DONDERDAG 24 DECEMBER 1896. 99 dus kan ik precies mededeelen wat daarbij is voorgevallen. Gebrs. Van Ulden, die ik wees op de wenschelijkheiddat het reinhouden der gebeele gemeente in ééne hand kwam, en ook hierop, dat het in hun belang was geen concurrentie in liet leven te roepenhebben toen een exhorbitanten eisch gedaan. Vooreerst wilden zij niets weten van eene partiëele regeling voor de aangehechte deelen. Zij wilden laten vervallen het contract, dat met hen voor de oude gemeente Leiden nog zeven jaren loopten eischten voor het schoonhouden van het geheele vergroote Leiden 1Ü00.per maand. Ik zal niet behoeven te zeggen, dat de onderhandelingen toen niet meer werden voortgezet, omdat over een'dergelijken prijs niet te spreken viel. Ik heb Gebrs. Van Ulden herhaaldelijk gewezen op hunne zonderlinge houding en betoogd, dat de Raad wel nooit een dergelijken prijs zou willen betalen. Maar niets mocht baten. Zij hebben heel eenvoudig niet geantwoord op wat wij vroegenopgave van prijs voor het schoonhouden van dat gedeelte van Leidenwaarvoor nog niet gecontracteerd is. Maar zij hielden aan op de beëindiging van het loopende con tract met de gemeente. Nu hadden wij dus geheel en al met Gebrs. Van Ulden afgedaan. Maar wij hebben genade voor recht laten gelden en bij de inschrijving voor de verschillende gedeelten door degenen, die met het reinhouden daarvan tijdelijk waren belast, ook Gebrs. Van Ulden in de gelegenheid gesteld mede te dingen. Toen hebben Gebr. Van Ulden weer precies hetzelfde gedaan en niet geantwoord op hetgeen werd gevraagd. Zij hebben een bod gedaan voor het schoon houden der omliggende gedeeltenmaar daarin niet willen be grijpen het vegen der straat. Niettegenstaande ik herhaaldelijk Gebrs. Van Ulden heb gezegd ons slechts te antwoorden op onze vraag, is daarop alleen in de laatste dagen een ant woord gekomen. Toen reeds lang de onderhandelingen met de andere per sonen waren voortgezet, hebben zij ingeschreven voor ƒ3000.— hunne inschrijving verschilde dus toen nog ongeveer 600. met de inschrijvingen van de drie personen, aan wie wij nu voorstellen voor het jaar 4897 het reinhouden der omliggende gedeelten te gunnen. En nunadat ons voorstel bij den Raad is ingediend, komt het adres in, dat de heeren hebben hooren voorlezen en waarbij Gebrs. Van Ulden datzelfde werk op zich willen nemen voor 2380.—, dus ongeveer 40. minder dan de anderen. (Het is niet duidelijk of er staat 2300.— of 2380.- ik lees er ook het laatste uit.) Ik ge loof evenwel, dat dit niet aangaat. Wij hebben uitvoerig onderhandeld met andere menschen en ook met Gebrs. Van Ulden. Gaat het nu aan, nadat ons voorstel is verschenen, aan dezelfde Gebrs. Van Ulden, die vroeger de onderhande lingen hebben bemoeielijkt, het werk te gunnen voor minder feld dan wij voorstellen het te gunnen aan de anderen? Op ie manier zou het vertrouwen in het Gemeentebestuur zeer worden geschokt. Men zou weigeren te onderhandelen, wan neer men zeker weten zou, dat zoodra een voorstel in het licht is verschenen en er komt nog een ander inschrijver, die het voor wat minder doet, het werk aan dezen zou worden gegund. Dat is de houding van het Dag. Bestuur geweest tegen over de houding van Gebrs. Van Ulden. Mag ik den heer Zillesen vragen, of hij met deze inlichtingen genoegen neemt De heer Zillesen. Ik ben u zeer erkentelijk, M. d. V.! voor de verstrekte inlichtingen. Ik heb nu een anderen indruk van de zaak dan ik aanvankelijk had en ben overigens vol komen met u eens, dat de laatste wijze van handelen van Gebrs. Van Ulden niet fair is; er kan dan weer een derde bijkomen, die de prijzen vergelijkt, en het weer voor wat minder doen wil. Wanneer de inschrijvingen een klein ver schil hadden opgeleverdzou ikgeloof ikhet voorstel hebben gedaan het werk te gunnen aan Gebr. Van Ulden, omdat ik vind dat zij veel meer waarborgen opleveren voor eene goede uitvoering van het werk. Feitelijke waarborgen bestaan bij de andere personen niet. De Voorzitter. Dat punt heb ik nog verzuimd te beant woorden. De menschen moeten natuurlijk een borg stellen. Ik geef toe, dat het contract met Gebrs. Van Ulden verzekerd is door een hypothecairen band van 40,000 op al hunne on roerende goederen; maar ik breng daarbij tevens in herin nering, dat dit eigenlijk om eene geheel andere reden is gedaan dan wel om tot de naleving van de gewone contrac- tueele bedingen te verplichten. In het contract i$ nl. de be paling opgenomen, dat na expiratie van de pacht de gemeente bevoegd zal zijn hunne stalen enz. over te nemen voor 20,000; teneinde te voorkomen dat de gemeente dan in dezelfde moeielijke omstandigheden zou zitten, waarin het toenmalig Dag. Bestuur bij het eindigen van het vorige contract ver keerde, dat destijds voorstelde het terrein bij de Slaagsloot daarvoor te gebruiken. In het contract met Gebrs. Van Ulden is een hypotheek op al die goederen bedongen voornamelijk om te zorgendat de perceelen niet konden worden vervreemd Een hypotheek zou bij deze menschen niet geven; want zij hebben geen vaste goederen; maar, mij