92 Artikel 11. De voorzitter benoemt alle commissiën. Aan haar wordt de secretaris der Kamer toegevoegd. Artikel 12. De voorzitter heeft het recht omtrent een in beraad slaging gebracht onderwerp twee of meer personen ook niet leden der Kamer te benoementen einde der Kamer schrifte lijk van preadvies te dienen. De beraadslaging wordt alsdan geschorst tot de volgende vergadering, waarin dat preadvies wordt ter tafel gebracht, na te voren bij de leden gecirculeerd te hebben. Deze commissiën van preadvies kunnen zich den secretaris der Kamer assumeeren. Artikel 13. Als de beraadslaging door den voorzitter gesloten is, gaat de vergadering tot stemming over welke begint bij het jongst gekozen lid. De voorzitter brengt het laatst zijn stem uit. Artikel 14. Alle besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen behoudens het bepaalde in artikel 15. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. Artikel 15. Bij benoemingen geschiedt de stemming met gesloten briefjes. Wanneer niemand v bij de eerste stemming de volstrekte meerdeiheid heeft verkregen, wordt tot eene tweede vrije stemming overgegaan en wordt ook bij deze geene volstrekte meerderheid verkregendan wordt eene derde stemming be paald tusschen de twee personendie bij de tweede stemming de meeste stemmen verkregen, of zijn de meeste stemmen tusschen meerdere personen verdeeld, tot allen, die alsdan de meeste stemmen hebben erlangd. Indien alsdan de stemmen staken beslist het lot. Artikel 16. In de eerste gewone vergadering van het jaar, geschiedt de benoeming van een voorzitter en diens plaatsvervanger en van de vaste commissiën. Aritkel 17. Bij afwezigheid van den voorzitter en diens plaatsvervanger, wordt de vergadering geleid door het oudst gekozen tegen woordig lid. Artikel 18. Bij afwezigheid, ontstentenis of ongesteldheid van den secretaris worden diens werkzaamheden waargenomen door het jongst gekozen lid. Artikel 19. Alle stukken van de Kamer uitgaande, worden door den voorzitter en secretaris namens de Kamer geteekend. Artikel 20. Jaarlijks wordt door de Kamer verslag uitgebracht aan den gemeenteraad omtrent hare werkzaamheden en zoo mogelijk ook omtrent den toestand van handel en nijverheid in de gemeente. Bovenstaand reglement van orde door de Kamer van Koop handel en Fabrieken vastgesteld en goedgekeurd in bare ver gadering van 10 November 1896. Namens de Kamer voornoemd L. Driessen, Voorzitter. J. H. Goudsmit, Secretaris. N°. 273. Leiden23 November 1896. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van Dr. J. G. H. Gunning, geven wij Uwe "Vergadering in overweging aan adressant wegens vestiging in de gemeente met 1 November jl.,' terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor twee kin deren, leerlingen van de Jongens-en Meisjesscholen le klasse, over de maand October tot een bedrag van f 7.50. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Dr. Johannes Gerard us Hermanus Gunning, O.-I. ambtenaar met verlof hier te lande; dat hij zich met 1 November 1896 metterwoon in deze ge meente heeft gevestigd; dat twee zijner kinderen sedert dien tijd als leerlingen tot de jongens- en meisjesschool 1ste klasse zijn toegelaten; dat door hem het verschuldigde schoolgeld voor het bezoeken dier scholen over het 2de kwartaal ten volle is betaald; Redenen waarom hij tot Uwe Vergadering het eerbiedig ver zoek richt hem wel teruggave te willen verleenen van hetgeen door hem over het loopende kwartaal te veel werd betaald. 't welk doende Dr. J. G. II. Gunning. Leiden, 19 November 1896. N°. 274. Leiden, 19 November 1896. Door den notaris W. F. Kaiser werd namens de executeuren in de nalatenschap van wijlen den heer Daniël Hartevelt, gewoond hebbende te Leiden en aldaar overleden den 30 Oc tober jl, medegedeeld, dat genoemde overledene bij olographisch testament in dato 14 October 1895 en op dien dag aan ge noemden notaris in bewaring gegevenheeft gelegateerd aan het Stedelijk Museum »de Lakenhal" te Leiden met bestem ming als bet legaat P. Du Rieu f2000.uit te keeren binnen vier maanden na het overlijden. In de raadszitting van 15 De cember 1895 werd besloten tot aanvaarding van het legaat P. Du Rieuhetwelk vermaakt was aan de gemeente Leiden, om uit de renten daarvan de collectiën van het Stedelijk Museum in de Lakenhal aan te vullen zoodat bij aanvaarding van het legaat Hartevelt daaraan dezelfde bestemming zal moeten worden gegeven. Ten hoogste waardeerende de belang stelling, door den overledene betoond in den bloei vari het Stedelijk Museum, geven wij Uwe Vergadering dus in over weging te besluiten tot aanvaarding van hel door wijlen den Heer D. Hartevelt aan het Stedelijk Museum »de Lakenhal" vermaakt legaat van f2000.onder bepaling dat, nadat het besluit tot aanvaarding door Gedeputeerde Staten zal zijn goed gekeurd, het zuiver bedrag der nalatenschap zal worden in geschreven op een der Grootboeken der Nationale Werkelijke Schuld ten name van de gemeente Leiden ten behoeve van het Stedelijk Museum »de Lakenhal", ten einde uit de rente daarvan de collectiën van het Museum worden aangevuld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 23 November 1896. De Commissie van Financiën vereenigt zich geheel met de voordracht van Burg. en Weth. van 19 dezer omtrent het legaat, door wijlen den Heer Daniel Hartevelt aan onze ge meente vermaakt. Des overledenen belangstelling in den bloei van het Stedelijk Museum hoog waardeerende, geeft onze Commissie U in overweging, het genoemde legaat te aanvaar den, en, nadat het besluit tot aanvaarding door Gedeputeerde Staten zal zijn goedgekeurd, het zuiver bedrag van het legaat te doen inschrijven op een der grootboeken der Nederlandsche Werkelijke Schuld, ten name van de gemeente Leiden ten behoeve van het Stedelijk Museum »de Lakenhal", ten einde uit de renten daarvan de collectiën van het Museum worden aangevuld. Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. N°. 275. Leiden23 November 1896. In de raadszitting van 24 September j.l. werd bij de be handeling van óns voorstel omtrent de splitsing van klassen aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, medegedeeld, dat erne reorganisatie van het onderwijs in het handteekenen aan de Hoogere BurgerscholenKweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en lagere scholen, in overweging werd genomen en wel op grond, dat was gebleken, dat aan den leeraar Kosters eenige uren boven het maximum moesten worden opgedragen, terwijl de leeraar Nieuwenhuis nog vol doende uren beschikbaar had. Het hierop gevolgd overleg met den Directeur der Kweek school, Directeur der Hoogere Burgerschool voor Jongens, Hoofden der scholen en Plaatselijke Schoolcommissie heeft ons tot de overtuiging geleid, dat het onderwijs in het handteekenen aan bovenvermelde inrichtingen van onderwijs, zonder bezwaar aan één leeraar en ééne leerares kan worden opgedragenzoodat eene betrekking van leeraar in het hand teekenen kan worden opgeheven. De Hoofden der beide jongensscholen achten den bijstand van een vakleeraar voor bet teekenen onnoodig, de Hoofden der beide meisjesscholen wenschen met het oog op de samen stelling van het onderwijzend personeel dien bijstand tot een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 2