12 Art. 53 oud. Art. 73. Nieuw. Art. 45 oud. Nieuw. Art. 56 oud, le gedeelte. Art. 48 oud. Ie en 2e alin. Het is verboden met een trekdier of voertuig: a) zonder noodzaak op de trottoirs of op de wandelpaden in de plantsoenen te rijden of stil te staan b) zonder noodzaak op de klinkerstraat te rijden of stil te staan, behalve wanneer dit moet geschieden om personen op te nemen of af te zetten ten aanzien van straten, welke uitsluitend met klinkers geplaveid zijn, is dit verbod slechts toepasselijk op dat gedeelte der straat, dat zich uitstrekt ter breedte van 1 Meter genomen uit de rooilijn der stoepen en waar deze ontbreken, uit die der gebouwen; c) op het grasgewas langs den openbaren weg te rijden of stil te staan. De verbodsbepalingen sub a en b zijn niet toepasselijk op kinderwagens, waarin zich kinderen bevinden, noch op voer tuigen, waarin zieken of gebrekkigen vervoerd worden. Art. 74. De bestuurders van trekdieren, die voor tramwagens ge spannen uitgezonderd, zijn verplicht op den openbaren weg: awanneer zij een rijtuig ontmoetenrechts uit te halen b) wanneer zij een rijtuig, dat zich in dezelfde richting beweegt, voorbij willen rijden, links uit te halen; c) wanneer een achteroprijdend bestuurder door duidelijk roepen heeft te kennen gegeven, dat hij voorbij wil rijden, terstond en voldoende rechts uit te halen; dbij het naderen van een tramwagen onmiddellijk zoo uit te halendat deze zonder oponthoud en ongehinderd zijn weg kan vervolgen. Art. 75. Het is verboden: azich van een aangespannen hond te bedienen, zonder dezen vooraf te hebben voorzien van een wijden lederen muilkorf, die het bijten verhindert; b) op een door een hond voortbewogen voertuig te zitten of als geleider toe te laten, dat iemand daarop zit. „Art. 48 oud3e alin. kan naast art. 50 dezer verordening en art. 427 sub. 5°. Strafwetboek overbodig geacht worden. Art. 48 oud. 4e alin. Art. 49 oud. Art. 50 oud. Ten deele nieuw, ten deele art. 24 oud. Art. 51 oud. Art. 76. De bestuurder van een met een hond bespannen voertuig is verplicht zich bij het ontmoeten of voorbijrijden van trek dieren tusschen zijn voertuig en die dieren te plaatsen. Art. 77. Het is verboden bij dikke mist en wanneer de wegen geheel of gedeeltelijk met sneeuw bedekt zijn den openbaren weg met een aangespannen trekdier te berijden, indien niet dit trekdier of, zoo er meer zijn aangespannen, althans één daarvan, van luidklinkende bellen is voorzien. Art. 78. Het is verboden over een brug, welke na geopend geweest te zijn juist weder gesloten is, te rijden, voordat de op het sluiten der brug wachtende voetgangers daarover zijn gegaan. Art. 79. Het is verboden met eenig voertuig zonder noodzaak op bruggen te blijven stilstaan of eenig voertuig onbestuurd van een helling te laten afrijden of glijden. Art. 80. Het is den bestuurders van rijtuigen verboden bij het brengen van personen naar of af halen van concertentooneel- voorstellingenkerken of andere vereenigingsplaatsenals mede naar of van het station der Holl. IJzeren Spoorweg- Maatschappij hunne rijtuigen anders op te stellen of tot het uitlaten of opnemen van bezoekers anders op te rijden, dan volgens aanwijzing der Politie. Wanneer door de Politie geen andere bevelen worden gegeven, moeten de voerlieden, die personen naar den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 22