DONDERDAG 22
OCTOBER 1896.
63
daarop ooit eenigen invloed uitoefenen, want de R. K. Geeste
lijke wordt aangewezen door het hiërarchisch bestuur der
Kerk, door den Bisschop of door den Pastoor der Parochie,
waarin het gesticht is gelegen. Zulk eene regeling bestaat
niet bij de Protestanten, en daarom benoemt de Commissie
den Protestantschen Geestelijke, evenals zij de andere ambte
naren benoemt.
De heer Van Kempen. De Commissie benoemt den tuin
baas, portier enz. Daarmede kan men toch niet de benoeming
van een Geestelijke gelijkstellen, daarvoor is die benoeming
veel te gewichtig. Er wordt hier met twee maten gemeten,
liet R. K. Kerkbestuur mag uit den aard der zaak zelf den
Geestelijke aanwijzenwaarom mag dit dan niet geschieden
door de Protestantsche Kerkbesturen, maar moet dit worden
overgelaten aan de 4 leden van de Commissie van Beheer.
De Voorzitter. Dit onderscheid is noodzakelijk, omdat de
Commissie van Beheer geen R. K. Geestelijke kan benoemen;
zij zou toch niet krijgen den Geestelijke dien zij benoemde,
omdat dit eene zaak is van den Bisschop of van den Pastoor
der Parochie.
De heer Van Kempen. M. d. V. Dat de R. K. Geestelijke
door Bisschop of Pastoor wordt aangewezen vind ik goed
en billijk, maar waarom kan dan een Protestantsch Geestelijke
niet evengoed worden benoemd op voordracht van de Protes
tantsche Kerkbesturen, niet van één Kerkbestuur maar van
allen dus ook van Lutherschen en Doopsgezinden? Dat is
juist het werk van Kerkbesturen, dat ligt op hun weg. En
wanneer dan de gecommitteerden van de verschillende Kerk
genootschappen met eene voordracht komen, dan heeft men
ook den Geestelijke, die door de Kerkbesturen van Leiden
wordt gewenscht. Dat is eene billijke regeling. Het geven van
advies bij eene benoeming kan toch best worden overgelaten
aan de Kerkeraden, zooveel vertrouwen en achting verdienen
zij, mijns inziens, toch zeker wel.
De Voorzitter. De redactie sluit ook volstrekt niet uit,
dat de Commissie van Beheer vóórdat zij tot eene benoeming
overgaat, het advies kan inwinnen van de Kerkbesturen, wanneer
zij dit nuttig acht. Maar ik moet er mij ten sterkste tegen
verklaren, dat aan de Kerkeraden van de meest uiteenloopende
richtingen invloed wordt gegeven op de benoeming van een
Protestantsch Geestelijke; dat zou aanleiding geven tot allerlei
gevaren, die ik wensch te vermijden. Vooral bij krankzinnigen
inoet men ten aanzien van hunne geestelijke verzorging zeer
voorzichtig zijn
De heer Eockema Andreu:. M. d. V Ik deel de bezwaren
van den heer Van Kempen volstrekt niet, terwijl bovendien
het amendement zooals het daar ligt mij al zeer onaannemelijk
toeschijnt. Het amendement wil het maken van eene voordracht
niet opdragen aan één Kerkbestuur, maar aan verschillende.
Er zal dus ook moeten worden bepaald hoe die verschillende
lichamen tot de voordracht zullen komen, hoeveel stemmen
ieder Bestuur moet uitbrengen en dergelijke details meer.
Wanneer de heer Van Kempen beproefde dit alles goed te
regelen, zou hij, geloof ik, spoedig zeggen dat gaat niet, wij
moeten dus maar vertrouwen op het gezond verstand, de eer
lijkheid en onpartijdigheid van de Commissie van Beheer;
vertrouwen dat zij haar licht zal zoeken daar waar zij het
vinden kan. De Commissie te binden aan eene voordracht zou
juist aanleiding geven tot allerlei gehaspel.
De Voorzitter. Ik wil er nog iets aan toevoegen. De heer
Van Kempen wil de voordracht doen opmaken door de
Kerkeraden van Leidenmaar hij weet toch evengoed als ik
dat het Geslicht Endegeest burgerlijk en kerkelijk behoort
tot de gemeente üegstgeest, zoodat wij bij aanneming van
het amendement al dadelijk strijd zouden krijgen tusschen
de Kerkbesturen van Leiden en Oegstgeest.
Den heer Van Kempen. M. d. V. Mag ik u daarop ant
woorden, dat »Endegeest" een gesticht is van de gemeente
Leiden en dat dus de Raad der gemeente Leiden bepalen
kan bij wie in de eene of andere zaak advies moet worden
ingewonnen. Evengoed als de Raad kan bepalen dat de Kerk
besturen in deze zullen gehoord worden, zou hij kunnen voor
schrijven, dat bijv. een of meer predikanten in Leiden werden
gehoord. Dat bezwaar van U behoeft dus niet te wegen,
evenmin als het bezwaar door den heer Eockema Andreae
geopperd. De regeling is toch zeer eenvoudig. Elke Kerkeraad
benoemt bij meerderheid van stemmen een gecommitteerde;
de gecommitteerde komen op een bepaalden tijd bijeen en
maken bij meerderheid van stemmen uit welke predikant
aan de Commissie van beheer ter benoeming zal worden
voorgedragen. Dan heeft men de keus van de Protestanten
in Leiden, de gemeente waaraan het gesticht behoort.
