GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
09
OGEKOMES ^TI KKHX.
No. 157. Leiden, 24 Juni 1897.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van de weduwe
Dr. Paul HartingA. G. Schuurman, hebben wij de eer IJ
mede te deelen, dat M. C. Harting, dochter van adressante
en W. A. xMoraux, nichtje van adressante, met 1 Juni jl. tot
de Hoogere Burgerschool voor Meisjes zijn toegelaten.
Wij geven Uwe Vergadering uit dien hoofde in overweging
aan adressante vrijstelling of terugbetaling te verleenen van
schoolgeld voor de twee bovengenoemde leerlingen der Hoogere
Burgerschool voor' Meisjes, over de eerste drie kwartalen van
den cursus 1890/97.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad te Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, ondergeteekende,
dat zij eerst met Mei 1897 in Leiden is komen wonen; dat
hare dochter Maria Catherina Harting en haar nichtje Wilhel-
mina Adriana Moraux 1 Juni 1897 voor het eerst de H. B. School
voor Meisjes hebben bezocht, reden waarom zij vrijstelling
verzoekt van het betalen der schoolgelden over de maanden
Sept. 1890 tot 1 Juni 1897.
't Welk doende
Mevrouw de Wed Br. Paul Harting
A. G. Schuurman.
Leiden, VreewijkEerste Straat 4.
No. 158.
Leiden, 24 Januari 1897.
Wij hebben de eer TJ mede te deelendat de post der be
grooting voor dit jaar, Volgn. 79: Kosten van de kiezerslijsten
en van het uitoefenen der kiesverrichtingen, uitgetrokken op
/'000.ten gevolge van de invoering van de nieuwe Kieswet
op verre na niet voldoende is tot bestrijding van de ter zake
benoodigde uitgaven.
Voor de inrichting van de 8 stemlokalen en de aanschaffing
van de verschillende benoodigdhedenstembussenlessenaars,
leuningen, stempels, arbeidsloonen enz. is tot dusverre onge
veer ƒ2000 uitgegeven.
Voor het drukken van de kiezerslijsten ruim 900, en voor
verder drukwerk voor de onlangs gehouden verkiezing onge
veer ƒ150.
Verder was buitengewone hulp noodzakelijk voor het op
maken van de kiezerslijsten en voor de verkiezing zelve.
Het is uit den aard der zaak niet met eenige juistheid te
ramenwelke uitgaven voor de eerstvolgende verkiezingen
noodig zullen wezen. Intusschen komt het ons wenschelijk
voor, dat de post voorloopig met ƒ4000 worde verhoogd.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging tot die
verhooging over te gaan door vaststelling van den hierbij over-
gelegden staat van af- en overschrijving, strekkende tot ver
hooging van Volgn. 79 der begrooting van dit jaar, kosten
van de kiezerslijsten en van het uitoefenen der kiesverrich
tingen, met ƒ4000, te vinden door afschrijving van den post
voor onvoorziene uitgaven.
Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad.
No. 159.
Leiden, den 25 Juni 1897.
De Commissie van financiën heeft de eer Uwe Vergadering
mede te deelendat er bij haar geene bedenkingen bestaan
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 24
Juni j.l., tot het doen van af- en overschrijving op de begrooting
van 1897 van een bedrag van ƒ4000 tot verhooging van den
post: Kosten van de kiezerslijsten en van het uitoefenen der
kiesverrichtingen, noodig geworden ten gevolge van de uit
voering van de nieuwe Kieswet.
Zij geeft U derhalve in overweging den overgelegden staat
van af- en overschrijving vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Comm van Financiën.
N°. 160.
Leiden, 25 Juni 1897.
Het onderzoek der rekening en verantwoording van de
Bank van Leening over 1896 heeft de Commissie van Financiën
tot geene bemerkingen aanleiding gegeven.
Zij stelt U voor die rekening goed te keuren en het batig
saldo van de exploitatie ad 108 29s, als rente van de aan
die instelling verstrekte kapitalen in de gemeentekas te storten.
Aan den Gemeenteraad. Dê Commissie v. Financiën.
N°. 161.
Leiden, 25 Juni 1897.
Bij de Commissie van Financiën bestaan geene bedenkingen
tegen den door Commissarissen der Stads Bank van Leening
ingedienden staat van af- en overschrijving op de begrooting
dier instelling over 1896.
