42
DONDERDAG 30 JULI 1896.
van de burgerijhangen toch niet uitsluitend af van de vraagI
of men iets meer of minder moet bijbrengen in de gemeente
lasten Het moet het streven zijn van een verlicht Gemeente
bestuur, om nieuwe bronnen van welvaart te vinden. Wat
daarvoor wordt uitgegeven zal altijd ten goede komen aan
de burgerijook wanneer zij dientengevolge iels meer in de
gemeentelasten moet bijdragen.
Ten slotte wensch ik een woord van welkom toe te roepen
aan onze nieuwe ingezetenenonder wie wij vele oude
bekenden aantreffen. Niet, mijne heeren, in de eerste
plaats zooals wel eens beweerd is omdat wij door hen
den kring onzer belastingbetalende ingezetenen aanzienlijk
vermeerderd zien, maar omdat wij altijd gemeend hebben,
dat zij tot Leiden behoorden, en dat wij hun nu kunnen
geven datgene, waarop ingezetenen eerier groote gemeente
recht hebben; datgene, wat hun toekomt en wat de dorps
gemeente hun onmogelijk geven kon. Zoodra 13. en Ws. zich
voldoende op de hoogte hebben kunnen stellen van den
toestand der deelendie van de omliggende gemeenten bij
ons gebied gevoegd zijn, zullen uwe Vergadering voorstellen
bereiken tot vermeerdering en verbetering van de toegangs
wegen dier deelen tot het midden der stadtot verbetering
der wegenvaarten en riolentot verbetering van den
gezondheidstoestand, tot regeling van het onderwijs, tot
vermeerdering van het politie-toezichtvan de brandblusch-
middelen, enz. Wanneer deze voorstellen uwe instemming
mogen verkrijgendan twijfel ik er niet aanmijne heeren
of de nieuwe ingezetenen zullen spoedig gaan inzien, dat de
verbetering van hun toestand ruimschoots opweegt tegen de
vermeerdering hunner lasten.
Ik eindig met dezen wensch uit te sprekendat de wet
van den 13en Juli 1896, Staatsblad nr. 107, moge strekken
tot heil van het vergroote Leiden. Applaus.
De heer Driessen. M. d. V. Ik heb met genoegen uwe
rede gehoord over hetgeen in den laatsten tijd voor deze
gemeente gebeurd is. Ik geloof, dat het ons, leden van den
Raad, past, ook aan B. en Ws. onzen dank te brengen voor
de vele en zorgvolle bemoeiingendie zij zich vooral in den
laatsten tijd getroost hebben ter bereiking van wat zoovele
inwoners van Leiden hebben gewenscht. Ik doe dat, en ik
vertrouw het te mogen doen, namens alle hier tegenwoordige
leden van den Raad. {Applaus).
De Voorzitter. Ik dank u zeer, mijnheer Driessen, voor
wat door u gesproken is. Ik neem die hartelijke woorden
gaarne aan, maar deel alleen daarbij mede, dat ik ze zoo
wensch op te vattendat onder Burgemeester en Wethouders
ook onze Secretaris is begrepen, die natuurlijk met deze zaak
ook vele werkzaam lieden heeft gehad. {Applaus).
Aan de orde is:
I. Benoeming van een leeraar in de Hoogduitsche taai
en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. n». 162.)
De Voorzitter. Mag ik de heeren Siegenbeek van lleukelom,
Stadhouder en Verheij van Wijk verzoeken met mij het stem
bureau uit te maken
Benoemd wordt de heer J. A. M. Rijk met 17 stemmen;
1 biljet is in blanco.
II. Idem van eene tweede onderwijzeres in de Handwerken
aan de school derde klasse n°. 3.
(Zie Ing. St. n°. 163.)
Benoemd wordt mej. G. G. S. Dikshoorn met 13stemmen;
3 biljetten zijn in blanco, en 2 stemmen van onwaarde.
Ill Idem van twee ambtenaren van den Burgerlijken Stand.
(Zie Ing. St. n°. 167.)
De heer Van Kempen. M. d. V. Mag ik n vragen, of het
bepaald noodig isdat dat getal wordt vermeerderd Degenen
die uit den Raad benoemd zijn, hebben tot heden nog geen
werkstaking aangekondigd en zijn altijd bereid geweest om.
als zij werden gevraagdde noodige diensten te doen. Is het
gebleken, dat die twee niet voldoende zijn?
De Voorzitter. Ik kan daarop antwoorden, dat toen de
heeren Van Kempen en Van Hamel nog niet waren ambte
naren van den burgerlijken stand, de toen fungeerende ambte
naren ook nooit het werk hebben gestaakt. Evenmin doen
wij nu het voorstelomdat wij zouden meenen dat de heeren
Van Kempen en Van Hamel hun plicht verzaakt hebben;
maar wij zijn van meening, dat deze aanvulling noodig is.
