Mevrouw W. F. Jesse geb. van Benten. Het College van Yrouwenkraammoeders. K. F. KRAK geb. Reyst. G. G. STEYGERWALT—Van Lee Leiden13 September 1897. N°. 211. Leiden, 13 September 1897. Wij hebben de eer U mede te deelen dat het voetpad aan het begin van de Heerenstraat in een zeer ongunstigen staat ver keert, op grond waarvan eene bestrating van dat pad inder daad dringend noodig wordt geacht. Door de Commissie van Fabricage wordt dan ook voorge steld daartoe over te gaan, terwijl de kosten van de bestrating van eene oppervlakte van 310 M! worden geraamd op f 020. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging, ver mits ter zake geen gelden op de begrooting beschikbaar zijn, ons het noodige crediet te verleenen ten einde tot de voor gestelde bestrating te kunnen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden. N°. 212. Leiden, 13 September 1897. Blijkens nevensgaand schrijven van Curatoren van het Gymnasium is wegens splitsing van de 2de klasse van het Gymnasium de aanstelling noodig van een tijdelijk leeraar in üe oude talen, terwijl eene aanbevelingslijst voor de benoe ming wordt aangeboden. Ons met dit voorstel vereenigende, geven wij Uwe Verga dering in overweging over te gaan tot de benoeming van een tijdelijk leeraar in de oude talen aan het Gymnasium voor den cursus 1897/98, op eene jaarwedde van 1300, Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 11 September 1897. Daar het aantal leerlingen in de 2de klasse van het Gym nasium bij den aanvang van dezen cursus 27 bedroeg, zijn wij ingevolge art. 2 van het K. B. van 21 Juni 1887 Stbl. n°. 105 moeten overgaan tot eene splitsing dier klasse in twee parallelklassen. Ten gevolge dier splitsing zal thans voor den loopenden cursus tijdelijk een leeraar in de oude talen moeten worden benoemd, en zulks op eene jaarwedde van f 1300, Wij wenschen U ter benoeming voor te dragen den Heer J. J. Vürtheim, doctorandus in de klassieke letteren aan de Universiteit alhierdie naar het oordeel van ons medelid den Heer Prof. Van Leeuwen, alleszins voor deze tijdelijke waar neming geschikt is. Ook de Inspecteur der Gymnasia, wiens advies wij hierbij in afschrift overleggen, kan zich met onzen wensch geheel vereenigen. Daar volgens art. 17 van de wet op het llooger Onderwijs aan den Gemeenteraad eene aan bevelingslijst van benoembaren moet worden toegezonden, zouden wij in de tweede plaats willen noemen den Heer A. J. Haagens, doctorandus in de klassieke letteren, wonende te Leiden. Mitsdien hebben wij de eer U ter benoeming voor te dragen 1. J. J. Vürtheim, doctorandus in de klassieke letteren, wonende te Leiden. 2. A. J. Haagens, doctorandus in de klassieke letteren, wonende te Leiden. Curatoren van het Gymnasium, J. E. Van Iterson JAz., Vice- Voorzitter. J. C. Van der Lip, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. 's-Gravenhage, 8 September 1897. In antwoord op Uw schrijven d.d. 4 September j.l. n°. 302 heb ik de eer Uw College te berichten, dat er bij mij geen bezwaar bestaat tegen Uwen wensch om voor de betrekking van tijdelijk leeraar in de oude talen aan het Gymnasium Uwer gemeente voor het schooljaar 1897/1898 aan den Ge meenteraad ter benoeming voor te dragen 1. J. J. Vürtheim, docts. in de klassieke letteren. 2. A. J. Haagens, De Inspecteur der Gymnasia, (w. gC. J. Eggink. Voor eensluidend afschrift J. C. Van der Lip. Aan het College van Curatoren van het Gymnasium te Leiden. N°. 213 Leiden, den 17 September 1897. Onder overlegging van bijgaand verzoekschrift van H. H. Ilerting, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs, wegens zijn vestiging in de maand Augustus in deze gemeente, hebben wij de eer U mede te deelen dat een kind van adres sant in die zelfde maand is toegelaten tot de Meisjesschool 2e klasse en een. kind mede in die maand tot de Jongens school 2e klassezoodat er op grond van art. 2 der verordening van 11 November 1880, (Gemeenteblad n°. 