22 DONDERDAG 1 1 MAART 1897. heer Van Hoeken. Ik heb geen bezwaar tegen uitstel, maar wanneer de behandeling wordt uitgesteld, zou ik er prijs op stellen, dat B. en Ws. zich vooraf rekenschap gaven hiervan, waar, indien de school aan de Heerenstraat werd gebouwd, de kinderen zoolang zullen worden geborgen; die nu tot die school behooren. Dat is eene bedenking in het rapport der Schoolcommissie, die nogal mijne aandacht heeft getrokken. Ik hoop, dat het Dag. Bestuur daarop een positief antwoord zal geven De Voorzitter. U zult hebben gelezen, dat de Schoolcom missie zelf er niet zooveel gewicht aan hecht. De heer Fockema Andreae. Mij dunkt, dat er meer gewicht aan te hechten is. De Voorzitter. Ik geloof het niet, daar dat slechts eene quaestie is van tijdelijken aard. Tot uitstel der hehandeling van dit punt wordt daarna bij acclamatie besloten. De Voorzitter. Dan mag ik er nu wel bij den President der Schoolcommissie, dien wij het genoegen hebben in ons midden te zien, sterk op aandringen, dat de Commissie zoo spoedig mogelijk haar advies uitbrengt; want ik ben zeer stellig van plan 25 Maart a.s. deze zaak weder aan de orde te stellen. Het spijt mij wel, dat nu niet te kunnen doen, omdat op 25 Maart de herziening der politie-verordening aan de orde komtwaarmede wel eenige tijd kan ge moeid zijn. XVI. Idem tot wijziging van art. 9 der Verordening van II Januari 1894 bepalende het getal der scholen voor open baar lager onderwijs enz. (Gem.blad n°. 4 van 1894) en het verleenen van eene toelage aan derde onderwijzers en onder wijzeressen niet in het bezit Van de hoofdacte. (Zie Ing. St. n°. 44). De Voorzitter. Ik kan nog meedeelen, dat bij de voor dracht van onderwijzers, die in de termen vallen om wegens 35-jarigen leeftijd vermeerdering van traktement te krijgen nog vergeten is de heer Ten Holt. Het bezwaar, om nu reeds door den Raad daarover te doen beslissen is alleen, dat omtrent den heer Ten Holt niet is gevraagd het advies van de plaatselijke Schoolcommissie. Kan de heer De Goeje, de Voorzitter der Schoolcommissie, goedvinden dat, zonder dat bepaald advies de heer Ten Holt aan de voordracht wordt toegevoegd? De heer De Goeje. Jawel, M. d. V.dat is een onwillekeurig verzuim. Het voorstel van B. en Ws. wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aldus aangevuld aangenomen. XVII. Idem tot het verleenen van afschrijving of terugbe taling van plaatselijke directe belasting, dienst 1896. (Zie Ing. St n°. 45). XVIII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting voor de Schutterijdienst 1896. (Zie Ing. St. n°. 46). XIX. Verzoek van J. De Lange c. s. omtrent bestrating en rioleering van een strook grond aan den Witten Singel. (Zie Ing. St. n°. 48). Op deze punten wordt achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming besloten overeenkomstig het advies van B. en Ws. XX. Voorstel betrekkelijk de inrichting van een asphyxiatie- toestel voor de afmaking van honden, aan de Timmerwerf. (Zie Ing. St. n°. 49). De heer Verster van Wulveriiorst. Ik juich dit voorstel zeer toe, en zal er mij in verheugen, wanneer hierdoor het middel zal gevonden zijn om de honden op meer humane wijze dan tot nog toe geschiedde te dooden. Maar nu rijst bij mij toch de vraagof de behandeling van het toestel wel kan worden toevertrouwd aan menschen zooals die aan de stadstimmerwerf geplaatst zijn, en of later wellicht niet zal blijken, dat daarvoor de hulp van een deskundige noodig is. Ik denk toch dat daarvoor meer kennis wordt vereischt dan van een gewoon politieagent kan verwacht worden. De Voorzitter. Ik meen, dat een afzonderlijk ambtenaar daarvoor niet noodig zal zijn. Dit zal veilig aan den beambte, die nu de hondenzaken regelt, kunnen toevertrouwd worden. Het is een doodeenvoudig toestel; ik zou, geloof ik, zelf wel in staat zijn het te bedienen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeur d. XXI. Voorstel tot aankoop' van de erven Gevers van Ende geest van een perceel weiland, grenzende aan het Krankzin nigengesticht Endegeest. (Zie Ing. St. n°. 