32 DONDERDAG 2. !5 MAART 1897. De heer Stadhouder. Ik heb bij mij voor de deur gezien, dat men juist op dat spoor reeden langs de huizen rijden mag men niet. Als het geen bezwaar geeft, is het wel wen- schelijk de twee meter er bij te nemen. De Voorzitter. Het bezwaar kan zich niet voordoen voor het huis van den heer Stadhouder, want daar komt de sneeuw aan den walkant. De heer Stadhouder. Maar op de pleinen bestaat dat bij vier meter toch zeker Ik herhaal, als het geen bezwaar is, kan daarvan toch zes meter worden gemaakt; wanneer men met opruimen aan den gang is, is dat zoo slim niet. De Voorzitter. Zouden wij dan niet den middenweg in slaan en vijf meter nemen? De heer Kaiser. Ik geloof, dat vier meter een goede maat is. In de Rembrandstraat b. v.waar aan beide zijden bewo ners zijn, zal men over den hoop heen werken; de bewoners van links gooien de sneeuw naar den rechterkant, en die van rechts naar den linkerkant, zoodat ten slotte de sneeuw precies eender blijft liggen. De Voorzitter. Dat is geen plein, maar een straat, dus wordt daar de sneeuw naar het midden gebracht. De heer Kaiser. Ik meende, dat het werd bedoeld als een algemeene maatregel. De Voorzitter. Neen, daar heb ik in het geheel niet van gehoord. De heer Dekhuyzen. Ik zou adviseeren de grootste maat van 6 meter te nemen, vooral met het oog op ons grootste pleinde Beestenmarkt. Daar komt mijmet het oog op de rails, 4 meter bepaald te weinig voor. De heer Van Hamel. Ik zou er voor zijn 4 meter te behou den. Men heeft destijds die maat ook reeds als voldoende be schouwd, anders was zij niet voorgesteld en ook niet zoo lang gehandhaafd. Waar de heer Dekhuyzen van de Beestenmarkt spreekt met het oog op de rails, daar vergeet hij dat die zijde, waar de tram rijdt, is eerie straat; dat gedeelte behoort niet tot het plein. De heer Van Dissel. Mij komt 4 meter eveneens voldoende voor. De kleine steenen zijn in den regel hoogstens li meter breed en dan blijven er dus 2j meter over. Nu is een gewone wagen niet breeder dan 1.50 M., zoodat hij nog gemakkelijk langs de opgehoopte sneeuw kan rijden De Voorzitter. Wanneer niemand een amendement voor stelt, om de ruimte grooter te maken, blijft de vastgestelde maat van 4 meter derhalve gehandhaafd. Art. 20 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 21. De heer De Goeje. M. d. V.! Ik zou in overweging geven om achter «bijeen te brengen" in te voegenvoor zoover dit niet met bezems kan geschieden. Wanneer het toch 's nachts heeft gesneeuwd, ziet men 's morgens de menschen al spoedig met bezems komen, om de losse sneeuw weg te ruimen. Waarom zou dat niet meer mogen geschieden? De Voorzitter. Ik acht het niet wenschelijk dat verlof te verleenen. Het is, wanneer het gesneeuwd heeft een heel werk om een paar honderd man aan het werk te zetten. Wat ge beurt er nu, wanneer ieder, zonder een aanzegging van B. en Ws. ontvangen te hebben, de sneeuw kan wegruimen? dat de sneeuw al spoedig weer op de oude plaats ligt. Na de aan zegging is het wat anders, want dan komen van wege de gemeente de opruimers de op de straat gebrachte sneeuw zoo spoedig mogelijk weghalen. De heer Cock. Er is nog een ander bezwaar tegen het dadelijk verwijderen van de sneeuw. Bij aanhoudenden sterken sneeuwval kan het zeer wenschelijk zijn dat de sneeuw blijft liggen, omdat men dan in plaats van wagens sleden kan ge bruiken. Het vervoer kan dan soms veel beter door middel van die sleden geschieden dan door andere voertuigen; men zegt zelfs, dat in St.