GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. ISeEK»HEK STTIKKES. N°. 178. Leiden, 31 Juli 1896. Ten vervolge op ons rapport van den 20en Juli j.l. Ing St. n°. 160, waarbij de rekening der inkomsten en uitgaven dezer gemeente over 1895, aan Uwe Vergadering werd over gelegd, hebben wij de eer U tot toelichting van die rekening alsnog het volgende mede te deelen. De ontvangsten van het dienstjaar 1895 zouden volgens de oorspronkelijke begroeiing 814025,bedragen. Bij raads besluiten van 18 Juli, 22 Augustus, 3 September, 26 Sep tember, '12 December 1895 en 11 Juni '1896 evenwel, werden de ontvangsten verhoogd, respectievelijk met 75000.— (sub sidie uit de provinciale fondsen ad !2(»750. en ƒ48250— opbrengst van geldleening, beide ten behoeve van de oprichting van een krankzinnigengesticht), 44734.90 en ƒ147 8 48" (ge deelten van het saldo van den dienst van 1894, eerstgemelde som uitmakende de in dat saldo aanwezige doch voor beleg ging aangewezen kapitalen, laatst gemelde som de voor onbe taalde vorderingen over 1894 beschikbaar gebleven bedragen), f 20000(opbrengst van tijdelijke leening voor kasgeld), en 400u.(geldleening ten behoeve van de stichtings- kosten van het krankzinnigengesticht), 37.50 (wegens Rijks subsidie in de kosten van de kweekschool voor onderwijzers), 9199.50 (nl. 8354 als opbrengst van havengelden en 845 50 teruggave van kosten voor het Park door het Leidsch Studentencorps) en f 15199.24 (gedeelte der hoogere winst van de Gasfabriek) te zamen tot een bedrag van ƒ169649.625. waardoor de ontvangsten werden gebracht op 983674 625 De rekening wijst echter eene werkelijke ontvangst aan van 918913.83'', alzoo 64760.79 minder dan bij de ver hoogde begrooting geraamd was. De oorzaak van het verschil tusschen deze ontvangstcijfers der begrooting en der rekening ligt in hoofdzaak hierin, dat voor tijdelijke geldleening ter voorziening in de behoefte aan kasgeld een bedrag van 20000minder behoefde te worden opgenomendat de geldleening ad 52250.voor den aankoop van Endegeest niet behoefde te worden aange gaan vermits hierin uit het aanwezige kasgeld tijdelijk kon worden voorzien, en dat een bedrag van 839.9.01 minder aan pi. dir. belasting is ontvangendoordien het te heffen percentage met het oog op de vermoedelijk gunstige uitkomst van het dienstjaar 1895, met 0.15 is verlaagd. Het totaal dezer mindere opbrengsten bedraagt 83519.41. Eenige hoogere opbrengsten tot een gezamenlijk bedrag van 18758.62, o. a. op de havengelden ten bedrage van 2787.50 boven het bedrag van 8354.waarmede de begrooting ter zake reeds was verhoogd; op de winst der Gasfabriek ad 3849.07 boven het bedrag van ƒ15199.24 dat reeds als hoogere winst in de begrooting was gebracht; wegens heffingen voor het gebruik van openbare gemeente werken ten bedrage van 288S.425 ten gevolge van de wijzi ging der verordening te dier zake; wegens opbrengst van verkochte gemeente-eigendommen ad 4210.845 boven de daarvoor geraamde som voorts de hoogere opbrengst op ver schillende andere artikelen ten bedrage van ruim 5000,— brachten de mindere ontvangsten tot het bovengenoemd be drag van 64760.79 terug. Gaan wij de uitgaven na, dan blijkt dat deze bij de be grooting oorspronkelijk waren geraamd op ƒ814025.het zelfde bedrag als de ontvangsten; dat zij bij dezelfde besluiten als hiervoren zijn aangehaald zijn verhoogd met 169649.625 en alzoo zijn gebracht op ƒ983674.625. Deze verhooging van uitgaven strekte: voor 75000,ten behoeve van den aan koop van het buitengoed Endegeest44734 90 tot voorge nomen belegging op de grootboeken der Nat Werk. Schuld van kapitalen uit het saldo der rekening van 1894 overge bracht; 1478.485 ter voldoening van onbetaald gebleven vorderingen den dienst van 1894 betreffende; 20000.tot aflossing van tijdelijk op te nemen kasgeld; 4000.ter voorziening in de kosten van voorbereidende werkzaamheden voor den bouw van het krankzinnigengesticht op Endegeest; 37.50 tot dekking van eenige meerdere kosten van de kweek school voor onderwijzers en onderwijzeressen; 9199.50 en 15199.24 ten einde eenige posten, waarvan de geraamde sommen niet toereikend bleken voor de noodige uitgaven, aan te vullen. Werden de uitgaven door de voormelde verhoogingen ge bracht op 983674.625blijkens de rekening is evenwel uit gegeven een bedrag van ƒ885133.565 of ƒ98541.06 minder dan was toegestaan. Ook hier ligt de oorzaak in mindere uitgaven aan den eenen en hoogere uitgaven aan den anderen kant de laatste uit den aard der zaak alle door Uwe vergadering bij verschillende besluiten tot af- en overschrijving toegestaan. Om in hoofd zaak dit belangrijk verschil op te helderen, vermelden wij in de eerste plaats dat in velband met het minder opgenomen kasgeld ad ƒ20000.