34
DONDERDAG 25 MAART 1897.
bezwaar geopperd, maar er mij bij nedergelegd met dezen
troost, dat wanneer werkelijk art. 266 Swb. deze materie
beheerscht, de Kantonrechter niet ons artikel, maar art. 266
Swb. zal toepassen.
Art. 31 wordt nu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd,
evenals daarna achtereenvolgens zonder discussie de artt, 32—34.
Beraadslaging over art. 35.
De heer Kaiser. M. d. V. Dit art. begrijp ik niet goed. Er
staat: het is verboden deel te nemen aan het pinkelspel enz.,
Dus niet allen, die bij het pinkelspel zijn, zijn strafbaar. De
vroegere verordening luidde»Kaart-, dobbel-, hasard- of
pinkelspel is verboden". Meer heeft men niet noodig.
De Voorzitter. »Het is verboden op den openbaren weg deel
te nemen aan bet pinkelspel." Waarom is dit zoo gesteld? Omdat
het vroeger dikwijls niet te constateeren viel wie eigenlijk
bezig was met de handeling van het spel. Wanneer eenige
jongens bezig zijn met dit spel, is toch niet alleen hij straf
baar die op het oogenblik, dat de agent het spel opmerkt,
het manuaal van het spel verricht. Daarom was het vroeger
zoo moeielijk de jongens te attrapeeren. Nu echter zijn allen
strafbaar, die met dit spel bezig worden bevondenen dit
kan in een oogenblik worden waargenomen. Nemen wij bijv.
eens het kaartspelen. Een der personen zal daarbij met kaarten
in zijn handen worden geziendoch de anderendie aan het
spel deelnamen, niet. Volgens de voorgestelde bepaling is
ieder die aan het spel deelneemt ook strafbaar.
De hrer De Goeje. Nu ik het pinkelspel als zoo gevaarlijk
zie afgeschilderd, deins ik er wel wat voor terug om voor
te stellen dit spel uit het art. te doen vervallen. Het is in
1879 na veel praten onder de verboden spelen opgenomen
Het eenige argument was toendat er wel eens een houtje
tegeneen mooie japon aankwam. Niettegenstaande het verbod
hebben de kinderen toch al de jaren het pinkelspel gespeeld.
De Voorzitter. Toch is het inderdaad een gevaarlijk spel.
Het gevaar dat iemand een houtje tegen of in zijn oog krijgt,
is niet denkbeeldig. Er komen dikwerf ongevallen door voor,
meer dan vroeger, ook omdat de achterbuurten, waar dit
spel het meest gespeeld wordt, veel meer gepasseerd worden
dan vroeger, bijv. de straten, die Hoogewoerd en Plantsoen
verbinden. Bij een druk verkeer is het pinkelspel zeer hinderlijk.
Ik misgun den kinderen hun spel niet, maar de ingezetenen
mogen er geen last of gevaar van hebben. Ongevallendoor
dit spel veroorzaakt, worden niet altijd in de couranten ver
meld omdat zij veelal niet veel te beteekenen hebben Maar al
is het gevaar niet zoo groot, de last is er niet minder om.
De politie is het er algemeen over eens, dat het een gevaarlijk
spel is. Bovendien wordt, evenals bij het zingen op straat,
eene dergelijke bepaling met verstand toegepast.
De heer Drucker. Er staat: »tenzij de Burgemeester krachtens
art. 457 2° Wetboek van Strafrecht tot het houden van dat
spel verlof hebbe gegeven." Zou dit niet eenvoudiger kunnen
worden geredigeerd door te lezentenzij de Burgemeester tot
het houden van dat spel verlof heeft gegevenDan bespaart
men den ingezetenen de moeite art. 457 van het Wetboek
van Strafrecht op te slaan.
De Voorzitter. Jk zie op dit oogenblik ook niet de nood
zakelijkheid inom die woorden te behouden. Weten de a.ndere
leden der Commissie misschien de reden waarom dat is op
genomen?
De heer Cock. Ik meen, dat dat is geweest om den volke
bekend te maken, dat, wat hazard-spelen op de openbare
straat betreft, daartoe wel eens door den Burgemeester het
verlof kan worden gegeven, doch dat, wanneer dit plaats
vindt, het plaats vindt niet omdat wij het goed- of afkeuren,
maar omdat de hoogere Wetgever het toelaat, aan wiens
voorschriften wij, lagere Wetgevers, niet mogen of kunnen
derogeeren.
De heer Drucker. Wanneer men deze woorden, die den
ingezetenen onnoodig geleerd voorkomen, vervangt door de
voorgesteldedan staat in deze verordening hetzelfde. En dan
kan het verlof ook gelden bij de toepassing van art. 457 Swb.,
want wordt iemand deswege vervolgd, dan beroept hij zich
op het verlof van den Burgemeester.
De heer Cock. Ik wensch hier nog bij te voegen, dat
althans wat mij betreft ik op die bijvoeging nog al gesteld
was, opdat openlijk blijke, dat de ontwerpers van dit art.
35, niettegenstaande zij zeer algemeene bewoordingen bezigden,
zich toch volkomen bewust warendat er een art. 457 n° 2
Swb. bestaat, waaraan zij natuurlijk niet bedoelden te
derogeeren. Nu dit laatste voldoende uit de gevoerde dis
cussie blijkt, kan ik mij bij de wijziging wel neerleggen.
