DONDERDAG 30 JULI 1896.
43
ten aanzien van de tractementsverhooging van rnejMichelsen
vergist. Men is daar blijven hangen aan de akte lager onderwijs,
omdat mej. Michelsen nog niet definitief haar ontslag had
gekregen; maar men had moeten zien naar de betrekking-
hij het middelbaar onderwijs. En nu is niet te ontkennen,
dat zij 7 Maart 1892 daarbij in dienst gekomen is, en dus
volgens de verordening na twee jaar recht had up de eerste
periodieke verhooging. De verordening onderscheidt hier niet
tusschen tijdelijke en definitieve benoeming; dat is altijd zoo
opgevat en behoort ook zoo opgevat te worden.
De heer Pera. Nog eene enkele opmerking, M. d. V. In
dat geval zou ik dit zeggen. Bij de voorloopige aanstelling
had mej. Michelsen de akte van bekwaamheid nog niet; dus
wil het mij voorkomen, dat haar reeds een gunst werd be
wezen door haar toch voor dat werk aan te nemen. Maar-
om nu bepaald hare werkzaamheden van dat oogenblik af
te rekenen, zie ik niet in dat plicht is. Dat is eer gratie te
noemen, die bewezen wordt.
De Voorzitter. Mej. Michelsen was volkomen bevoegd dat
onderwijs te geven; zij bezat de hoofdakte en die geeft die
bevoegdheid. Maar de Commissie van toezicht en de Raad
eischten meer voor het Middelbaar Onderwijs. Zij wilden, dat
zij ook nog had de akte, die zij niet noodig had om bevoegd
te zijn dat onderwijs te geven, n.l. de middelbare akte, die
zeer zwaar is zooals de heer Pera zal weten. Maar ofschoon
zij niet de akte M. O. had, was zij volkomen bevoegd dat
vak te doceeren krachtens art. 78 der wet op het M. O.
Daarna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het voorstel van B. en Ws. besloten.
IX. Idem omtrent verplaatsing van het urinoir aan de
II eerengracht.
(Zie Ing. St. n°. 158.)
X. Suppletoire staat en staat van af- en overschrijving
der begrooting 1895, van het H. G. of Arme Wees- en Kin
derhuis.
(Zie Ing. St. n°. 166.)
Op deze beide punten wordt achtereenvolgens zonder dis
cussie en zonder hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
XI. Voorstel omtrent de aanstelling van eene tijdelijke
leerares in liet IToogduitsch aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes
(Zie Ing. St.. n°. 159.)
De heer Pera. M. d. V. Ik heb reeds een vorigen keer de
opmerking gemaakt, dat ik de H. B. S. voor Meisjes een
duur artikel vind. Naar mijn oordeel gaat het dah ook niet
aande uitgaven dier inrichting nog te vermeerderen, zoodat
ik u in elk geval zou willen verzoeken om hoofdelijke stem
ming over dit punt te houden, omdat ik het mijn plicht
reken tegen te stemmen. Ten aanzien van eene andere in
richting van onderwijs is onlangs door het Dag. Bestuur op
gemerkt en ik heb daarmede ingestemd dat een en
ander moest worden geregeld naar de finantiën, die men bezat.
Ik zou zeggen: nog meer geldt dat hier. De waarde van deze
inrichting voor de maatschappij gedoogt geen meerdere uit
gave van gemeentewege dan er reeds voor gedaan worden.
De Voorzitter. Ik had reeds vroeger gelegenheid op te
merken, dat ik uwe meening op dat punt niet deel. Wanneer
wij eene inrichting van onderwijs hebben, moeten wij die
zoo goed mogelijk houden. Nu hebben wij een voorstel van
de Commissie van toezicht ontvangen, waarmede B. en Ws.
volkomen medegaan. Neemt de Raad dit voorstel niet aan,
dan zal de directrice der H.B.S., die zooals bekend is, onderwijs
in het Duitsch geeft, worden belast met 21 lesuren, terwijl
haar maar ten hoogste 14 uren mogen worden opgedragen.
Zij zou dus 7 uren meer krijgen dan voor de directrice eener
H.B.S. wenschelijk is, en nu meent de Commissie van toezicht
en meenen B. en Ws. ook dat dat allerrampzaligst
zou werken voor onze onderwijsinrichting. Daarop is ons
voorstel gegrond.
De heer Van Kempen. M. d. V. De H. B. S. voor Meisjes
is een zware concurrent voor alle particuliere scholen, en
als zoodanig trekt het mij niet bijzonder aan, dat voor ieder
kinddat daarop gaat jaarlijks eene belangrijke som uit de
gemeentekas aan het schoolgeld wordt toegevoegd. Dat evenwel
geheel daargelatendeel ik de opinie van den heer Pera niet.
Wanneer men eenmaal eene school heeft, moet men die niet
gaan uitmergelen en afbreken of verminderen in het gehalte
van het onderwijs; maar zoolang de school bestaat, zoolang
moet het onderwijs goed zijn en moet niet een enkel persoon
zoodanig met werkzaamheden worden overladen, dat bet
eigenlijk onmogelijk is goed onderwijs te geven.