De heer Van Hoeken. M. d. V. Ik gevoel wel iets voor het
bezwaar van den heer Van Kempen. Waarom wordt in deze
zaak aan de Protestanten niet toegestaan wat wel wordt toe
gestaan aan de Katholieken Aan de laatsten wordt toege
staan zelf hun Geestelijke aan te wijzen, wat ik zeer goedkeur,
omdat hun Kerkbestuur het best in staat is te beoordeelen
welke persoon daarvoor het geschiktst is Waarom dus niet
dezelfde regeling gevolgd bij de benoeming van den Protestant
schen Geestelijke? Dit zou juist eene liberale handelwijze zijn.
De Voorzitter. Ik geloof dat de Commissie van Beheer
best in staat is een Protestantsch Geestelijke te benoemen.
Bij den Katholieken Geestelijke gaat dit nu eenmaal niet, omdat
de Commissie, zooals ik reeds zeide, toch niet zoude krijgen
wien zij benoemde; in de Katholieke Kerk is dit geheel de
zaak van het Kerkbestuur, daaraan valt nu niets te veran
deren en vandaar het onderscheid in de regeling van de be
noeming.
Den heer Van Riiijn. M d. V. Het amendement van den
heer Van Kempen ondersteunende, heb ik dit niet gedaan
omdat ik mij daarmede kon vereenigen, maar alleen om hem
in de gelegenheid te stellen de motieven er voor te ont
wikkelen. Wanneer ik mij de quaestie goed voorstel is zij
meen iktoch niet van zoo groot gewicht. Ik stel mij voor
dat de te benoemen Protestantsche Geestelijke eene bepaalde
taak zal hebben, bijv. het houden van godsdienstoefeningen,
maar dit zal toch zeker niet uitsluitendat in vele gevallen
wanneer zulks verlangd wordt door verpleegden, ook Geeste
lijken van andere gezindte of richting dan die van den be
noemden Geestelijke, de leden hunner gemeente zullen
kunnen toespreken in het Gesticht. Ik leid dit o. a. af uit de
bepaling in art. 29 voorkomende, dat ieder geestelijke ver
plicht is zich te onthouden van bemoeiingen met verpleegden,
die niet tot zijn kerkgenootschap behooren.
De Voorzitter. De bepaling van art. 29 slaat op de geeste
lijken bedoeld in art. 1. Natuurlijk is het volstrekt niet buiten
gesloten dat ook andere geestelijken kunnen worden toege
laten, doch dit is geheel eene quaestie van uitvoering, die
moet worden overgelaten aan de Commissie van Beheer en
aan den Geneesheer-Directeur, want wij kunnen zonder dit
voorbehoud het gesticht niet onvoorwaardelijk openstellen
voor alle geestelijken.
De heer Van Riiijn. Het kan zeker bezwaarlijk zijn om
in acute stadiën van krankzinnigheid verschillende geeste
lijken toe te laten, maar wanneer het einde van een ver
pleegde is te vreezen, dan kan, dunkt mij, de toelating van
een anderen Geestelijke wel geen bezwaar meer opleveren.
De heer Zileesen. M. d. V. Ik geloof ook dat de keus van
een Geestelijke voor een Krankzinnigengesticht van aller
belangrijk sten aard is, en daarom kan ik wel eenigszins
deelen in het bezwaar van den heer Van Kempen. Gesteld
toch dat de Commissie van Beheer bestond geheel uit Katho
lieken en Israëlieten, dan zou het, meen ik, voor een dergelijk
samengestelde Commissie nog al moeielijk zijn een Protestantsch
Geestelijke aan te wijzen. Bet middel door den heer Van
Kempen aan de hand gedaan om aan die moeielijkheid te
ontkomen, acht ik echter niet juist. Ware het dan niet
beter, dat in zulk een geval de Commissie van Beheer,
vóór zij tot de benoeming overging, eerst te rade ging met
de verschillende Kerkbesturen, zonder juist aan eene voor
dracht gebonden te zijn.
De Voorzitter. Natuurlijk kan eene Commissie van beheer
altijd inlichtingen inwinnen wanneer zij dit noodig of nuttig
acht, en wanneer de Commissie bijv. geheel uit Israëlieten
mocht bestaandan zou zij zelve wel eerst inlichtingen
inwinnen. Maar waarom zulk een Commissie niet geschikt
zoude zijn een Protestantsch Geestelijke aan te wijzen, begrijp
ik niet.
De heer Van Kempen. Omdat zij niet op de hoogte is van
den toestand en dus niet beoordeelen kan, welke persoon
het geschiktst is om als Geestelijke in het Gesticht te worden
benoemd.
De heer Kerstens. Hoewel het bezwaar van den heer Van
Kempen deelende, ben ik het toch ook met den heerZillesen
eensdat door zijn amendement aan dat bezwaar niet op
afdoende wijze wordt tegemoet gekomen. Ik zou den heer
Van Kempen daarom in overweging willen geven zijn amen
dement in te trekken en een ander in te dienen, waaruit
duidelijk blijkt, dat ook aan Geestelijken van andere rich
tingen steeds toegang zal worden verleend, wanneer dit
door een of ander verpleegde wordt verlangd.
De Voorzitter. Wanneer een dergelijk amendement mocht
worden ingediend, zal ik mij ten sterkste daartegen verzetten.
Ik geloof niet dat een Directeur zijn adhaesie moet schenken
aan eene bepaling, waarbij op zulk eene wijze in de gods
dienstige behoeften der patiënten werd voorzien. Gesteld dat
een patiënt een bepaald geestelijke wil spreken, dan zal noch
de Commissie van beheer noch de Directeur, wanneer het