14 DONDERDAG 11 MAART 1897. santen, niet helpen, daar dan de kolken weldra vol zouden zitten met zand. Redenen, waarom adressanten den Gemeenteraad alsnog beleefd verzoeken te willen besluiten, dat de bestrating en betere rioleering van het bedoelde gedeelte openbaren weg niet zal worden uitgesteld, maar reeds nu zal worden uitge voerd. 't Welk doende enz., J. De Lange. C. Van der Veen. P. De Graaf. M. Düllmann—Luchtmans. Ph. Metman. G. H. Geertsema. Mevr. Taverne-Stadiiouder. W. Massink. R. G. M. Hueber. J. W. Verstraaten. Mevr. JongeneerKoopman. N. J. Kooiman. F. Van der Steen. Mevr. Vrint. O. M. van Gogh. Wed. J. De Does—De Looze. Jan Smit Azn. J. Toutenhoofd. Leiden, 10 Maart 1897. Te behandelen bij punt XIX der agenda. (De heeren Hasselbach en Van Hamel komen ter vergadering). De Voorzitter deelt nog mede: dat aan den eervol ontslagen Stads-werkman Joh. Van der Mark een pensioen is toegekend van 266.60 'sjaars, berekend naar een diensttijd van 30 jaren en 10 maanden, een leeftijd van 65 jaren en eene bezoldiging van ƒ520 'sjaars. Aan de orde is: I. Benoeming van een lid der Commissie van het Stedelijk Museum. (Zie Ing. St. n°. 29.) De Voorzitter. Mag ik de heeren Kaiser, Verheij van Wijk en Kroon uitnoodigen met mij het stembureau uit te maken? Benoemd wordt de heer Dr. A. W. Kroon Jr. met 25 stemmen; 1 stem is uitgebracht op den heer W. P'. Verheij van Wijk. De Voorzitter Is de heer Kroon bereid die benoeming aan te nemen? De heer Kroon. Met genoegen, M. d. V. (Applaus). II. Idem van een lid van het Bestuur der Vereeniging de Practische Ambachtsschool. (Zie Ing. St. n°. 33.) Benoemd wordt de heer P. F. C. Marks met 24 stemmen; 1 stem is uitgebracht op den heer J. G. Mathol, terwijl 1 biljet in blanco is. III. Idem van een controleur der Stads-Bank van Leening. (Zie Ing. St. n°. 47.) De heer Van Kempen. M. d. V.Ik veroorloof mij de vrijheid op te merken, dat de brief van Heeren Commissarissen der Stads Bank van Leening eemge onjuistheden bevat, die ik tot goed verstand der zaak gaarne wil weerleggen. Men zegtdat het Heeren Commissarissen niet duidelijk is, welk verband er zou kunnen bestaan tusschen de door den thans ontslagen controleur gepleegde onregelmatigheden en de vraag of eene opheffing der Stads Bank van Leening in het belang der Gemeente is. Dit is ook door mij niet gezegd, maar juist het tegenover gestelde. Ik zeidedat ik dat voorstel deed niet omdat op dit oogenblik eenige informaliteit was gepleegdmaar omdat door die gebeurtenis weder opnieuw gebleken is, hoe bezwarend eene geregelde contróle is. Dat deze opmerking juist is, wordt door Heeren Commis sarissen erkendals zij in bedoeld schrijven zeggen»De om standigheid dat deze ongeregeldheden, ten deele reeds gepleegd onder het beheer van den vorigen controleur, gedurende een reeks van jaren voor de vroegere en tegenwoordige commis sarissen verborgen konden blijven, heeft ons de noodzakelijk heid tot wijziging in de administratie doen inzien." De Heeren erkennen dus dat gedurende een reeks van jaren, ook toen men had een bekwaam en betrouwbaar controleur, en de Bank ook bestuurd werd door bekwame Commissarissen, toch ongeregeldheden plaats vonden. De contróle, M. d. V.moet dan toch al zeer moeielijk zijn, als zoo vele jaren onder deze omstandigheden oneerlijkheden kunnen plaats hebben. Dat men evengoed tot opheffing der Posterijen of Telegraphie kan adviseeren, wanneer daarbij oneerlijkheden waren ge pleegd, gaat daarom niet op, omdat het nut eener Stads Bank van Leening door