GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 59 I5ÏOEKOMJEN STUKKEX. No. 125. Leiden, 24 Mei 1897. Door de weduwe A. J. B. OhlmannRaat te Voorschoten is bij nevensgaand adres terugbetaling en vrijstelling ver zocht van schoolgeld voor haar zoon vroeger leerling van het Gymnasium alhier. Uit een ingesteld onderzoek is ons gebleken dat de zoon van adressante, J. N. Ohlmann, leerling der le klasse van het Gymnasium den 8 tot en met 13 en den 20, 22 tot en met 27 Februari, verder de geheele maand Maart, de ge- heele maand April en alle schooldagen van Mei, wegens ongesteldheid de lessen heeft verzuimd. Den 14 Mei heeft adressante aan den Rector van het Gymnasium mondeling en schriftelijk medegedeeld dat haar zoon door den geneesheer wegens voortdurende hoofdpijn voor de studie ongeschikt was verklaard, zoodat zij verplicht was hem van het Gymnasium weg te nemen. Vermits nu de leerling eerst in de helft van de maand Mei het Gymnasium heeft verlaten en de leerling is afgeschreven kan, naar het ons voorkomt, alleen afschrijving worden verleend van het laatste kwartaal van den cursus 1896/97, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven daartoe te besluiten, met afwijzing van het verzoek om terugbetaling van schoolgeld over het tweede kwartaal. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 127. Leiden24 Mei 1897. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Ondergeteekende geeft met verschuldigde hoogachting te kennen dat haar zoon Johan Nicolaas Ohlmann leerling is van de eerste klasse van het Gymnasium; dat hij al sedert 23 Februari van dit jaar wegens onge steldheid de lessen niet heeft kunnen bijwonen dat de geneesheer verklaart, dat het voor zijne gezondheid zeer nadeelig zou kunnen wezen, als hij zich verder aan de studie wijdde; dat ondergeteekende daarom besloten heeft haar zoon niet langer het onderwijs op het Gymnasium te laten volgen dat zij daarom restitutie verzoekt van het gestorte school geld over de vorige drie maanden, alsmede haar te ontslaan van hare verplichting tot het betalen van het schoolgeld voor den volgenden termijn. 'tWelk doende, Hoogachtend, Uw dw. dienaresse, Voorschoten, 14 Mei 1897. Wed. A. J. B. OhlmannRaat No. 126. Leiden, 28 Mei 1897. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van P. W. Bosboom, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant wegens vestiging in de gemeente met 1 Mei j. 1. terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor een kind, leerling der Jongensschool le klasse, over de maand April tot een bedrag van vijf gulden Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad dezer gemeente. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Bosboom Pieter Willem dat bij zich met 1 Mei 1897 metterwoon in deze gemeente heeft gevestigd; dat zijn zoon sedert dien tijd als leerling tot de openbare school le klasse voor jongens, is toegelaten dat door hem het verschuldigde schoolgeld voor het bezoe ken dier school over het 4e kwartaal (dienstjaar 1896/97) ten volle is betaald; dat hij echter vermeent, op grond van het bepaalde bij de verordening, aanspraak te kunnen maken op gedeeltelijke teruggave van het betaalde schoolgeld; redenen waarom hij tot Uwe Vergadering het verzoek richt hem wel teruggave te willen verleenen van hetgeen door hem te veel is betaald. 't Welk doende Leiden, 22 Mei 1897. P. W. Bosboom. Rijn- en Schiekade 107. Wij hebben de eer U mede te deelen dat het blijkens bericht van het Hoofd der Meisjesschool lste klasse met het oog op het aantal leerlingen in de verschillende klassen (zoo telt de hoogste klasse thans 34 leerlingen) noodig is dat het onderwijzend personeel aan die school met ééne derde onder wijzeres worde vermeerderd, terwijl deze vermeerdering ook aan de Schoolcommissie en ons college alleszins wenschelijk voorkomt. Het onderwijzend personeel bestaat thans behalve het Hoofd der school uit één lste onderwijzeres, 3 tweede en 3 derde onderwijzeressen, terwijl eene tijdelijke onderwijzeres is aange steld in verband met ziekte van verschillende onderwijzeressen. In art. 4 der Verordering regelende het getal der scholen enz. van 11 Januari 1894 (Gem -blad n°. 4 van dat jaar) is bepaald dat het Hoofd der Meisjesschool lste klasse wordt bijgestaan door ééne eerste onderwijzeres, die bevoegd moet zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal; voorts door acht onderwijzeressen, waarvan althans drie tweede onder wijzeressen. Van deze onderwijzeressen moeten zes bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal, terwijl bij art. 6 der aangehaalde verordening de Gemeenteraad zich de bevoegdheid heeft voorbehouden het getal onderwijzers of onderwijzeressen in de twee vorige artikelen genoemd, bij gewijzigde behoefte, te vermeerderen of te verminderen. Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken in de leeskamer ter inzage van de leden zijn nedergelegd, geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging te besluiten dat het onderwijzend personeel aan de Meisjesschool lste klasse met ééne derde onderwijzeres wordt vermeerderd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 128. Leiden31 Mei 4897. Wij hebben de eer U hierbij aan te bieden eene voordracht tot verhooging van eenige begrootingsposten van den dienst 1896, waarvan de geraamde sommen niet toereikende zijn gebleken voor de noodige uitgaven. Volgn. 70. Kosten van licht en brandstoffen f 190,— Het houden van vele vergaderingen ten Raad- huize, het in gebruik nemen van meer lokalen en de hoogere prijzen van sommige brandstoffen gaven aanleiding tot deze overschrijding. Volgn. 71. Schrijf- en Bureaubehoeften 45,— Eene verhooging met f 45,— is noodig gebleken tengevolge van toeneming der werkzaamheden en uitbreiding van personeel. Volgn. 73. Briefportenvrachtloonen en andere kleine uitgaven8,— Volgn. 76. Kosten van verteringen ten behoeve van het Huishoudelijk Bestuur90,— In den loop van 1896 hadden tal van buiten gewone Vergaderingen plaats. Volgn. 87. Onderhoud van straten en ]deinen. 440, Buitengewone kosten, niet bij de begrooting voorzienwerden veroorzaakt door het begrinten van het verlengde der Heerenstraat, waarvoor bij Raadsbesluit van 1 Sept. 1896 f 150,— werd toegestaanhet verplaatsen van urinoirswaar voor bij Raadsbesluit van 11 Juni en 30 Juli 1896 f 160,werd beschikbaar gesteld; het nummeren der huizen in de stadsgedeelten welke door de grensuitbreiding aan Leiden zijn toege voegd (kosten f 59,70)de hoogere aannemings- prijzen der keien en straatsteenen ad f 510,56; het in het werk stellen van extra-straatvegers ad f 463,80. Door besparing op andere onder- deelen van het artikel is eene verhooging met slechts f 140,voldoende. Volgn. 89. Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenenf 40, De noodzakelijke herstelling van hekwerken om de kleine plantsoenen eischte een extra uit gave van f 51,84. Eene aanvulling van het artikel met f 40,is voldoende. Volgn. 96. Kosten van het verstrekken van en aanleg voor duinwater160,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 1