GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. ÜJTCrEKOMElSÏ STIJKKEHf. N°. 140. Leiden, 4 Juni 1897. De Commissie van Financiën heeft de eer IJ te berichten dat zij geene bedenkingen heeft tegen de voordracht van Burgemeester en Wethouders tot verhooging van eenige posten der gemeentebegrooting voor 1896 en adviseert U tot vast stelling van de daarbij overgelegde suppletoire begrooting, in ontvangst en uitgaaf ad ƒ7100, Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 141. Leiden, 4 Juni 1897. Wij hebben de eer U hiernevens over te leggen eene voor dracht tot het verleenen vat) afschrijving op de aanslagen van belastingschuldigen der kohieren van de plaatselijke directe belasting dienst 1890, die in den loop van dat jaar de gemeente hebben verlaten of overleden zijn. Tevens zijn op die lijst gebracht eenige aanslagen waarom trent rectificatien worden voorgesteld op de gronden in de kolom „aanmerkingen" vermeld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 143. Leiden 31 Mei 1897. Wij hebben de eer U hierbij over te leggen een schrijven van Curatoren der Rijks-Universiteit alhier, d d. 11 Mei j.h, ten geleide van de door hen met den Minister van Binnen- landsche Zaken gevoerde correspondentie omtrent de verlenging van de overeenkomst met het Rijk betreffende de verpleging van stads zieke-armen in het Ziekenhuis der Rijks-Universiteit. Daaruit blijkt dat Curatoren hebben voorgesteld het contract wederom voor 5 jaren te verlengentegen hetzelfde door de gemeente te betalen tarief van 0.75 per dag en per patient. De Minister is evenwel van oordeel, dat het tarief thans zoude moeten worden vastgesteld op ƒ1.per dagen per patient. Wij kunnen geen vrijheid vinden aan Uwe Vergadering te adviseeren aan het voorstel van den Minister gevolg te geven. Zooals Uwe Vergadering bekend is, werd in art. 5 der over komst met het Rijk, opgenomen in het Staatsblad n°. 63 van 1867, bepaald dat na vijfjaren en telkens na verloop van gelijken termijn, het bedrag der verpleegkosten op nieuw wordt ge regeld in der minne, des noodig door arbiters. Oorspronkelijk werd het bedrag der verpleegkosten vastgesteld op 0.50 terwijl in 1877, na uitvoerige onderhandelingen met de Regee ring, in der minne werd overeengekomen het tarief te ver- hoogen tot 0.75 per dag en per patient. (Zie Ing. Stukken n°. 258 van 1877 en Verslag der raadszittingen van 22 November en 27 December van dat jaar). Door den Minister wordt erkend, dat de bijdrage van de gemeente niet moet worden afgemeten naar de werkelijke kosten van het Academisch Ziekenhuis, als zijnde eene inrichting van onderwijs, zoodat de verpleging aldaar kostbaarder is dan in inrichtingen voor gewone ziekenverzorging, doch Z. E. is van oordeel, dat de tegenwoordige bijdrage te gering is en meer in overeenstemming moet worden gebracht met den kostenden prijs in andere inrichtingen. Reeds in 1877 en ook thans door Curatoren in hun schrijven van 12 Maart j.l. aan den Minister, werd er met nadruk op gewezen dat bij de bepaling van de bijdrage der gemeente, moet worden gelet op de omstandigheid, dat de gemeente in der tijd het terrein benoodigd voor de oprichting van het Ziekenhuis, kosteloos aan het Rijk heeft afgestaan en boven dien een kapitaal van 125000.als bijdrage in de kosten van oprichting. Het dientengevolge door de gemeente geleden renteverlies, waarbij niet uit het oog mag worden verloren, dat het terrein eene belangrijke waarde vertegenwoordigt, moet uit den aard der zaak ten gevolge hebben dat de bijdrage in de verplegings- kosten der stads zieke armen aanmerkelijk minder moet wezen dan noodig is tot dekking der verplegingskosten. Vandaar dat dan ook bij het oorspronkelijk contract eene bij drage van 0.50 per dag en per patient billijk werd geacht, terwijl het Gemeentebestuur er in 1877 slechts noode toe overging in eene verhooging met 50 percent alzoo tot 0.75 te berusten. Destijds werd dus eerst een bedrag van 0.50 en later van 0.75 billijk geacht met het oog op de omstandigheden waar onder het Ziekenhuis is tot stand gekomen en mede met het oog op de groote belangen van het onderwijs bij het bekomen van een voldoend aantal stads-patienten Op grond waarvan thans wederom tot eene verhooging zoude moeten worden overgegaan, kunnen wij niet inzien De eerste levensbehoeften toch zijn sedert belangrijk in prijs gedaald, terwijl wij ten zeerste betwijfelen of de prijs der geneesmiddejen noemenswaardig is gestegen. 