2
DONDERDAG 14 JANUARI 1897.
IV. Voorstel tot onderhandsche verhuring van de perceelen
II en IV van het Raamland aan den Hoogen Rijndijk.
(Zie Ing. St. n°. 301.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
V. Verzoek van A. W. Alsdorf, om vrijstelling van de beta
ling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. n°. 307.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig
op beschikt.
VI. Verzoek van den Directeur van den 's Gravenhaagschen
stoombootdienst te 's Gravenhage, ter bekoming in huur of
eigendom van een strook grond aan den Zijlweg nabij de
Spanjaardsbrug.
(Zie Ing. St. n°. 309.)
De heer Driessen. M. d. V. Dit verzoek werd eergisteren
besproken in de Kamer van Koophandel. Een van de leden
dier Kamer meende te kunnen zeggen, dat deze aanvraag niet
alleen geschiedde om de betaling van havengeld te ontduiken,
maar ook om ingezetenen van Leiden concurrentie aan te doen
Mocht die meening werkelijk gegrond zijn, dan zou ik wel
willen voorstellen om ten aanzien van deze zaak een nader
onderzoek te doen plaats hebben en de behandeling van dit
verzoek dus voorloopig uit te stellen.
De heer De Vries. M. d. V.! Een enkele vraag slechts.
Is de Directeur bekend met de som van ƒ25 per jaar die ver
langd wordt en heeft hij zich bereid verklaard dit te betalen
Ik vraag dat, omdat de som mij nog al hoog voorkomt.
De Voorzitter. De omstandigheid door den heer Driessen
medegedeeld was ons niet bekend. Oppervlakkig beschouwd
zie ik evenwel de juistheid van de opmerking in en B. en
W. hebben dus geenerlei bezwaar om de zaak nog eens nader
te overwegenzij zouden het zeer op prijs stellen, als de Kamer
van Koophandel zich schriftelijk over deze quaestie tot B. en
W. wilde wenden.
Wat de vraag van den heer De Vries betreft, daarop kan
ik antwoordende Directeur is, ook blijkens zijn antwoord,
dat bij de stukken ligt, bekend met al de gestelde voorwaar
den, dus ook met den verlangden prijs van f 25 per jaar. Hij
heeft met alle voorwaarden genoegen genomen. B. en W.
wenschen nu echter dat verzoek van de agenda af te voeren,
ten einde een nader onderzoek in te stellen, terwijl zij verder
schriftelijke mededeelingen van de Kamer van Koophandel
inwachten.
VII Verzoek van I. P. L. Gelpke, om vrijstelling van de
betaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor jongens.
(Zie Ing. St. n°. 310.)
VIII Idem als voren van Dr. P. L. Muller, Gymnasium.
(Zie Ing. St. n°. 3.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
IX. Voorstel omtrent het doen instellen van een onderzoek
in zake de oprichting van een abattoir.
(Zie Ing. St. n°. 4.)
De heer Pera. M. d. V. Hoewel dit voorstel op zich zelf
niets beslist omtrent eene eventueele oprichting van een
abbattoir, geloof ik toch dat aanneming van het voorstel nu
reeds niet raadzaam is. Wel is er uw aandacht in de vorige
Vergadering op gevestigd, dat de motieven indertijd aan
gevoerd voor uitstel van behandeling nu niet meer kunnen
gelden, doch ik voor mij kan de noodzakelijkheid van een
slachthuis nog niet inzien.
Op het oogenblik zal de exploitatie van het krankzinnigen
gesticht pas beginnen, dat in elk geval voorloopig nog wel
een schadepost voor de gemeente zal opleveren; er is een
Commissie benoemd met het oog op de verfraaiing en uitleg
van Leiden; allerlei werken als gevolg van de uitbreiding
der gemeente zullen wellicht spoedig volgen en met het oog
op de van dit alles te wachten kosten, heb ik bezwaar thans
met dit voorstel mede te gaan.
Gaarne zoude ik zien, dat eerst kon worden beslist over de
aanvraag zelf, of een onderzoek zal worden ingesteld, ja dan
neen. Wordt tot dit onderzoek besloten, dan zou ik een amen
dement willen voorstellen met het oog op de personen, die
dit onderzoek zullen instellen.
De heer Van Kempen. Ik zal ook tot mijn leedwezen met
dit voorstel niet kunnen medegaan. Op zichzelf beschouwd
is het instellen van een onderzoek met de daaraan verbonden
kosten van ƒ300 van vrij onschuldigen aard, doch wanneer
de heeren van hun reis terugkomen met allerlei gegevens en
plannen, dan zal het hard zijn tegen deze deskundigen, die
zich zooveel moeite hebben getroost, te zeggentoch zullen
wij tot de oprichting van een abattoir maar niet overgaan.