50). De heer Pera. Dit voorstel heeft mij teleurgesteld, omdat ik meende, dat dat stuk land reeds eigendom der gemeente was. Nu zeggen B. en Ws dat er gelegenheid is om het in bezit te krijgen, doch ik kan die gelegenheid niet bijzonder gunstig vinden, want de prijs is te hoog. Men gebruikt als argument: het verkrijgen van ruimtedie men noodig heeft. Mij dunkt, dat de meerdere ruimte, ver kregen bij aanneming van dit voorstel, van niet zooveel be- teekenis is. Wanneer men in aanmerking neemt de grootte van Endegeest, ve-geleken met de ruimte die men had vol gens het oorspronkelijk plan op het Raamland, dan kunnen wij met de tegenwoordige terreinen tevreden zijn. Het geopperde bezwaar, dat zonder dit stuk land de vrijheid belemmerd wordt, heeft m. i. ook geen groote kracht. Ook wordt opgemerktdat er anders wel eens eene bestem ming aan dat terrein zou kunnen gegeven worden, die niet dienstig is voor de inrichting; maar ik vraag, welke bestem ming zou dat kunnen zijn, dat die Endegeest zooveel nadeel of hinder kan veroorzaken? Men wil dat stuk grond koopen om ook aan die zijde van het terrein een sloot tot grensscheiding te hebben; doch ik heb altijd verwacht, dat men er toe zal moeten komen om het geheel met een houten schutting te omheinen. Dan komt er bijdat men dat land zal gebruiken voor een paar koeien. Het is heel aardig een paar dieren daar in het land te zien loopen, maar waar zullen zij voor dienen? Ik zie het nut van twee koeien voor die inrichting niet in. Het aan- koopen der koeien zal worden gevolgd door de aanschaffing van het noodige voor verzorging en onderhoud. Het een en ander te samen genomen doet mij besluiten tegen dit voorstel te stemmen. Kwam men op dit oogenblik met een voorstel om over te gaan tot aankoop van b. v. 10 bunders bouw-, hooi- en weiland, dan zou ik daarover heel anders denken, omdat ik ten allen tijde daarvoor heb gestreden, met het oog op werkzaamheden ten gunste van de patiënten. Maar in dit opzicht heeft deze uitgestrektheid niets te beteekenen. Ik meen dat er geen redenen bestaan dit voorstel aan te nemen, zonder daarmede nog te willen zeggen, dat de gemeente geen eigenares van land zou kunnen worden Het is zeer wel mogelijk, dat dat land bij publieke veiling volstrekt niet hoog in bod zal komen. Gunstig gelegen is het volstrekt niet, waarom de gemeente veilig eene afwachtende houding kan aannemen. De Voorzitter. Om met uwe laatste opmerking te beginnen moet ik antwoorden, dat wil de gemeente in het bezit van dat stuk land komenvan deze gelegenheid gebruik moet worden gemaakt om het uit de hand te koopen. Bij de publieke veiling zal de gemeente zeker ook kunnen optredenmaar dan wordt het vermoedelijk gecombineerd met perceel II, en wanneer men het op de kaart nagaat zal men zien, dat die combinatie altijd zal moeten gelukken: de eigenaar van perceel II zal natuurlijk willen hebben ook perceel I. Wanneer de gemeente de beide perceelen namzouden wij 10 bunder verkrijgen; maar die hebben wij niet noodig; en perceel I kunnen wij bij publieke veiling niet alleen krijgen. De reden tot het voorstel is, dat dit bezit een groote aan winst zal zijn. De smalle verbinding tusschen Klein- en Groot-Endegeest zal daardoor worden verbreed: waar de scheiding tusschen Endegeest en het daarnaast gelegen wei land nu eene schutting is, zullen wij eene wetering verkrijgen. De heer Pera moet bedenken, dat de wandelweg van Klein- naar Groot-Endegeest ligt langs de schuttingdie dat perceel weiland afzondert van Endegeestdus maken wij het buiten goed vrijwanneer wij dit land verkrijgen. Het land is zeker niet goedkoop, dat geef ik toe; maar het is toch niet al te duur ookwij krijgen daarvoor vrij op naam 11 4 bunder. Ik meen, dat wij deze gelegenheid moeten aangrijpen om den koop te doen. De heer Van Hoeken. Ik ben in dit geval met B. en Ws. eens, dat bet wenschelijk is dit stuk land er bij te koopen; wanneer men een kijkje op de kaart neemt, kan men dat zien. Maar den gevraagden prijs vind ik wel wat hoogals ik naga, dat die landerijen zijn verkocht tegen ƒ2000.— per bunder, dan vind ik dit zelfs extra hoog. De Voorzitter. Ik reken, dat het 'n ƒ500.—ƒ600.— te hoog is, waarvoor wij het dan ook krijgen vrij van kosten. Maar eene gemeente koopt altijd duur. En wij kunnen hier niet de publieke veiling afwachten; dan moeten wij nemen de perceelen I en II, en dan is nog de vraag, of men niet op de gemeentekas zai speculeeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 10