20 thans ontslagen Controleur gepleegde onregelmatigheden en de vraag, of eene opheffing van de Stads Bank van Leening in het belang van de gemeente is te achten. De omstandig heid dat die onregelmatigheden, ten deele reeds gepleegd onder het beheer van den vorigen Controleurgedurende eene reeks van jaren voor de vroegere en de tegenwoordige Com missarissen verborgen konden blijven, heeft ons wel de nood zakelijkheid van wijzigingen in de administratie en boek houding der Bank doen blijken en wij zijn dan ook voornemens daartoe de noodige maatregelen te treffendoch meenen vooraf het Verslag der Commissie van onderzoek te moeten afwachten. De vraag echterof het bestaan eener Stads Bank van Leening in deze gemeente wenschelijk is, heeft, onzes inziens, met dat alles niets uitstaande, evenmin als bijv. de Rijksregeering er aan zal denken de Posterijde Telegrafie of eenigen anderen tak van het Staatsbedrijf op te heffen, op grond dat een daarbij dienstdoend ambtenaar zich aan onregelmatigheden of oneerlijkheden heeft' schuldig gemaakt. Ten aanzien der vraag, of het behoud der Bank ons wen schelijk voorkomt, nemen wij de vrijheid te verwijzen naar ons Rapport van 3 Januari 1895. Commissarissen der Stads Bank van Leening, H. Van der Hoeven, Voorzitter. G. H. Kokxhoorn, Wd. Secretaris. Aan Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 5 Maart 1897. Ingevolge artikel 7 der Verordening van 12 Juli 20 Nov. 1873, houdende Reglement voor de Bank van Leening, heb ben wij de eer ter vervulling van de vacante betrekking van Controleur der Bank de navolgende alphabetisch gestelde voordracht aan uwe vergadering aan te bieden: P. J. C. DEE, Boekhouder lij de firma Lisman Waller; P. ESSERSKerkelijk ontvanger en boekhouder der Neder- duitsch Hervormde Gemeente; R. PRONK, Iloofd-inspccteur van politie, allen te Leiden. Commissarissen der Stads Bank van Leening, II. Van der Hoeven, Voorzitter. G. H. Kokxhoorn, Wd. Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 48. Leiden, 4 Maart 1897. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van J. De Lange en andere bewoners van huizen staande aan het gedeelte van den Witten Singel van den Trekvliet tot aan de Laatste straat, om bedoelde strook grond te doen bestraaten en voor eene betere afwatering te zorgenhebben wij de eer Una overleg met de Commissie van Fabricage mede te deelen dat er op dit oogenblik nog geen termen bestaan om aan het verzoek gunstig gevolg te geven. Zooals Uwe Vergadering toch bekend is wordt een onderzoek ingesteld omtrent de vraag welke werken en verbeteringen noodig zijn in verband met de grensuitbreiding in de toegevoegde gedeelten, zoodat thans de tijd nog niet is gekomen om tot zoodanige partieele verbeteringen als door adressanten worden verlangd, over te gaan. Overigens bestaat aan de door hen gevraagde bestrating enz. geen dringende behoefte, daar reeds een trottoir aanwezig is, zoodat door voetgangers van de hier bedoelde strook grond geen gebruik behoeft te worden gemaakt en in de afwatering van het pad is voorzien door eenige kolken welke door buizen het water naar den Singel afvoeren. Ten slotte kunnen wij mededeelen dat de kosten van de bestrating en van de verbetering der rioleering zijn geraamd op ongeveer f6000. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging aan adres santen te kennen te geven dat aan hun verzoek op dit oogen blik geen gunstig gevolg kan worden gegeven doch dat daarop zal worden gelet bij de uitvoering van de werken die in ver band met de grensuitbreiding noodig zullen worden geacht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. EdelAchtbare Heeren! Geven met verschuldigden eerbied te kennen: De ondergeteekendenallen bewoners van huizen staande aan het gedeelte van den Witten Singel van af den Trekvliet tot aan de Laatste straat. Bat zich over het bovengenoemde gedeelte van den Witten Singel, voor de door hen bewoonde huizen tusschen het trottoir en de naastbijzijnde rij boomen bevindt een strook gemeente grond breed ongeveer vijf Meter. Dat die strook gemeentegrond in zulk een toestand verkeert dat zij ten allen tijde bijna onbegaanbaar is; Dat bij droog weder de aanwonenden veel last hebben van het verstuivende zand; Dat de afwatering van dit gedeelte gemeentegrond zeer gebrekkig is, zoodat bij nat weder het water op verschillende plaatsen plassen en poelen vormt; Redenen waarom adressanten beleefd verzoeken: 1" de bedoelde strook gemeentegrond te willen voorzien van bestrating, en 2° de afwatering zoodanig te willen verbeteren dat het regenwater enz. een behoorlijken al voer krijge. 't Welk doende enz. J. de Lange. W. Massink. G. H. Geertsema. C. v. d. Veen. M. Dullmann. Ph. Metman. Mevr. Burgersdijk-Beanken. Jan Smit Azn. Mevr. Bijleveld-Ki.ein. R. G. M. Hueber. Joh. C. Geijp. Leiden, 9 Februari 1897. C. Hartevelt. Mevr. Jongeneer-Koopman. N. J. Kooiman. Mevr. Vrint. C. M. van Gogh. Wed. J. de Does-de Looze. J. Touteniioofd. J. W. Verstraaten. F. van der Steen. II. J. C. Taverne-Stadhouder. W. P. Weebers. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon. Wed. JUYNBOLL—SCHADEE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 12