9 van 1882) termen bestaan om het schoolgeld voor beide kinderen, over de maand Juli j.l., tot een gezamenlijk bedrag van f2.— te restitueeren. Wij geven U derhalve in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan het Edelachtbaar Gemeentebestuur van Leiden. Geeft met gepasten eerbied te kennen, II. II. Ilerting, wonende Groenhazegracht 10 alhier; dat na zijn vestiging in deze gemeente, zijn zoon Hendrik en zijn dochter Hendrika voor de eerste maal de openbare lagere school der 2e klasse hebben bezocht den 27 Augustus 1.1. dat hij reeds onder de data 2 September 1897 van wege den Gemeente-Ontvanger een biljet ontving tot betaling der schoolgelden voor bovengenoemde kinderen over het le kwar taal 1897/98zijnde voor ieder f3.terwijl de betaling daarvan den 9en September d. a. v. heeft plaats gehad dat echter beide zijne kinderen slechts van 27 Augustus tot 30 September, zijnde alzoo 35 dagen onderwijs kunnen ontvangen, terwijl het geheele le kwartaal door hem is moeten worden voldaan; Redenen waarom hij de vrijheid neemt U.Edel.Achtbaren beleefd te verzoeken, hem over het thans loopende kwartaal zoo veel terugbetaling van schoolgeld te willen verleenen als door U.Edelachtbaar college billijk zal worden geacht. 't Welk doende H. 11. IIerting. Leiden, 10 September 1897. N°. 214. Leiden, 18 September 1897. Wij hebben de eer Uwe Vergadering aan te bieden het besluit van de Gedeputeerde Staten dezer provincie op het door den heer W. Fontein ingesteld beroep van het besluit Uwer Vergadering tot zijne niet-toelating als raadslid, waaruit blijkt dat met handhaving Uwer beslissing van 26 Augustus jl., het daartegen ingesteld beroep ongegrond wordt verklaard. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. De Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, Gezien het op den len September j.l. ingekomen adres van den heer W. Fontein, architect, wonende te Leidenwaarbij hij krachtens art. 33 der Gemeentewet bij hun College bezwaren indient tegen de beslissing van den Raad dier gemeente, d.d, 20 Augustus 1897, waarbij is besloten tot zijne niet-toelating als Lid van genoemd College. Gezien een extract uit de notulen van den Raad der gemeente Leiden, d.d. 26 Augustus 1.1., inhoudende het met redenen omkleed besluit, waarbij tot niet toelating van den heer W. Fontein besloten werd, op grond dat de gekozene is leeraar ol onderwijzer voor het middelbaar onderwijs, welke betrekking krachtens art. 23 la i der gemeentewet met het lid maatschap van den raad onvereenigbaar is. Overwegende, dat appellant tegen deze beslissing tijdig in beroep gekomen, daartegen als bezwaar heeft aangevoerd, dat hijofschoon les gevende aan eene school voor middelbaar onderwijs, toch niet eene zoodanige betrekking bekleedt als bedoeld in art. 23 i der Gemeentewet dat hij toch, terwijl zijn hoofdberoep dat van architect is, wel is waar aan de scholen van de vereeniging De practische Ambachtsschool" en van het genootschap y>Mathesis Scientiarum Genitrix" les geeft in het vak- en lijnteekenen, maar dat daaruit nog geenszins mag worden afgeleid, dat hij in den zin van art. 23i der gemeentewet is onderwijzer voor het middel baar onderwijs; dat de bedoeling van den Gemeentewetgever immers geene andere is dan van het Lidmaatschap van den Raad uit te sluiten die personenwier bepaalde levensbestemming en voor naamste werkkring het is lager of middelbaar onderwijs te gevendaar geoordeeld werd dat bij hendie in dat geval ver keerden indien zij raadslid konden wordenhunne betrekking aan een goede en onpartijdige behartiging van de belangen der gemeente in den weg zou staan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 2