DONDERDAG 25 MAART 1897.
29
VI. Idem als voren van Dr. J. Van Leeuwen Jr., Hoogere
Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. n°. 57.)
VII. Idem als voren van P. De Carpentier Wildervanck,
Hoogere Burgerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. n°. 59.)
VIII. Voorstel omtrent de vaststelling van het schoolgeld
voor eenige elders wonende leerlingen der Kweekschool voor
onderwijzers.
(Zie Ing. St. n°. 54.)
IX. Verzoek van het Bestuur van het Seminarium Hageveld
te Voorhout, tot afkoop van recognitiën voor het hebben van
eene plating en een duiker aan de Haarlemmertrekvaart.
(Zie Ing. St. n°. 64).
X. Voorstel tot verkoop van eenige buiten gebruik gestelde
voorwerpen aan de Stadstimmerwerf.
(Zie Ing. St. n°. 62).
XI. Idem tot verplaatsing van de Pinkstervacantie op het
Gymnasium.
(Zie Ing. St. n°. 58).
Op al deze punten wordt achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming beschikt overeenkomstig
de voorstellen van B. en Ws.
De Voorzitter. Aan de orde zou thans zijn:
XII. Voorstel omtrent de oprichting van eene school 3de klasse
aan de Heerenstraat.
(Zie Ing St n°. 43 en 66).
Ik stel voor dit punt aan te houden tot de volgende ver
gadering, die waarschijnlijk zal worden gehouden aanstaanden
Donderdag.
Zonder discussie wordt dienovereenkomstig bij acclamatie
besloten.
XIII. Concept-Verordening op de straatpolitie.
(Zie Ing. St. n°. 51.)
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Kaiser. In plaats van de Verordening van 1879,
welke slechts één bezwaar had, namelijk dat zij veel te uit
voerig is en gebracht kan worden tot een veel kleiner en voor
de ingezetenen der stad veel gemakkelijker volume, wordt
ons voorgelegd eene verordening, ten minste een gedeelte der
politieverordening, de zoogenaamde straat verordening, welke
zoo uitvoerig is, dat ik voorloopig bezwaar zal moeten maken
er mijn stem aan te geven.
Ik zal nu niet spreken over de verschillende minutieuze
bepalingenwant die zullen wel bij de behandeling der arti
kelen tot haar recht komen Ik moet er op wijzen, dat eene
politie-verordening er niet is voor het gemak van het Gemeente
bestuur, maar ten gerieve van de ingezetenen, en daarom
moet zij zijn kort, krachtig en precies. Ik geloofdat daarop
bij de nu voorgestelde verordening wel het een of ander af
te dingen is. Ik geloof niet, dat het noodig is daarover thans
verder uit te wijden; dat volgt vanzelf bij de behandeling der
artt.waaronder er enkele zijnwaarmede ik mij volkomen
kan vereenigen.
De Voorzitter. Ik zal den heer Kaiser antwoordendat
de Commissie voor de Strafverordeningen en B. en Ws. gaarne
zullen tegemoet zien de voorstellen van den heer Kaiser om
de verordeningen meer kort, meer precies en meer krachtig
te maken.
Ik breng alleen in herinnering deze omstandigheid, dat de
oude verordening is van 4879 en wij haar dus volgens de
gemeentewet in 1884 hadden moeten herzien, dus dat het
daartoe nu eindelijk toch wel tijd wordt; vooral om de politie
verordeningen in overeenstemming te brengen met het Wet
boek van Strafrechtwelk werkdat reeds is aangevangen met
de verordeningen op de bouw-politie en op de onbewoonbaar
verklaring, hiermede wordt voortgezet.
Ik wacht nu met belangstelling de aanmerkingen van den
heer Kaiser daarop. Evenwel moet ik daar dit bij voegen
dat hij de welwillendheid heeft gehad ons zijn amendementen
schriftelijk mede te deelen. Sommige zijn daarvan overgenomen,
maar de andere waren naar onze meëning niet van dien aard,
dat men daarvan kan zeggen, dat de heer Kaiser zijn best
gedaan heeft de verordening nog korter, krachtiger en precieser
te maken. Zij werden daarom door de Commissie niet over
genomen. Ik ben evenwel dankbaar voor de attentie, door
den Heer Kaiser aan de Concept-verordening geschonken.
Overigens zullen de heeren ook wel begrijpen, dat het
geoorloofd is nu nog amendementen voor te dragen en op een
artikel terug te komen, indien het onopgemerkt onder den
hamer mocht zijn doorgegaan.