65 Kosten van uitbreiding en verbetering van de inrichting, kunnen uit den aard der zaak hierbij niet in aanmerking worden genomen, daar deze uitgaven uitsluitend gedaan worden in het belang van het onderwijs. Door den Minister wordt verder in zijn schrijven van 26 April j.l er op gewezen dat de belangen van het onderwijs door de opneming van stads zieke armen in het Ziekenhuis minder worden gebaat, dan men zich bij de vorige onder handelingen omtrent de vaststelling van het tarief scheen voor te stellen. Wij wenschen er evenwel met den meesten nadruk op te wijzen dat een zéér groot deel der stad-zieke-armen aan het onderwijs ten goede komen. Wat toch is het geval Er is groote behoefte, het geheele jaar door, aan patiënten voor de drie examens, waarop de student bewijzen moet afleggen, een patient te kunnen onderzoeken. Deze examens zijn: het doctoraal-examen en de beide gedeelten van het arts-examen. Onnoodig te zeggen hoe noodzakelijk het is dat dergelijke zieken zich nooit op kliniek of voor de studenten toegankelijke polikliniek moeten vertoond hebben. Alleen bij zwangere vrou wen zou een vroeger onderzoek geen bezwaar opleveren, omdat de toestand zich voortdurend wijzigt. Men heeft dergelijke patiënten telkens en telkens noodig. Komen ze nu van buiten de stad, dan zoude opneming in het Ziekenhuis het eenige middel zijn om hen te bewegen te blijven, en daardoor voor het examen beschikbaar te worden. En het aantal van dergelijke zieken moet vrij groot zijn, omdat er voor elk arts-examen meerdere noodig zijn. Wat de poliklinieken aangaat, het behoeft geen betoog dat er een zoo ruim mogelijk materiaal moet aanwezig zijn voor de oefeningen der studenten in het onderzoeken van patiënten. Allerwege bevorderen de Regeeringen het bezoek der poli klinieken. Te recht wordt aan de poliklinieken van groote steden het voordeel toegekend van een ruim materiaal aan de toekomstige geneesheeren aan te bieden. De reden is geen andere dan dat een zeer groot deel van de bezoekers uit de plaats zelf pleegt te komen. Vervolgens verlieze men niet uit het oog dat ingevolge de tegenwoordige bijdrage van 0.75 per patient daags, de kosten voor de gemeente over een geheel jaar reeds bedragen 273.75, welk bedrag zeer zeker voldoende kan worden ge acht, wanneer men in aanmerking neemt, zooals boven werd opgemerkt, dat door de gemeente voor het Ziekenhuis een bedrag van 125000 is bijgedragen en het terreindat eene belangrijke waarde vertegenwoordigt, kosteloos is afgestaan. Eene bijdrage van 1.per patient daags, moet onge twijfeld veel te hoog wezen. Zelfs wordt voor de verpleging van behoeftige patiënten in een krankzinnigengesticht slechts 300.per jaar gevorderd en, zooals bekend is, wordt door die bijdrage meer ontvangen dan de werkelijke kosten van verpleging bedragen. In het schrijven van Curatoren van 12 Maart j.l. worden verder de werkelijke kosten van den verpleegdag opgegeven in enkele Ziekenhuizendie niet aan het onderwijs zijn dienst baar gemaakt. Wij kunnen daar nog bijvoegen dat ons uit betrouwbare inlichtingen is gebleken dat de kosten van den verpleegdag in het Jsraëlietisch Gasthuis te Amsterdam, met in aanmerking neming van alle uitgaven, slechts bedragen, ƒ0.91 per patient. Ten slotte wijzen wij op de belangrijke uitgaven weiketen laste komen van de gemeente ter zake van de ziekenverpleging. Yoor belooning van doctoren enz. wordt thans uitgegeven /7500.terwijl voor de Gemeenteapotheek is geraamd 7250.—, waaronder ruim 3300.is begrepen voor geneesmiddelen breukbandenbeugels, heelkundige diensten enz welke laatste uitgaven steeds stijgende zijn. Wij geven Uwe Vergadering op grond van het vorenstaande, in overweging ons College te machtigen namens den Gemeente raad aan Curatoren der Rijks-Universiteit te verzoeken om bij Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken te willen bevorderen dat het loopend contract wederom voor den tijd van vijf jaren wordt verlengd, met behoud van het bestaand tarief van 0.75 per patient daags. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 11 Mei 1897. Wij hebben de eer hierbij over te leggen de afschriften eener tusschen de Regeering en ons gevoerde briefwisseling ter zake van de verlenging der overeenkomst tusschen het Rijk en de Gemeente Leiden, betreffende de verpleging van stads zieke armen in het Academisch Ziekenhuis Gaarne zullen wij vernemen of de Raad Uwer Gemeente zich met de verhooging van het tarief tot ten minste ƒ1. voor eiken verpleegdag kan vereenigen. Curatoren der Rijks-Universiteit te Leiden, Fock, loco President. J. C. Boudaert, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 3