De heer De Goeje. M. d. V. Is het niet beter met eene
kleine redactie-wijziging te schrijven: van een dier spelen,
in plaats »van dat spel"?
De Voorzitter. De beteekenis der woorden is: van dat
spel, dat gespeeld wordt. En anders zou gelezen moeten
worden: van een of meer dezer spelen.
Art. 35 wordt nu, gelijk dat volgens het voorstel-Drucker
is gewijzigd, zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, even
als daarna zonder discussie achtereenvolgens de artt. 36—38.
Beraadslaging over art. 39.
De heer Kaiser. M. d. V.! Ik begrijp niet, waarom dit
art. zoo geredigeerd isb. v.het is verboden a»de afslui
ting van afgesloten bruggen te openen"; mij dunkt het is
veel duidelijker te lezen: het is verboden afgesloten bruggen
te openen.
De Voorzitter. Er wordt hier door u eene onderscheiding
uit het oog verloren, n.l. die van de afsluiting van de brug
en het gesloten zijn der brug.
De heer Kaiser. Maar een afgesloten brug te openen is
verboden; dus de afsluiting van de afgesloten brug dat is
dubbel.
De heer Fockema Andreae. De bepaling is niet gericht
hiertegendat men de brug opentmaar dat men de afsluiting
opent, waarmee de toegang tot de brug is afgesloten.
De heer Kaiser. Maar hoe zal ik een afgesloten brug openen
anders dan door de afsluiting te verbreken?
Art. 39 wordt nu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 40.
De heer Kaiser. Ik zou aan dit artikel gaarne toegevoegd
zien: »bellen om te bedelen is verboden".
De Voorzitter. Men kan toch niet aan iemands neus zien,
of hij belt met het doel om te bedelen. Het bedelen zelf op
de openbare straat is strafbaar. Doch als iemand belt om te
bedelenen een agent komt hem voor dat bellen bekeuren,
dan zal de man met het onschuldigst gezicht ter wereld zeggen
»ik kwam niet om te bedelen maar om mijnheer te spreken",
en hoe zou dan de overtreding te bewijzen zijn?
De heer Kaiser. Ik zou de bepaling wenschelijk achten om
het vele bellen voor bedelarij tegen te gaan. Wanneer de
menschen wetendat het bellen daarvoor strafbaar iszullen
zij het zoo licht niet doen. Het is een preventieve maatregel.
Art. 40 wordt nu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 41.
De heer Drucker. M. d. V. Zooals dit art. nu luidt, vrees
ikdat iederdie daarmede te maken heeftwel zorgen zal
er buiten te vallen, door eenvoudig zijne aanbieding te kleeden
in eene andere formule dan hier wordt verboden. In de plaats
mijner vroegere inwoning was de formule, waarvan de hier
bedoelde personen zich bedienden, deze: is er ook iets te ver
dienen? Zulk een wijze van dienstaanbieding valt buiten dit
art. Ik zou dus liever een algemeener formule nemen en zeggen
het is verboden op den openbaren weg iemand lastig te vallen
met aanbiedingen om hem tegen belooning eenigen dienst te
bewijzen.
De Voorzitter. Ik geloof, dat alle aanbiedingen ten slotte
nederkomen op het pakjesdrager!dat is de last, dien men
hier wil voorkomen. Hier wordt bijna altijd gevraagd: pakje
dragen? Eene algemeene formule zou, mijns inziens, tot on
duidelijkheid aanleiding geven.
De heer Drucker. Ja, M. d. V., maar die formule: pakje
dragen zullen zij nu juist gaan veranderenwanneer zij weten,
dat dat strafbaar is. Zij zullen hunne vraag anders inkleeden,
maar de last zal dezelfde blijven. Wordt er voortaan gevraagd:
is er iets te bezorgen? dan twijfel ik of dit op grond van deze
bepaling strafbaar is.
De Voorzitter. Men heelt een bepaald bedrijf willen treffen,
en welke formule gebezigd wordt, feitelijk zal het altijd neder
komen op pakjes dragen. De Kantonrechter zal dit bij de
beoordeeling ook wel in aanmerking nemen. Wij hebben hier
eene bepaalde overtreding op het oog: het lastig vallen met
vragen om den weg te wijzen of om een pakje te dragen
zooals dit bijna uitsluitend aan het station gebeurtelders op
straat heb ik het nog nooit gezien. Ik vrees juist door ver
ruiming van de bepaling het artikel te verwateren.
Maakt u een voorstel van uw denkbeeld?
De heer Drucker. Jawel M. d. V., en ik doe dat temeer,
omdat hier twee formules zijn gebruikt; ware het bij eene
formule geblevendan zou ik daartegen minder bezwaar hebben.
De Voorzitter. Dat zijn ook de twee eenige dingen die
voorkomen: »weg wijzen?" en «pakje dragen?"
De heer Drucker. Om chicane te voorkomen, stel ik voor
te lezen: Het is verboden op den openbaren weg een ander
lastig te vallen met aanbiedingen om hem diensten te bewijzen.