vele bekwame mannen als niet uit gemaakt wordt beschouwd en het van U, mijnheer de Voor zitter, niet denkbaar zou zijn met Heeren Wethouders te over wegen iets, dat bespottelijk is. Wanneer men bijv. voorstelde de politie of al de scholen op te heffenzou zulk een voorstel door U worden geweigerd te onderzoeken. Ik meende verplicht te zijn dien brief van Heeren Commis sarissen te weerleggenomdat die niet slaat op hetgeen door mij gezegd is in de Raadsvergadering van 25 Februari. Benoemd wordt daarop de heer P. Essers met 14 stemmen; 9 stemmen zijn uitgebracht op den heer P. J. C. Dee, 3 stem men op den heer R. Pronk. De Voorzitter. Ik dank de heeren zeer voor hunne mede werking. IV. Verzoek van C. H. G. Van den Bergh, om vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n°. 26.) V. Idem als voren van II. J. Monad de Froideville, Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 28.) VI. Idem als voren van A. W. Alsdorf, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n°. 31.) Wordt achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoofde lijke stemming gunstig op beschikt. VII. Idem als voren van B. Meerman, Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 40.) De Voorzitter. In de voordracht is abusievelijk vermeld de naam »Jacoba", hetgeen moet wezen Hendrine. Wordt daarna zonder discussie en zonder hoofdelijke stem ming gunstig op beschikt. VIII. Idem als voren van C. Lichtenbelt, Hoogere Burger school voor Meisjes en Lager onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 39.) De heer Van Hamel. Het komt mij voor, dat de motiveering tot terugbetaling wat betreft het Lager Onderwijs niet geheel juist is. Deze Mevr. Lichtenbelt woont niet in, maar buiten de gemeente. Gedurende al den tijd, dat zij in deze streek verbleef en hare kinderen op school gingenheeft zij gewoond op den Haagweg in de buurt van den molen, een eindje voorbij Mevr. Van Eek. Nu meen ik, dat iemand alleen restitutie geniet, wanneer hij de gemeente metterwoon verlaat of zich hier tusschentijds vestigt. De Voorzitter. Het schoolgeld Lager Onderwijs wordt be taald bij de drie maanden. Nu vraagt adressante om vrijstelling van schoolgeld, te beginnen met 1 April a. sdus behoeft zij niet, hetzij zij buiten, hetzij zij in de stad woont, dat school geld te betalen, indien zij op het eind van het loopende kwartaal vrijstelling vraagt van het volgend kwartaal en de kinderen van school neemt. De heer Van Hamel M. d. V. Ik wensch op te merken, dat Burg. en Weth. voorstellen restitutie te verleenen over de maand Maart. De Voorzitter. De heer Van Hamel heeft gelijk. Ik stel voor afwijzend op het laatste deel van het verzoek te beslissen. Omdat de adressante buiten de gemeente woontkan zij geene vrijstelling voor die maand krijgen. Ik was in de war met een ander verzoek. Zonder hoofdelijke stemming wordt daarna de aldus gewij zigde beschikking op het verzoek genomen. IX. Voorstel omtrent de regeling van de Jaarwedde van de geneeskundigen belast met de armenpraktijk. (Zie Ing. St. n°. 36.) Wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. X. Verzoek van de Leidsche Katoen Maatschappij, ter be koming van grond van het Waardkerkplein. (Zie Ing. St. n°. 37 en 37a.) De heer Van Dissel. M. d. V. Uit de teekening, indien die juist op schaal is, zou volgen, dat na bezitneming van dat hoekje grond door de L. K. Mij slechts eene straat van 4.50 M. zou overblijven tusschen het hek van de kerk en den inge nomen grond.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 2