GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. Monad de Froidevidle. 7 INGEKOMEN STEKKEN. N°. 25. Leiden, 1 Februari 1897. Wij hebben de eer U mede te deelen dat de op de begroo ting voor dit jaar uitgetrokken som van ƒ500.voor sneeuw- opruiming gebleken is niet voldoende te wezenvermits reeds meer dan genoemd bedrag is uitgegevennl. tot en met Zater dag 30 Januari jl. 888. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons college ter zake het noodig crediet te verleenenten einde voor sneeuwopruiming de vereischte gelden beschikbaar te hebben. Een bedrag van 800.wordt voorloopig voldoende geacht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 26. Leiden, 4 Februari 1897. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van C. H. G. Van den Bergh, hebben wij de eer U mede te deelen dat de zoon van adressant C. F. j. Van den Bergh op 4 Januari jl, de Hoogere Burgerschool voor Jongens heeft verlaten om zich op het kantoor van zijn vader te bekwamen voor zijn aan staande carrière. Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging aan adressant vrijstelling of terugbetaling te verleenen van school geld voor zijn zoon, vroeger leerling der Hoogere Burgerschool voor Jongens, over de laatste twee kwartalen van den cursus 1896/97. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van leiden. De ondergeteekende geeft met verschuldigden eerbied te kennen dat zijn zoon Cornelis, leerling der Hoogere Burger school vierde klasse sedert 2 Januari jl. die school niet meer bezocht heeft, als zijnde thans werkzaam op zijn kantoor en verzoekt alzoo beleefdelijk vrijstelling van betaling der nog resteerende schoolgelden. Met de meeste hoogachting, UEd. Dw. Dienaar C. H. G. VAN DEN BERGH. Leiden, 29 Januari 1897. N°. 27. Leiden, 11 Februari 1897. Wij hebben de eer U mede te deelen dat door de Com missie van Beheer over het Krankzinnigengesticht »Endegeest" overeenkomstig art. 3 der Verordening van 9 Januari 1896, houdende Reglement op het beheer en bestuur van het Krank- zinnigensticht »Endegeest" de jaartallen van aftreding van de leden der Comissie bij loting als volgt zijn vastgesteld: Dr. D. E. Siegenbeek van Heukelom in 1897. Mr. E. De Vriesin 1898. Dr. T. Zaaijerin 1899. Dr. E. F. Van Disselin 1900. De tijd van aftreding is bepaald op den Eersten Dinsdag van de maand September. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 28. Leiden, 15 Februari 1897. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van H. J. Monad de Froideville, hebben wij de eer u mede te deelen, dat de dochter van adressant, A. H. Monad de Froideville, met April a. s. de Hoogere Burgerschool voor Meisjes zal verlaten wegens vertrek naar Indië. Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging aan adressant vrijstelling of terugbetaling te verleenen van school geld Hoogere Burgerschool voor Meisjes, over het laatste kwartaal van den cursus 1896—'97. Wat betreft de Meisjes school le klasse, wordt de dochter van adressant, leerlinge dier school, met 1 April a. s. van die school afgeschreven, terwijl het schoolgeld aldaar per kwartaal verschuldigd is. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekende, Henri Jules Monad de Froideville, Oost- Indisch Hoofdambtenaar, thans tijdelijk te Leidenheeft de eer Uwen Raad mede te deelen, dat zijne dochtersAugusta Henriette de lessen aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes en Francis Mary Wilhelmine de lessen aan de lagere school le kl. voor Meisjes na ultimo Maart a. s. niet meer zullen bijwonen, en verzoekt Uwen Raad mitsdien hem te willen ontslaan van de verplichting tot betaling van het schoolgeld over de overige maanden van het loopende cursusjaar. Leiden, 10 Februari 1897. N°. 29. Leiden, 15 Februari 1897. Naar aanleiding van. de vacature ontstaan door het over lijden van het medelid der Commissie van het Stedelijk Museum, Dr. W. N. Du Rieu hebben wij de eer het volgende tweetal den Raad aan te bevelen: Dr. A. W. Kroon Jr. en W. F. Verhey van Wijk. Namens het Bestuur van het Stedelijk Museum A. L. de Sturler, president. W. Pi.eyte, secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 30. Leiden, 17 Februari 1897. Ter vervulling van de vacature van derde onderwijzeres aan de openbare school 3e klasse n°. 2, ontstaan door het aan Mejulfr. C. M. Van der Heyde verleend eervol ontslag, hebben wij de eer Uwe Vergadering hierbij eene voordracht aan te bieden, die is opgemaakt in overleg met den arron- dissements Schoolopziener, na ingewonnen bericht van het hoofd der School als: le. Mejulfr. J. M. Van der Harst, tijdelijk met de waarneming der betrekking belast; 2e. Mejuffr. S. C. Hanselaar, mede tijdelijk onderwijzeres aan de betrokken school; en 3e. Mejuffr. N. H. Gouwentak, kweekeling aan de openbare school 4e klasse n°. 2. Onder mededeeling dat de betrekkelijke rapporten ter inzage in de leeskamer zijn nedergelegd, verzoeken wij U tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 31. Leiden, 18 Februari 1897. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van A. W. Als- dorf hebben wij de eer U'mede te deelen dat de zoon van adressant, 1. A. Alsdorf, leerling der Hoogere Burgerschool voor Jongens alhier, met zijnen vader op 30 Januari j.l. naar Amsterdam is verhuisd, zoodat er reden bestaat op het ver zoek om vrijstelling van schoolgeld gunstig te beschikken. Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging aan adressant vrijstelling of terugbetaling te verleenen van school geld voor zijnen zoonvroeger leerling der Hoogere Burger school voor Jongens, over de laatste twee kwartalen van den cursus 1896/97. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen A. W. Alsdorf, vroeger gewoond hebbende te Leiden, thans te Amsterdam gevestigd, dat zijn zoon I. A. Alsdorf de Hoogere Burgerschool te Leiden den 30 Januari heeft verlaten en thans alhier de H. B. bezoekt, redenen waarom adressant eerbiedig verzoekt het hem van af dien datum resteerend schoolgeld over het dienstjaar 1896/97 te willen kwijtschelden of teruggeven. 't welk doende Amsterdamden 12 Febr. '1897. Alsdorf. N°. 32. Leiden, den 18 Februari 1897. Ten gevolge van. de benoeming van Mejuffr. Poelman tot 2e onderwijzeres aan de Meisjesschool le klasse is aan die school eene vacature van derde onderwijzeres ontstaan, ter vervulling waarvan wij de eer hebben U hierbij eene voor dracht aan te bieden die opgemaakt is in overleg met den arrondissements-schoolopziener na ingewonnen bericht van het hoofd der school, en als volgt samengesteld: 1°. Mejuffrouw C. Japikse, thans tijdelijk met de waarne ming der betrekking belast, 2°. Mejuffr. E. Van Sonsbeek, derde onderwijzeres aan de school der derde klasse n°. 4, en 3°. Mejuffr. G. E. Van der Ileyden, derde onderwijzeres aan de school der 3e klasse n°. 2.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 1