De beer Pera. M. d. V. Ik kan bij deze gelegenheid niet
treden in de bijzondere regeling der lesuren en hoe die vakken
behandeld worden. Maar het wil mij toch voorkomen, dat er
wel een middel op was te vinden, dat de directrice wat ver
licht werd en het werk meer over allen werd verdeeld, zoodat
niet één al dien overlast kreeg. Wanneer de H. B. S. voor
Meisjes in mijn oog was eene noodzakelijke inrichting voor
de maatschappijdan zou ik anders oordeelen. Maar ik vind
dat niet, en dus is m\jn bezwaar niet weggenomen, zoolang
niet een of ander middel wordt te baat genomen, teneinde
de kosten niet hooger op te drijven dan zij reeds zijn.
De Voorzitter. Een enkel woord moet ik daartegen aan
voeren. Ik geloof, dat u het wel wat erg maakt door te gaan
doen alsof de commissie van toezicht en B. en Ws. eene
andere voorstelling van feiten aan deri Raad geven dan
mogelijk en wenschelijk is. Dat, dunkt mij, is niet gepast.
IJ spreekt van het opdrijven van kosten, maar B. en Ws.
zijn van oordeel dat de kosten in geen enkel opzicht zijn
opgedreven; wij hebben alleen de inwilliging van het voorstel
der Commissie van toezicht voorgesteld, omdat ons bij
onderzoek gebleken is, dat dat noodzakelijk is. ik kan mij
begrijpen, dat er leden van den Raad tegen de H. B. S.
voor Meisjes zijn; ik kan mij zelfs begrijpen, dat er leden
zijn, die goed kunnen vinden, dat de directrice een en-twintig
lesuren heelt in plaats van veertien, maar men gaat wat ver
in de critiek op onze voorstellen door de veronderstelling te
uitendat wij eene andere voorstelling aan de feiten geven
dan volgens ons de juiste is.
De heer Pera. Het is gansch mijne bedoeling niet geweest
op die manier iets te zeggen. Heb ik dat zoo uitgedrukt, dan
ben ik onnauwkeurig geweest en in dat geval zou ik mijne
uitdrukking willen terugnemen. Ik heb alleen bedoeld te
zeggen, dat ik veronderstel, dat de werkzaamheden meer ver
deeld kunnen worden over verschillende personen, en daar
door niet het werk op één persoon neerkwamzooals hier
op dit oogenblik het geval is bij de hier voorgestelde rege
ling; maar wanneer meerderen den last dragen, dat men
dan dat groote bezwaar niet zou hebben.
In stemming gebracht wordt overeenkomstig het voorstel
van B. en Ws. besloten met 15 tegen 3 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Kerstens, Pera en Van Hoeken.
XII. Suppletoire staten van begrooting en staten van af-
en overschrijving der begrooting 1895 van de R. K. Armen-
en het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis.
(Zie Ing. St. n°. 161.)
XIII. Voorstel omtrent de splitsing van de 4e klasse der
Kweekschool voor onderwijzers.
(Zie Ing. St.. n°. 164 en 177.)
XIV. Idem omtrent het verrichten van eenige werkzaam
heden aan de politiewachthuizen.
(Zie Ing. St. n°. 165.)
XV. Voorstel tot wijziging van art. 1 van het Raadsbesluit
tot heffing van eene Plaatselijke Directe Belasting.
(Zie Ing. St. n°. 168 en 172.)
XVI Idem omtrent uitbreiding van het personeel van politie.
(Zie Ing. St. n°. 169.)
De heer Van Kempen. M. d V. Mag ik u naar aanleiding
van dit voorstel tot uitbreiding der politie vragen, of het
besluit, dat wij een vorigen keer genomen hebben om de
politie belangrijk uit te breiden met het oog op de Zondags
rust, goede resultaten heeft opgeleverd en er werkelijk meer
rust genoten Wordt?
De Voorzitter. Dat besluit heeft uitstekend gewerkt, zoowel
wat de Zondagsrust betreft als den dienst der politie in het
algemeen. Zij heeft nu natuurlijk veel meer vrij op Zondag
dan vroeger het geval was.
De heer Van Kempen. Dank u, M. d. V.
Daarna wordt het voorstel van B. en Ws. zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XVII. Idem tot wijziging van art. 5 der Verordening op
de vee- en vleeschkeuring.
(Zie Ing. St. n°. 170.)
De heer Cock. M. d. V. Ik heb het woord gevraagd, omdat
ik er prijs op stel. mijn geachte medeleden van den Raad
de redenep of liever de omstandigheden mede te deelen", die
er toe hebben geleid, dat het ontwerp tot wijziging der ver
ordening op de vee- en vleeschkeuring, evenals de ontwerpen,
vermeld onder 20° en 21° van deze agenda, namelijk die
tot wijziging van de verordening op de verdeeling der Gemeente
in wijken en van de verordening van indeeling der Gemeente
in afdeelingen tot inlevering van stembriefjes voor de ver
kiezing van leden van den Gemeenteraad, niet zooals