— de aflossing van de tijdelijke geldleening ter zake gelijk bedrag beneden de geraamde uitgaaf bleef; voorts dat op het art. Aankoop van inschrijving op de groot boeken der Nat. Schuld ten bedrage van 64378.90 geen aan koop plaats vond, vermits die gelden als kasgeld in gebruik bleven; op andere artikelen bleef een overschot aanwezig van ƒ14162.16, waaronder 1242.905 als het in 1895 ongebruikt gebleven gedeelte van de 4000.voor voorloopige kosten in zake de stichting van een krankzinnigengesticht aangewezen,- ƒ3632.78 op de kosten van het lager onderwijs, en ƒ10463 98 op de onvoorziene uitgaven, van welk laatste bedrag evenwel 9136.strekte tot afschrijving op sommige uitgaafposten, terwijl in het overschot op dit artikel is begrepen het restant der gelden voor den bouw en de inrichling vari het archief gebouw bestemd ad 1322.485 en f 5,50 wegens onbetaald gebleven coupons, uit vroegere diensten in die van '1895 over gebracht. Op sommige posten daarentegen hadden meerdere uitgaven plaats dan bij de begrooting ook na verhooging bij suppletoire staten geraamd was-. Deze hoogere uitgaven zijn echter, zooals wij reeds opmeikten, alle door af- en overschrijvingen gedekt; wij noemen o. m. 1014.50 op den post onderhoud der wandelplaatsen en plantsoenen; ƒ2400. op den post onderhoud van pompen en riolen864.17 op rente van de tijdelijke geldleening voor kasgeld; f 950.— op de kosten voor openbare vermakelijkheden en 910.62 op de geraamde kosten van het aandeel der gemeente in de kwade posten der directe belastingen. Gaan wij na deze algemeene beschouwingen over tot het opmaken der verschillen welke, post voor post, bestaan tus schen de cijfers der begrooting en die der rekening dan vinden wij dat minder is ontvangen op Volgn. 4 (der rekening) 50 opcenten op de hoofdsom der belasting op het personeel 231.85 Aangezien deze ontvangsten over 2 dienstjaren der Rijks Personeele Belasting loopen (1894/95, 1895/96) en de taming der opbrengst op de hoofdsom dier belasting over het dienstjaar 1893/94 berust, is op dit art. steeds een voor- of nadeelig verschil te wachten. Volgn. 0. Plaatselijke directe belasting. 8399.01 In verband met de mindere heffing van PI. dir. Bel.waartoe met het oog op de vermoe delijk gunstige uitkomst van het dienstjaar 1895 besioten werd bij R. B. van 16 Mei 1895 werd 8399.01 minder aan belasting ontvangen, terwijl 328.53 nader te verhalen bleef. Als oninbaar, wegens verhuizing en na reclames werd ƒ7935.87 afgeschreventegen 9214.98 over 1894 Volgn 11. Opbrengst van banken of staan plaatsen in hallenop markten en dergelijke openbare plaatsen781 825 De kermis bracht in 1895 557.55 minder op dan in 1894. De opbrengst der marktgelden bedroeg 10018175 en bleef ook beneden de raming. Volgn. 15. Opbrengst van schoolgeld (Gym nasium)27250 De raming bedroeg 8875.de werkelijke ontvangst 8602.50. Volgn 16. Opbrengst van schoolgeld (Middel baar Onderwijs)41.25 De schoolgelden aan de II. B. S. voor Jongens bedroegen 11601.25, aan de H B. School voor Meisjes 5407 50. Volgn. 18. Opbrengst van schoolgeld aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijze ressen 258.28 s De raming bleek te hoog te zijn geweest. De ontvangst bedroeg 2141.715 Volgn 22. Vergunningsrecht voor de uitoefe ning van den kleinhandel in sterken drank. 796.875 Het afnemend aantal vergunningen en de lagere schatting deden hun invloed op de opbrengst gelden, Volgn. 23. IJkloon op de botervaten 4Ö.225 De ontvangst bedroeg 453.775. De uitgaven tot hetzelfde bedrag komen op Volgn. 104 voor. Volgn. 25. Huur of pacht van landen en landerijen28. De 2 perceeltjes land aan den Maresingel, waarvan de huur op 31 Dec. 1894 geëindigd was, brachten bij de nieuwe verhuring 28. minder op.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 1