WOENSDAG
14 JULI 1897.
65
Zitting van Woensdag 14 Juli 1§97,
geopend 's namiddags te 2 uren.
Voorzitter: de heer Mr. F. WAS, Burgemeester.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Benoeming van eene derde onderwijzeres aan de school
3e klasse n°. 1. (167)
2°. Idem van eene derde onderwijzeres aan de Meisjesschool
le klasse. (173)
3°. Benoeming van de Voorzitters, leden en plaatsvervangende
leden in de stembureaux van het Tweede kiesdistrict voor
de herstemming ter benoeming van twee leden van den
Gemeenteraad, op Dinsdag 20 Juli a. s.
4°. Verzoek van W. Kruyff te Sassenheim, om vrijstelling
van de betaling van schoolgeld, Middelbaar onderwijs. (168)
5°. Idem van H. Paul, om eervol ontslag als Gemeente-archi
tect. (169)
6°. Voorstel omtrent de uitgifte van permissiën tot het jagen
op waterwild op de Vroonwateren. (171)
7°. Idem omtrent wijziging van het besluit 'op de heffing van
havengeld. (170)
8°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1897Kosten voor
de oprichting van eene vijlde school van de derde klasse
op het door de gemeente aangekocht terrein aan den
Maresingel. (172 en 174)
Tegenwoordig zijn 22 leden, als de heerenZillesen, Kaiser,
De Goeje, Stadhouder, Verster van Wulverhorst, Cock, Pera,
Van Lidth de Jeude, Dekhuyzen, Juta, DriessenVan Dissel,
De Vries, Van Hoeken, Van Kempen, Van Rhijn, Eerstens,
Korevaar, Verheij van WijkFockema Andrese, Kroon, Hassel-
bacli, alsmede de Burgemeester, Voorzitter.
Afwezig de heeren: De SturlerDrucker, Zaaijer, Van Hamel
en Siegenbeek van Heukelom.
De Notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
van 2 Juli worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1°. Missive van den heer A. W. Kroon Jr., houdende kennis
geving-dat hij de benoeming tot Wethouder dezer gemeente
aanneemt:
Leiden, 11 J uli 1897.
WelEdelGeb. Heeren,
In antwoord op uw schrijven, d.d. 5 Juli en mij geworden
9 Juli, heb ik de eer U mede te deelen dat er, hoezeer ik
ook waardeer het bewijs van vertrouwenmij door den Raad
dezer Gemeente geschonken, voor mij afdoende redenen be
staan om geen benoeming tot Wethouder voor onbepaalden
tijd aan te nemen.
Ten einde echter te voorkomen, dat de Gemeenteraad ge
noodzaakt zij op dit oogenblikterwijl reeds vele leden voor
eenige weken de stad verlaten hebbentot eene nieuwe keuze
over te gaan, verklaar ik mij bereid de benoeming aan te
nemen; ik voeg er echter uitdrukkelijk bij dat ik mij genoopt
zal zien 1 Oct. a. s. mijn ontslag te nemen als Wethouder.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn
Uw dienstw. dienaar,
A. W. Kroon Jr.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter. Mijnheer Kroon. In de laatste vergadering
waarin gij benoemd zijt, waart gij niet tegenwoordig en
daarom kunnen wij eerst nu U onzen hartelijken gelukwensch
toebrengen voor de onderscheiding, U door de benoeming als
wethouder te beurt gevallen. Ik behoef U niet de verzekering
te geven, dat het besluit, waarbij gij U slechts bereid ver
klaart de benoeming voor zulk een beperkten tijd aan te
nemendoor het geheele Dag. Best., waarin gij als wethouder
van harte welkom zijt, en zeker ook door alle leden van den
Raad, met leedwezen zal zijn vernomen. Doch persoonlijk de
redenen kennendedie U tot het nemen van dit besluit hebben
geleid, stel ik er des te meer prijs op, dat gij hebt kunnen
goedvinden, althans tijdelijk het ambt van Wethouder op U
te nemen. Ik breng U daarvoor mijnen dank en verzoek U
thans uwen zetel als wethouder in te nemen.
De heer Kroon. M. d. V.! Ik heb het woord gevraagd omdat
ik behoefte gevoel een woord van dank te spreken tot mijnë
geachte medeleden, voor het groote bewijs van vertrouwen,
mij geschonken door mijne benoeming tot wethouder.
Om verschillende redenen kan ik deze benoeming niet aan
nemen; ik heb echter begrepen den nu zoo onvoltalligen Raad
niet te mogen stellen voor het feit, dat hij onmiddellijk zou
moeten overgaan tot eene nieuwe keuze, ik wist geen beter
middel om te toonen, hoe ik waardeer het bewijs van ver
trouwen dan door ten minste voor eenige maanden het ambt
op mij te nemen, opdat de Raad in September weder vol
tallig zijnde, tot eene definitieve keuze kan overgaan.