Zij adviseert U mitsdien tot goedkeuring.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
No. 162.
Leiden, 25 Juni 1897.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen
de rekening der Stedelijke Gasfabriek over het jaar 1896.
Zij stelt U voor die rekening goed te keurenwat de
exploitatie-rekening betreft in ontvangst ad 448059.07 s,
in uitgaaf ad ƒ406126.12 sluitende met een batig saldo van
ƒ41932.955; wat de rekening van het Uitbreidings- en ver
nieuwingsfonds betreft: in ontvangst ad 46447.13, in uitgaaf
ad ƒ44731.425, sluitende met een batig saldo van 1715.70",
beide saldo's in de eerstvolgende rekening te verantwoorden.
Het batig slot der exploitatie bedraagt volgens de winst- en
verliesrekening 82394.03s.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
No. 163.
Leiden. 29 Juni 1897.
Ten vervolge op het in de Raadszitting van 10 Juni j.l. vast
gesteld gedeelte van het kohier der plaatselijke directe belasting
voor 1897, hebben wij de eer U hierbij over te leggen de
wijken 4—12 van dat kohier, en deelen wij U mede dat het
geheele kohier zoover gereed is, dat tevens tot vaststelling
van het te heffen percentage kan worden overgegaan.
Bij onveranderde vaststelling van de wijken 4—12 zoude
het belastbaar inkomen van het geheele kohier bedragen
ƒ6.777.972.—, tegen ƒ6.627.680.— in 1896 (met inbegrip van
het 2e suppletoir kohier, betreffende de nieuwe stadswijken).
Vermits op de begrooting voor 1897 wegens plaatselijke directe
belasting bij primitief kohier een bedrag van f 192000.is
uitgetrokken, waarbij 5/0 voor kwade posten moet worden
gevoegd, zal de heffing bedragen ƒ201.600.
Het percentage zoude derhalve kunnen worden bepaald op
2,974, 1 1
Wij geven U echter in overweging tot eene heffing van 3%
te besluiten, zijnde ten vorigen jare 3.1% van het belastbaar
inkomen geheven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 164. Leiden, 25 Juni 1897.
De Commissie van Financiën vereenigt zich met het voor
stel van Burgemeester en Wethouders van 21 Juni, om het
te weinig berekende nadeelig saldo van de Bank van Leening
over het jaar 1895, alsnog uit de gemeentebegrooting voor
1897 te voldoen.
Zij stelt U voor den bij dat rapport gevoegden Staat model A,
ter voldoening van gemeld bedrag uit den post voor Onvoor
ziene Uitgavenvast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
No. 165.
Leiden, 29 Juni 1897.
In de raadszitting van 20 Mei j. 1. werd overgegaan tot de
benoeming van eenige inwoners der gemeente, tevens kiezers
in het kiesdistrict, voor den tijd van twaalf maanden tot
leden of plaatsvervangende leden van de stembureaux en
zulks wat betreft de stemmingen ter benoeming van leden
van de Tweede Kamer der Staten Generaal.
Gelijke benoeming zal nu weder moeten geschieden voor
de stemmingen ter benoeming van leden van de Provinciale
Staten en van den Gemeenteraad, terwijl het wenschelijk
wordt geacht het aantal reeds benoemde leden of plaatsver
vangende leden met eenige inwoners der gemeente, tevens
kiezers in het kiesdistrict, aan te vullen, hebbende de na
te noemen personen zich op onze uitnoodiging voor eene
eventueele benoeming met de meeste welwillendheid bereid
verklaard.
Krachtens art. 61 der kieswet bestaat elk bureau uit drie
leden, waarvan één voorzitter is, terwijl daarin bovendien
minstens twee plaatsvervangende leden worden benoemd.
Ingevolge art. 10 der gewijzigde Provinciale Wet en art. 11
der gewijzigde Gemeentewet wordt verder, indien de stem
ming strekt tot verkiezing van meer dan één lid voor de
Proviciale Staten of voor den Gemeenteraad, aan het stem
bureau doch uitsluitend voor de werkzaamheden welke
met de opening der stembus aanvangen een vierde lid toe
gevoegd en het verplichte aantal plaatsvervangende leden met
één vermeerderdalzoo op drie gesteld.