38
DONDERDAG 25 MAART 1897.
weldra een verzoek tot het Gemeentebestuur zal komen om
wachthuisjes op te richten, en dat zou ik niet noodig ach
ten. En het nadeel van wat u wil is dit, dat wanneer
iemand haastig uit zijn huis komt en nog eventjes de tram
kan halen,volgens uwe bepaling iedere conducteur het recht heeft
zijne pogingen om den trein nog te halen te doen mislukken.
Tot misbruiken geeft onze regeling hier geen aanleiding.
De menschen wachten b. v.totdat de tram bij het stadhuis
gekomen is, en laten den tram niet ophouden even vóór
dien wisselen wanneer er b. v. aan de Maarsmanssteeg velen
uitstappen, stappen daar ook anderen uit, die wat verder
moeten zijn. Ik zou meenen, dat het gevaarlijk is de directie
op dit punt te veel macht te geven. De directie is zeer wel
willend, maar het gevaar ligt hierin, dat op een gegeven
oogenblik de een of andere conducteur misbruik van macht
kan maken.
De heer Van Rhijn. Ik geloof, dat het bezwaar van den
heer Drucker niet al te zwaar gewogen moet worden; het
kort achter elkaar stoppen van den tram komt niet zoo dik
wijls voor en behalve dat laten een groot aantal reizigers de
tram niet stilstaan, maar gaan onder het rijden op en af.
De heer Drucker. Wat de feiten betreft, M. d. V., is mijne
ondervinding eene andere dan die van U en den heer Van
Rhijn. Dezen middag zag ik nog bij het gaan naar de ver
gadering, dat de tram ophield voor de Maarsmanssteeg en
natuurlijk weer stoppen moest voor het stadhuis. Gisteren
werd op den korten afstand tusschen de Buiten-Societeit en
de Beestenmarkt twee keeren gestopt, omdat eene dame
onderweg hier stond en eene andere een paar passen verder:
ieder der beide dames bleef staan waar zij stond. Ik zou
zeggen: de zaak zal wel terecht komen ook zonder straf
bepaling. De conducteurs zullen niet eigenmachtig handelen
de Maatschappij zal wel oppassen de passagiers niet te ont
stemmen, juist omdat hier geen geweldig tramverkeer is. Mijn
bedoeling is eenvoudig, dat wij ons er buiten zullen houden.
Wil men stoppen voor iedereen, dan ga men zijn gang; wil
men dat niet, dan moet de Maatschappij dat maar zelf weten.
Maar ik vind het hard tegenover het personeel en met het
oog vooral op de paardenom van gemeentewege te bevelen
gij zult desverlangd voor elke huisdeur stoppen.
De Voorzitter. De heer Drucker vergeet dat er ook staat:
naar gelang van omstandigheden. De conducteur behoeft dus
niet voor iedere deur te doen stoppen of voor iedereen op te
houden; hij kan bijv. iemand, die wil uitstappen, wenken,
dat wat verder wordt opgehouden. Nu kan het natuurlijk wel
eens voorkomen, dat hij voor iemand die gewoonlijk een fooitje
geeft, wel ophoudt, voor anderen niet, doch dit zal wel altijd
zoo blijven.
In de eerste plaats is de bepaling gemaakt ten behoeve van
de ingezetenen; kunnen wij tevens wat voor de paarden doen,
niemand zal dit liever wenschen dan ik, maar nooit zijn mij,
om een officiëelen term te gebruiken, klachten ter oore ge
komen, dat hier de paarden voor de tram worden mishandeld.
Wij moeten de bevoegdheid aan ons houden en niet overlaten
aan de conducteurs.
De heer Drucker. M. d. V. Uwe argumentatie betreft meer
bepaaldelijk het eerste lid: het instappen. Ik betwijfel echter
of »naar gelang van omstandigheden" de beteekenis heeft,
die U daaraan hecht. Dat slaat meer op het oprijden van
bruggen en hoogten. De conducteur kan toch moeielijk tegen
iemand die bij n°. 32 wil uitstappenzeggende gelegenheid
is niet geschikt, want ik heb juist bij n°. 28 gestopt. Dat
zou al eene wonderlijke interpretatie zijn; hij kan alleen
zeggenik stop niet bij het oprijden van bruggen, en dergelijke.
Dat U geen klachten van paarden ter oore zijn gekomen,
verwondert mij niets; paarden plegen niet te reclameeren.
Ik zal er mij toe bepalen, stemming over het art. te vragen.
De Voorzitter. Ik zie nooit de tram telkens voor eene woning
stoppen. De conducteurs kennen bijna al de Leidenaars, die
van de tram gebruik maken. Wanneer hij nu weet, dat de
een op n°. 28, de ander op n°. 32 moet zijndan zal hij beiden
een pleizier doen door voor n°. 30 te laten stoppen. Wel stopt
de tram in den regel bij stegen en natuurlijk ook bij het
Stadhuis, omdat daar een wissel ligt.
Art. 96 in stemming gebracht, wordt aangenomen met 12
tegen 2 stemmen, die van de heeren Van Lidth de Jeude
en Drucker.