De Voorzitter. Ik kan nog mededeelen, dat het Dag. Best.
in overleg met den nieuw benoemden Wethouder heeft be
sloten de werkzaamheden aldus te verdeelende voorbereiding
van de financieele zaken blijft als tot dusver opgedragen aan
den heer Juta; aan den beer Dekhuyzen wordt opgedragen
de voorbereiding van fabricagezaken en deze blijft zich belasten
met den burgerlijken stand, en aan den heer Kroon zal wor
den opgedragen de voorbereiding van onderwijszaken.
Verder ingekomen:
2°. Missive van den heer A. E. Van Kempenhoudende ver
zoek om ontslag als ambtenaar van den Burgerlijken Stand:
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Heeft de ondergeteekende de eer ontslag te verzoeken uit
zijne betrekking als ambtenaar van den Burgerlijken Stand.
Leiden, 12 Juli 1897. A. E. Van Kempen.
Wordt eervol ontslag verleend.
De Voorzitter. De Raad zal zeker met mij het besluit van
den heer Van Kempen betreuren, al kunnen wij het in de
tegenwoordige omstandigheden ook billijken.
Ik stel thans voor den heer Van Kempen het gevraagd ont
slag op de meest eervolle wijze te verleenen, onder dankbe
tuiging voor de dienstendoor hem in die betrekking aan de
gemeente bewezen. {Applaus).
(De heer Dekhuyzen verlaat tijdelijk de vergadering).
Verder ingekomen
3°. Verzoek van het Bestuur der Timmerlieden-Vereeniging
«Vooruit" en der Timmerlieden- en Modelmakers-Vereeniging
omtrent intrekking van het raadsbesluit van 14 December 1893:
Aan de EdelAchtbare Heeren Burgemeester
en Wethouders van Leiden.
Geven met eerbied te kennen de ondergeteekenden als ver
tegenwoordigende respectievelijk het Bestuur der Timmer
lieden vereeniging «Vooruit", afdeeling Leiden van het Algem.
Nederlandsch Timmerliedenbond, en der Timmerlieden- en
Modelmakersvereeniging alhier.
Dat, volgens annonce in 't Leidsch Dagblad de bouw van een
nieuwe school eerstdaags wordt aanbesteed;
dat zij ten zeerste wenschen dat de gunning daarvan aan
een aannemer binnen deze gemeente mocht worden opgedragen,
te meer daar ook hier de werkloosheid zich thans weer doet
gevoelen, dat zij het echter betreuren dat een der llinkste
Leidsche aannemers (de heer Iz. v. d. Kamp) door een besluit
genomen in de zitting van 14 Dec. 1893, van de mededinging
tot inschrijving is buitengesloten, en zulks te meer nu de
heer Van der Kamp niet ongenegen is mede in te schrijven
en dit dus tevens de kans verhoogt, het werk aan een onzer
ingezetenen wordt opgedragen, wat onze Leidsche werklieden
ten goede komt;
dat het buitensluiten van bedoelden aannemer geenszins in
't belang der werklieden is, te meer daar de heer Van der
Kamp juist een dergenen is, die den loonstandaard hoog houden.
Redenen waarom adressanten beleefd de vrijheid nemen
UEdA. College eerbiedig, maar tevens met vriendelijken aan
drang te verzoeken, bedoeld raadsbesluit van 14 December
1893 te willen opheften en de inschrijving tot meergemeld
werk voor een ieder open te stellen.
't Welk doende met verschuldigden eerbied
P. J. Hansen, Voorzitter.
J. v. Zonneveld, Secretaris.
Ver. «Vooruit", afd. Leiden v. h. A. N. T, B.
II. Botermans, Voorzitter.
J. Flippo, Secretaris.
Timmerlieden- en Modelmakersvereeniging.
De Voorzitter. Dit adres is eerst hedenmorgen ingekomen
en B. en W. hebben uit der aard der zaak niet kunnen over
wegen wat hun in deze te doen staat. Het spreekt echter van
zelf, dat wanneer er in deze iets moet gedaan worden, het
thans moet geschieden.
Het is voor B. en W. een eenigszins moeielijk geval. Den
14den December 1893 werden B. en W. bij motie door den
Raad uitgenoodigd, bij aanbestedingen van bouwwerken, de
aannemers van de Stadsgehoorzaal niet in aanmerking te doen
komen voor het uitvoeren van gemeentewerken.
Natuurlijk waren B. en W. door zulk eene motie niet ge
bonden om deze aannemers uit te sluiten, maar aan den
anderen kant spreekt het van zelf, dat B. en W. uit deferentie
jegens den Raad niet licht tegen een dergelijk besluit zouden
handelen.
Gaan er nu evenwel uit den Raad zelf stemmen op om het
besluit van 14 December in te trekken, dan wil ik wel ver
klaren namens het Dag. Bestuur, dat het daartegen geenerlei
bezwaar heeft. Doch ik zou er prijs op stellen, wanneer een
voorstel tot intrekking uitging van den Raad, want B. en W.
willen niet gaarne reageeren tegen het eenmaal genomen besluit.