-Petersburg de wegen's winters beter zijn dan 's zomers. Zoodra men echter de vrijheid heeft om sneeuw te gaan wegruimen, is het voordeel van de onafgebroken harde sneeuwlaag verloren. De Voorzitter. Wanneer eene uitzondering wordt gemaakt voor bezems, moeten ook andere voorwerpen worden genoemd, want de een gebruikt een bezem, de ander een luiwagen, een derde een schop, enz. Art. 21 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. Art. 22. De Voorzitter. Een van de leden heeft gevraagd wat een rijdier is? Dat is een dier, dat onder den man wordt bereden. Art. 22 wordt nu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, evenals daarna zonder discussie art. 23. Beraadslaging over art. 24. De heer Kaiser. Ik vrees, dat die tweede alinea»Met uit zondering van die der bovenverdiepingen, mogen zij alleen plat tegen den muur worden vastgezet" niet is uit te voeren. Aan mijn huis is het onmogelijk de stores plat te zetten, tenzij ik de stoep laat afbreken. De Voorzitter. U kunt ze kleiner laten maken. De heer Kaiser. Neen, dat kan niet; de zonneblinden komen onmiddellijk tegen de ijzeren dwarsstang aan. De Voorzitter. Deze bepaling is speciaal in de verordening opgenomen, om den overlast voor de buren te voorkomen. Het is heel onaangenaam naast iemand te wonen, die er open staande luiken op na houdt, waar men tegen aan zit te kijken, zoodat men aan een spionnetje niets heeft. De heer Kaiser. Wat moet ik dan doen? De Voorzitter. U moet die inrichting laten veranderen; ik zal anders zien in hoeverre u onder het hereik dezer be paling valt. De heer Kaiser. Ik heb geen lust ze te laten amoveeren; trouwens ik heb er reeds tien jaren in gewoond en de heer De Bruin Kops geloof ik wel twintig jaar. De Voorzitter. Het is ook eene nieuwe bepaling. De heer Kaiser. Daarom vind ik haar heel ongelukkig. De heer Cock M. d. V. Ik wensen er op te wijzen, dat ik voor het bezwaar van den heer Kaiser wel wat gevoel, maar wensch hem dit strekke hem tot troost er op te wijzen, dat hij toch al heel blij mag zijndat hij stores of blinden heelt, die naar buiten omslaan. Volgens de onlangs vastge stelde bouw-politie-verordening is het verboden ze te hebben, en zoolang B. en Ws. niet noodig oordeelen ze te doen ver wijderen, behoudt men voor de bestaande het recht ze te doen blijven; maar zoodra B. en Ws. dat noodig oordeelen, dan zullen de naar buiten slaande vensters en stores moeten worden weggenomen. Ik heb ook de eer een huis te bezitten, dat het voorrecht heeft, dat voorloopig geduld wordt dat het zijne naar buiten uitslaande beneden-blinden behoudt. Ik ben daarmede al zeer blijen neem dus gaarne de verplichting op me de blinden voor goed op zijde te laten zetten. De heer Van Lidtii de Jeude. M. d. V. Zou het niet wenschelijk zijn het woord «zonneschermen" te vervangen door zonneblindenEen zonnescherm is ook een gewone parasol. De Voorzitter. Zonnescherm schijnt de technische bena ming te wezen. De heer De Goeje. Ik heb dat woord nooit eerder gehoord. De Voorzitter. In de verordening op de bouw-politie staat ook zonnescherm. Maar ik heb geen overwegend be zwaar tegen de verandering. De heer Van Lidth de Jeude. Ik heb ook geen bezwaar tegen dit woordik zou de verandering alleen wenschen voor de duidelijkheid. De heer Van Dissel. Een zonneblind draait op scharnieren; zonneschermen steken uit als zij worden neergelaten. De Voorzitter. Wenscht de heer Van Lidth de Jeude een voorstel tot wijziging te doen? De heer Van Lidth de Jeude. Jawel, M. d. V. De Voorzitter. De Commissie voor de Strafverordeningen heeft er niets tegen. Wenscht iemand stemming? Zoo niet, dan is aldus besloten. De heer Kaiser. M. d. V. Een stoep is immers openbare weg? De Voorzitter. Jawel. De heer Van Dissel. M. d. V. Zijn dubbele ramen ook vensters De Voorzitter. Ja, dat zijn vensters. De heer Kaiser. M. d. V. Ik heb mijn zonneschermen of zonneblinden altijd gehad, ik zou ze niet gaarne wegnemen, terwijl opvolging van het art. voor mij onuitvoerbaar is. Ik zou derhalve de bepaling, wat betreft de zonneschermen, wel wenschen geschrapt te zien. De heer De Goeje. De zonneblinden van den heer Kaiser komen uit op zijn stoep. Is die stoep Ook openbare weg, al staat er een hek omheen?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 8