De heer Kaiser. M. d. V.In de oude verordening van 1879
waren verschillende rubrieken gemaakt, wat natuurlijk zeer
gemakkelijk voor de menschen was. Die verdeeling in rubrieken
mis ik ten eenenmale bij deze nieuwe verordening; het is nu
een chaos van allerlei bepalingen, waaruit een gewoon burger-
mensch niet wijs kan worden. Daarom zou ik die verdeeling
in verschillende rubriekenliefst nog wat verbeterdzoo gaarne
bij deze verordening terugzien. Daardoor heeft men een beter
overzicht over de bepalingen, op verschillende onderwerpen
betrekking hebbende Waarom zou de nieuwe verordening ook
niet op dezelfde leest kunnen geschoeid worden als de vorige
De Voorzitter. De Commissie voor de Strafverordeningen
heeft er wel aan gedacht dezelfde indeeling te volgen, want
wij hebben natuurlijk de oorspronkelijke verordening tot grond
slag genomen. Waarom hebben wij nu echter maar driegroote
afdeelmgen aangenomen? Omdat wanneer men in verschillende
onderdeelen gaat verdeelenmen telkens in herhalingen moet
vervallen. Gaat men bijv. afzonderlijk regelen het rijden met
hondenkarren dan zullen bepalingendaarop betrekking heb
bende, weder moeten voorkomen bij de regeling van het rijden
met verschillende andere voertuigen. Het kwam ons stelsel
matiger voor alles in een paar groote rubrieken te verdeelen.
Door zooveel in herhalingen te vervallenzou de verordening
bovendien niet voldoen aan den eisch van de noodige kort
heid, door den heer Kaiser gesteld.
De heer Kaiser. M. d. V.! Ik ben het hierin volstrekt niet
met u eens; herhalingen zijn niet zoo af te keuren. Ik heb
kundige ambtenaren hooren zeggenwanneer men eene ver
ordening goed uitgevoerd wenscht, dan moet men het niet
bij ééns zeggen laten. Eens gezegdwordt iets niet uitgevoerd;
tweemaal, maar half; driemaal, eerst goed. Herhalingen zijn
dus alleen lastig voor degenendie met de redactie van de
verordening belast zijnmaar zeer aan te bevelen voor het
publiek. En eene politie-verordening is toch gemaakt ten ge
rieve van de ingezetenen, opdat de een geen last zal hebben
van den andermaar niet om het den samenstellers der ver
ordening gemakkelijk te maken.
De heer Fockema Andreae. Mag ik den heer Kaiser doen
opmerken, dat juist in eene materie als deze, splitsing in
vele onderdeelen er toe kan leiden om de ingezetenen op een
dwaalspoor te brengen. Neem bijv. het gebruik van openbare
gemeentewerken en bezittingen als onderdeel. Daaronder valt
het gebruik van de straat. Argeloos zal nu iemand in de rubriek
zoeken, of hij dit of dat doende in overtreding kan komen.
Hij vindt daarin evenwel niets, omdat juist datgene, waar hij
naar zoekt, is gerangschikt onder straat-politie of iets derge
lijks. Men heeft zoo iemand dus juist door de te groote ver
deeling op een dwaalspoor gebracht.
Aan het bezwaar van den heer Kaiser is echter voor een
groot deel tegemoet te komen, wanneer eene verordening als
deze wordt voorzien van eenen goeden bladwijzer; die is hier
meer waard dan eene indeeling in verschillende rubrieken,
welke bovendien zeer moeielijk is te maken. Mijn hoofdbezwaar
tegen de indeeling in verschillende rubrieken is, dat de men
schen zullen gaan zoeken in de eene of andere rubriek, zonder
te vermoeden, dat wat zij zoeken, staat in eene andere rubriek.
De Voorzitter. Ik wensch den heer Kaiser nog op te
merken, dat hij zeer moeielijk te bevredigen is; want als hij
aan den eenen kant kortheid verlangt, dan zal zeker zeer
moeielijk kunnen voldaan worden aan den eisch om bij ver
schillende onderdeelen gelijkluidende bepalingen telkens te
herhalen, dien hij aan den anderen kant wil stellen. Het zou
ook nooit een model voor een strafverordening kunnen zijn,
waarin hetzelfde twee-, driemaal werd herhaald.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
Beraadslaging over artikel 1.
De heer Zaaijer. M. d. V. Ik wenschte u eene vraag te doen
over het laatste gedeelte van dit artbehalve wanneer
en voor zoo lang dit voor geregeld voortgezet laden of lossen
noodig is. Het is niet volkomen duidelijk, of voor die laatste
werkzaamheden de vergunning van B. en Ws. noodig is, ja
of neen
De Voorzitter Neen. »Het is verboden zonder schriftelijke
toestemming van B. en Ws. goederen, enz op den openbaren
weg neer te leggen of te hebben, behalveenz.; dus
voor het tweede heeft men de vergunning niet noodig. Het
is een quaestio facti, of het nederleggen of hebben van die
goederen op den openbaren weg noodig is voor geregeld laden
en lossen.
Wenscht u eene wijziging voor te stellen?
De heer Zaaijer. Ik dank u, M. d. V. Ik weuschte alleen
de bedoeling van dit art. officieel geconstateerd te zien
Art. 1 wordt daarna goedgekeurd bij acclamatie.