dunkt, zij zijn er heel goed voor. En overigens kunnen wij niet aaders doen dan wat in den regel geschiedt, nl. het stellen van borgen eischenen bovendien moeten zij geld van ons hebbenmaar niet wij van hen. Wanneer zij het contract niet naleven zullen evenals bij Gebrs. Van Ulden de boeten ook op hen moeten worden toegepast, en wij beschikken toch altijd over de aardige som van 2400waarop wij de boeten kunnen inhouden. En ten slotte, ik zou wel eens willen zien, dat zeer gefortuneerde personen inschreven naar een dergelijk werk. De heer Van Hoeken. M, d. V. Ik zal tot mijn leedwezen niet met het voorstel van B. en Ws. kunnen meegaan. Ik ben volkomen met het door u gesprokene eens, dat het niet aangaat om een lager bod aan te nemen, hetzij van Gebrs. Van Ulden, hetzij van ieder ander, als de sommen der vorige inschrijvers bekend zijn. Maar ik zal daarom tegen stemmen, omdat het bedrag door de inschrijvers gevraagd mij veel te hoog voor komt. Het rein houden van het geheele dorp Zoeterwoude werd, meen ik, vijf jaren geleden verpacht tegen ƒ200. per jaar. Nu kan het er bij mij moeielijk in, dat nu voor drie gedeelten van die dorpen ƒ2400.zou moeten worden uitgegeven. Ik begrijp zeer goed, dat de daaraan verbonden voorwaarden scherper afgeteekend zullen zijn en er meer zal worden geëischt van de pachters dan toen zij pachters waren in de verschillende dorpen. Maar eene verhooging voor ieder gedeelte van ƒ600.beteekent ook nogal iets; naar mijne meening kan men daarvoor nogal iets doen. Als ik naga, dat, gelijk ik reeds zeide, voor dat ééne dorp in het geheel 200.werd besteed, en men eischte dan nu het dubbele d. i. ƒ400.dan zou ik denken, dat men voor de verhooging van 200.de slooten wel zouden kunnen wrorden schoon gehouden van drijvend vuil en ook de wegen met het ophalen van het vuil. Nu weet ik wel, dat nu eiken dag het vuil zal worden opgehaald; en dat is een groot verschil tegen vroeger, toen dat maar twee of drie keer per week plaats had. Maar iemand, die eenigszins met de praktijk bekend is, weet ook watniettegenstaande de strengste controle, dikwijls aan dat schoonhouden door den pachter wordt gedaan. Als de prijs nu b. v. het dubbele was van wat vroeger voor het geheele dorp werd betaaldomdat er nu meer werkzaamheden aan zijn verbondenzou ik daarmede wel mee kunnen gaan. Maar in dit geval komt mij ƒ2400.tegen vroeger ƒ600. veel te hoog voor. De Voorzitter. Ik geloof, dat de heer Van Hoeken niet juist is ingelicht omtrent het bedrag, dat in de andere gemeenten voor het reinhouden werd gevorderd. Ik kan het niet precies tegensprekenmaar dat bedrag was niet in elke gemeente 200.het was in de eene gemeente anders dan in de andere. Maar de heer Van Hoeken heeft het zelf reeds aangehaald wij hebben hier met heel wat anders te doen; wij hebben nu te doen met stads-gedeelten. De eischen van de menschen, die toen waren dorpsbewoners en nu stadsbewoners zijn geworden door de grensuitbreiding, zijn gerezen; zij willen nu als stedelingen worden bediend. Wanneer wij naast elkaar leggen het contract van vroeger en het contractdat wij nu willen aangaan om die inwoners op dezelfde wijze te behandelen als de oude stedelingen, zal de heer Van Hoeken moeten toegeven, dat het werk niet alleen het dubbele maar misschien het viervoudige is van wat die menschen vroeger op zich hadden genomen. In het oude contract kwam o a. omtrent het schoonmaken der slooten, riolen en dergelijke niets voor; over het vegen der straat ook niet; de pachter was niet verplicht het vuil drie maal per week op te halen, maar in sommige gemeenten maar tweemaal. Daar stelde men zicli toen mee tevreden. Maar de heer Van Hoeken weet hoe het gaat: nu de men schen dezelfde lasten moeten betalenwillen zij ook op dezelfde wijze behandeld worden als de oude stadsbewoners; en daarin hebben zij niet zoo groot ongelijk. Ik zou de zaak ook liever goedkooper hebben gehad voor de omliggende gedeelten; en het heeft ook niet ontbroken aan pogingen van het Dag. Bestuur om de reiniging minder te doen kosten. Maar toch kan op ons voorstel moeielijk een amendement worden voorgedragen ten aanzien van den prijs. Na ernstige onderhandelingen is ons geblekendat die menschen het werk voor dit bedrag willen doen en dat wij het voor min der niet kunnen krijgen. B. en Ws. geven riu natuurlijk op dien grond in overweging voor 4897 op deze wijze te hande len; wij staan vlak voor 4 Januari; dus is het niet anders mogelijk, tenzij wij ingaan op het adres van Gebrs Van Ulden. Maar de heer Van Hoeken is het met ons eens, dat dat eenigszins unfair zou wezen. En voor minder kunnen wij het niet gedaan krijgen. Onze ambtenarendie daarvan meer verstand hebben dan ik, verklaren dan ook dat, wanneer de pachters aan hunne verplichtingen willen voldoen, hun deze bedragen werkelijk toekomen. Ook moet niet worden vergeten, dat het vervoeren van het vuil buiten veel moeie- lijker is dan in de stad. Gesteld dat het gaat sneeuwen en men over groote afstanden met wagens vuil door de sneeuw

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 3