DONDERDAG 3 DECEMBER 1896.
93
volkomen bereid alle stukken, op deze zaak betrekking heb
bende, in de leeskamer neer te leggen; de leden kunnen dan
een en ander zelf zien. Ik geloof, dat er alle reden is om
eene dergelijke handeling van een gemeente ambtenaar af te
keuren. En zoolang ik de eer heb hier te zitten, zal ik er
voor wakendat de ambtenaren zooveel respect hebben voor
het gezag, dat zij zulke handelingen niet doen. Wanneer hier
iemand is, die dat niet met'mij eens is, zal het mij aange
naam zijnwanneer hij mij tegenspreekt. (Applaus).
Ik acht hier het gezag geschonden.
De heer De Vries. M. d V. Nog eene enkele opmerking
over wat u mij de eer hebt aangedaan te antwoorden.
U hebt gezegd, dat ik 100.per uur het normale hono
rarium heb genoemd, en zeer terecht hebt u dadelijk een
bewijs aangehaald, om aan te toonen, dat dat niet zoo is. Ik
ben mij echter niet bewust bepaald te hebben beweerd, dat
dat het normale bedrag is; ik heb alleen gezegd, dat ik het
als zoodanig beschouw bij de beoordeeling of een traktement
hoog of laag is; dus dat is geheel iets anders dan dat het
een bestaand normaal zou zijn.
U hebt er verder op gewezen, dat de taalleeraren zooveel
gelegenheid hebben door bijverdiensten hun inkomen te ver
meerderen. M. d. V. ik antwoord daarop dit: Hun, die extra
verdiensten hebben en daarvoor hun werk doen, gunne men
de belooning daarvoor. Laten we niet van dergelijke omstan
digheden gebruik maken om op de bezoldiging van de hoofd
betrekking te beknibbelen. Laten wij toch alleen elke betrek
king bezoldigen zooals zij dat verdient.
Ten slotte M. d. V., ben ik wel met u eens, dat het niet
wenschelijk is dat de gemeenten onderling een wedloop gaan
houden ten aanzien van het bedrag van jaarwedden, als wij
probeerden een record op dit punt te slaan, zou dat zeker
ongelukkig zijn voor de gemeente- financiën. Maar de ervaring
heeft ons toch geleerd, dat een kleine stap in die richting
soms geen kwaad kan. Wanneer wij met name bij de laatste
vacature in het Hoogduitsch hebben gezien, dat het getal
sollicitanten zoo ontzettend klein is geweest, dat de keuze
zich heeft bepaald tot één persoon, en dat niettegenstaande
onze gemeente zooveel voordeelen heeft bij andere steden
vergeleken, dan bewijst het feit, dat er geen mededingers
warendat tegen de positie alhier een of ander bezwaar bestaat
hetzij het meerdere aantal lessen, hetzij dat de lessen onaan
genamer zijn dan elders of de woonplaats onaangenaam
wordt gevonden of wat ook. Dat bezwaar nu kan met eene
kleine verhooging van wedde geheel overwonnen worden.
Laten wij dus daartoe overgaan, teneinde steeds de beste
krachten beschikbaar te vinden voor onze Leidsche school.
De Voorzitter. Dat laatste argument zou kracht hebben
wanneer er leeraren waren heengegaan omdat zij in andere
gemeenten meer traktement konden ontvangen. Ik heb aan
getoond dat er elders doorgaans minder traktement wordt
gegeven. En het feit, dat de heer Rijk de eenige sollicitant
was, die volkomen bevoegd was, hebben B. en Ws. opgehel
derd door aan te toonen, dat er op dat oogenblik toevallig
geen personen waren, die de acte B hadden. En de heer Rijk
is hier gekomen, omdat dat om persoonlijke redenen wensche
lijk voor hem was. Het feit is echter, dat wij met dataleen
verdienstelijk leeraar hebben gekregenen dat men niet weg
blijft om reden het traktement hier te laag zou zijn.
De heer Van Kempen. M. d. V. Voordat wij gaan stemmen
wensch ik beleefdelijk op te merken, dat de discussie zeer
ingewikkeld is geworden, en ik die wensch terug te brengen
tot hare eenvoudige proportie. De vraag is eenvoudig deze:
worden de leeraren aan de H B. S. billijk betaald of niet?
Klagen zijdat zij niet billijk worden betaald en bewijzen zij
meer te moeten hebben? Neen, niets van dit alles. Wat heeft
nu de gemeente te doen? De leeraren billijk te betalen en
zoo dit niet geschiedt te onderzoeken, of zij meer moeten
hebben. Maar op dien grond wordt de verhooging niet ge
vraagd; zij zeggen alleen mijn buurman heeft meer.
Wij hebben echter alleen tot maatstaf te nemen wat eene
billijke betaling is; en wij zijn overtuigd, dat adressanten
niet klagen over cnbillijke betaling, dus spreekt het vanzelf
dat wij niet anders kunnen doen dan meegaan met het voor
stel van B. en Ws.om de zaak zoo te laten.
In stemming gebracht, wordt het voorstel van B. en Ws.
verworpen met 13 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: De Vries, Pera, Van Lidth de
Jeude, Verheij van Wijk, Zaaijer, Verster van Wulverhorst
Van Rhijn, Zillesen, Van Hamel, Fockema Andreae. Kroon,
Driessen en De Goeje.
Voor stemmen de heeren: Du RieuCock, Van Hoeken,
Juta, De Sturler, Dekhuijzen, Hasselbach, Siegenbeek van
Heukelom, Kaiser, Van Kempen, Stadhouder en Kerstens.
De Voorzitter. B. en Ws. zullen na deze beslissing gevolg
geven aan den wensch van den Raad en in een der volgende
zittingen een wijziging der verordening voordragen.
XIII. Tweede Suppletoir Kohier der Plaatselijke Directe
Belasting, dienst 1896, Tweede gedeelte.
Daar de heer Van Hamel hierover het woord wenscht te
voeren wordt hiertoe overgegaan in eene zitting met gesloten
deurennadat vooraf de opeubare zittingniemand meer het
woord verlangende, is gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.