De Voorzitter. In art. 97 moet sub c het woordje en
worden veranderd in of.
De art. 97 en 98 worden zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 99.
De heer Kaiser. M. d. V. 1 Is dit art. niet overbodig; er
komen nooit hinderlijke voorwerpen in een tramwant de
conducteur moet dit vooraf beletten.
De Voorzitter. Er kan bijv. een dier worden ingebracht of
een beest kan er inspringen. En dan moet de conducteur de
bevoegdheid hebben het te verwijderen.
Art. 99 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd,
evenals daarna zonder discussie achtereenvolgens de artt.
100-102.
Beraadslaging over art. 103.
De heer Drucker. De conducteurs zijn verplicht te zorgen,
dat in de door hen gebruikt wordende rijtuigen een 'afdruk
van deze afdeeling der verordening op de straatpolitie wordt
aangebracht.
Nu zijn misschien de conducteurs snuggerder dan ik, maar
ik zou niet weten, wat ik moest doen afdrukken. De afdeeling
begint bij art. 87, maar waar zij eindigt, zie ik niet.
De Voorzitter Ik geloof dat u uwe scherpzinnigheid een
weinig onderschat. Ieder conducteur zal begrijpen dat de
strafbepaling van art. 104 bij deze afdeeling behoort en dat
de afdeeling daarmede eindigt.
De heer Drucker. Het kan toch zijn, dat er een conducteur
is, even weinig scherpzinnig als ik. Daarom zou ik in over
weging geven, de artt. die in afdruk moeten worden opgehangen,
met nummers aan te duiden. Ik zie bijv. niet in. waaruit
blijkt of de afdeeling ophoudt bij art. 104.
De Voorzitter. Omdat bij elke afdeeling van de Verorde
ning aan het slot een artikel komt met de strafbepalingen
zoo is het bij deze afdeeling met art. 104. Bovendien zal de
afdruk niet vervaardigd worden door den conducteur maar
door den Directeur, en die zal wel zorgen dat de afdruk
goed is.
De heer Drucker. Waarom eindigt deze afdeeling dan met
art. 104 en niet met art. 110: de slotbepaling?
De Voorzitter. De algemeene bepalingen hebben betrekking
op de geheele verordening, evenals bij elke afdeeling de straf
bepalingen, aan het slot van de afdeeling.
De heer Fockema Anijreae. M. d. V. Wat de heer Drucker
voorstelt, kan ook ons bevredigen, geloof ik; terwijl wat
hier staat misschien ons allen bevredigt behalve den heer
Drucker. Waarom dus aan zijn bezwaar niet tegemoet te
komen?
De Voorzitter. Wanneer de heer Drucker zegt, dat ik hem
daarmede een bijzonder genoegen kan doenis dat wat anders.
Maar ik meen toch de redactie te moeten handhaven, zooals
die door de Commissie ontworpen is; alleen wanneer wij van
de wenschelijkheid eener wijziging overtuigd zijnmoeten wij
die aannemen. Maar het betreft een ondergeschikt punt, dat
eigenlijk niet de moeite waard is er over te spreken.
Doet de heer Drucker een voorstel?
De heer Drucker Als u bereid is zonder stemming mijn
voorstel over te nemen, dan stel ik voor de woorden «dezer
afdeeling" te vervangen door: van de artt. 87 tot enmeti04.
De Voorzitter. Ik ben bereid dat zonder stemming over
te nemen.
Aldus gewijzigd wordt art. 103 bij acclamatie goedgekeurd.
De heer Dekhuyzen. Kan een tram-conducteur proces
verbaal tegen iemand opmaken?
De Voorzitter. Alleen wanneer hij is onbezoldigd Rijks
veldwachter of gemeente-veldwachter.
De heer Dekhuyzen. Maar in art. 100 staat b. v. dat het
rooken in een gesloten tram verboden is. Dat moet dus worden
gezien door een agent, of deze moet er bijgeroepen worden,
en dan wordt pas proces-verbaal opgemaakt!
De Voorzitter. Wanneer eene overtreding plaats heeft,
zijn er toch meestal altijd getuigen bij.
Indertijd zijn alle tram-conducteurs hier als onbezoldigd
agent van politie aangesteld. Of dat nu met de nieuwen
ook het geval is, dat weet ik niet. Maar ik geloof, dat om
aan het bezwaar tegemoet te komen, de directie er zelf wel
in zal hebben voorzien.
Achtereenvolgens worden nu goedgekeurd zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming de artt. 104—110.
De Voorzitter. Zoo ik hoop want de Commissie van
de Strafverordeningen zal nu eerst bijeen moeten komen
zullen nu in de volgende vergadering de bepalingen op het
wielrijden aan de orde worden gesteld.
De heer Cock. M. d. V. Heb ik nu goed begrepen, dat voor
die kleine veranderingenals b. v. in de namen van sommige
stratenhet Dag. Bestuur gemachtigd is die te wijzigen over
eenkomstig de officiëele regeling?
De Voorzitter. Juist, mijnheer Cock.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leidenter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.