Het nut van een abattoir zal ik allerminst ontkennen, doch
eene andere vraag is, of onze gemeente verplicht is alles tege
lijk onder handen te nemen. Wij s'aan op dit oogenblik voor
allerlei zaken waarvan wij de finantieële gevolgen nog niet
kunnen overzien. Het gesticht Endegeest komt in exploitatie;
de stad is uitgebreid en al zal men zuinigheid betrachten,
wij weten allen wel, dat aan de aanvragen van de nieuwe
leden der gemeente, zoo zij billijk worden bevonden, toch
langzamerhand zal moeten worden voldaan. Wij staan der
halve voor een toekomst met belangrijke uitgaven en daarom
vraag ik, of nu de tijd is gekomen om zulk eene groote uit
gaaf te doen als de oprichting van een abattoir na zich zal
slepen, eene zaak die het gemeente bestuur van den Haag,
waar zooals men weet de stedelijke belasting veel minder is
dan hier, niet aandurft juist om de groote kosten. Ik heb
juist een telegram ontvangen uit den Haag, meldende dat
het Gemeentebestuur met het oog daarop voor de oprichting
van een abattoir terugschrikt.
Was de vee- en vleeechkeurig hier slecht, dan zou er voor
de oprichting van een slachthuis een motief zijn, doch de
Inspecteur schijnt een zeer bekwaam man te zijn, die zijn arbeid
met loffelijken ijver verricht, zoodat wat de keuring betreft
geen reden tot klagen bestaat.
Met het oog op dit alles, wenscli ik ook mijne stem niet
te geven aan een voorloopig onderzoek.
De heer Driicker. M. d. V. Er is een Latijnsch spreekwoord
dat zegt: verbaas u over niets. Wanneer mij dit niet voor
den geest had gestaan, zou ik mij heden stellig verbaasd
hebben bij het aanhooren van de redevoeringen van de heeren
Van Kempen en Pera.
De heer Pera toch heeft indertijd niet voorgesteld deze zaak
voor goed van de agenda af te voeren, maar alleen de behan
deling er van uit te stellen, en wel op een motief dat nu is
vervallen. En niet licht kan een voorstel met meer warmte
worden ondersteund dan de heer Van Kempen den 21sten
November 1895 het toen aanhangige voorstel van B. en W.
heelt verdedigd. Hij eindigde toen zijne warme aanbeveling
van het voorstel van B. en W., om een onderzoek te doen
instellen met de woordenik zal con amove stemmen voor
het voorstel van B. en W.
Er ware dus wel reden om zich te verbazendoch verbazen
of niet, het komt op de argumenten aan. En nu zijn er dooi
de heeren Van Kempen en Pera twee argumenten tegen dit
voorstel aangevoerd, die mij niet afdoende voorkomen.
In de eerste plaats is gezegd: wij hebben nu het krank
zinnigengesticht onder handen, laat ons dus niet meer tegelijk
onder handen nemen. Juist dit argument is den 21sten No
vember 1895 door den heer Van Kempen zoo scherp wederlegd
als bij mogelijkheid kon geschieden. Hij zeide toen: dat is
geen argument, want als het blijkt dat eeri zaak noodig is in
het belang der gemeente, moet zij ter hand worden genomen,
al waren het er twintig. En is dit geen citaat, uit zijn verband
gerukt; neen, die woorden sprak de heer Van Kempen destijds
om hetzelfde voorstel te verdedigen, dat hij nu met het toen
door hem gewraakte argument bestrijdt.
In de tweede plaats het argument van de grensuitbreiding.
Dit argument zou, meen ik, juist eerder pleiten vóór aanneming
van dit voorstel en vóór het nemen van een beslissing. Want
wanneer ergens in de omgeving van Leiden een slachthuis
wordt opgericht, zal die buurt daardoor een eigenaardig karakter
verkrijgen, zoodat het juist van veel belang is te weten of en
waar zulk een slachthuis zal komen. De deskundigen, die
benoemd zullen worden om over den uitleg van de stad advies
te geven, zullen het zeker op prijs stellen, wanneer die quaestie
opgelost is.
In elk geval komt mij de zaak belangrijk genoeg voor om
een voorloopig onderzoek te rechtvaardigen. Eene beslissing
over de oprichting van een slachthuis valt heden in geen
geval. Het geldt hier slechts de quaestie van eene behoorlijke
voorbereiding, om later eene goede beslissing te kunnen nemen.
En waar B en W. nu meenen dat het voor een behoorlijke
voorbereiding werkelijk noodig is deze enkele honderden guldens
uit te geven, ten einde de noodige gegevens te kunnen krijgen,
zonder dat daardoor de zaak zelve eenigszins wordt gepraeju-
dicieerd, dan zou ik willen vragen: welk bezwaar kan er
bestaan thans dit kleine crediet toe te staan.
De heer Van Kempen heeft nog melding gemaakt van een
telegram door hem ontvangen. Zou daaraan echter wel veel
waarde te hechten zijn, nu het toch van algemeene bekend
heid is, dat de gemeente 's Gravenhage, waardoor zij overigens
ook mag uitmunten, zeker niet uitmunt als een voorbeeld
van gemeentelijke zorg.
De heer Van Kempen. M. d. V.! Indien de leden van den
Raad nooit van gevoelen mochten veranderen, altijd precies
hetzelfde over eene zaak moesten blijven denken, dan zouden