Het gebeurt weieens, dat de ambtenaren uit de stad zijn,
en nu komt er een aanzienlijk gebied bij. Bovendien
bestaan de werkzaamheden niet alleen in het voltrekken van
huwelijken, maar ook in het teekenen van stukken en
dergelijke dingenen schade kan het niet doen.
De heer Van Kempen. Ik spreek enkel daarover, M. d. V.,
omdat ik dan eene regeling wilde voorstellen. Ik wilde eigenlijk
niet hebben, dat wanneer de Wethouder van den B. St. niet
kan, hij aan A., B. of C. moet gaan vragen, of deze dat wil
doenmaar dat zoodanige regeling werd gemaaktdat hij
b. v. eiken Donderdag ontslagen is van de particuliere huwe
lijksvoltrekking, zoodat hij dan ook gemakkelijker in staat
gesteld wordt de vergadering van het College van B. en Ws.
bij te wonen. Op die manier zou uit deze vermeerdering iets
goeds kunnen voortvloeien. Maar indien het getal van twee
alleen wordt vermeerderd tot vier zonder daarbij eenige
nieuwe bepaling te makendan zal de Wethouder van On
derwijs en van den Burg. Stand verplicht zijn om bij die vier
heeren te gaan rondvragen; dan wordt dus eigenlijk de last
eenigszins vermeerderd.
De Voorzitter. Ik geloof, dat eene dergelijke regeling wel
aanstaande is, maar ik geloof ook, dat de Raad niet bevoegd
is daarover te oordeelen. Deze zaak behoort niet iri den Raad
thuis, dus kan dat alleen eene regeling wezen tusschen den
Weth. van den Burg. St. met de Ambtenaren van den Burg. St
De heer Van Kempen. Dank u, M. d. V.
Het voorstel tot benoeming van twee Ambtenaren van den
Burg. Stand wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Benoemd wordt in de eerste plaats de heer Kerstens met
14 stemmen; 2 stemmen zijn uitgebracht op den heer Kroon,
terwijl 2 biljetten in blanco zijn.
De Voorzitter. Is de heer Kerstens bereid de benoeming
aan te nemen?
De heer Kerstens. M. d. V. Ik ben bereid de benoeming
aan te nemen.
In de tweede plaats wordt benoemd de heer Kroon met
16 stemmen; 1 stem is uitgebracht op den heer Van Rhijn,
terwijl 1 biljet in blanco is.
De Voorzitter. Den heer Kroon zal van zijne benoeming
kennis worden gegeven.
Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne welwillende
medewerking.
IV. Voorstel tot aankoop van schoolbanken en kasten.
(Zie Ing. St. n°. 152.)
V. Verzoek van P. J. Van 't Hooft, om terugbetaling van
schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. n°. 154.)
VI. Voorstel tot verbetering van de rioleering in de Speksteeg.
(Zie Ing. St. n°. 155.)
VII. Verzoek van Mej. M. J. Scheller, om ontslag als
derde onderwijzeres aan de school vierde klasse n°. 2.
(Zie ing. St. n°. 156.)
Op al deze punten wordt achtereenvolgens zonder discussie
en zonder hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
VIII. Idem tot het toekennen van eene toelage wegens
periodieke tractementsverhooging aan Mej. A. E. S.' Michelsen,
leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. nt 157.)
De heer Pera. Het is mij niet duidelijk, M. d. V., dat die
verhooging moet ingaan op het tijdstip door het Dag Be
stuur voorgesteld. De vraag is bij 'mij opgekomen; hoe komt
het, dat de definitieve benoeming van Mej. Michelsen eerst
ruim twee jaren later valt dan de dag, waarop de tijdelijke
aanstelling geschied is
De Voorzitter. Daarop kan ik dit antwoorden. Toen mej.
Michelsen als leerares in de plant- en dierkunde werd aan
gesteld, werd aan hare benoeming de voorwaarde verbonden,
dat zij in dat vak de middelbare akte zou behalen, hoewel
zij door de hoofdakte lager onderwijs reeds de bevoegdheid
had. Nog voordat zij de akte midd. onderw. verkreeg is de
definitieve benoeming gevolgd, toen gebleken was, dat zij
voor hare taak volkomen berekend was. Eerst werd zij dus
tijdelijk aangesteld, maar dat neemt niet weg, dat zij van den
beginne af met het leervak belast, is geweest en dus haar
diensttijd dateert van 1892, zoodat zij op den 7en Maart 1894
recht verkreeg op de eerste verhooging. Daar de verordening
niet onderscheidt tusschen tijdelijke en definitieve benoeming
op dat punt, hebben wij ook niet te onderscheiden. Zoo is
het vorige jaar ook gebeurd ten aanzien van den heer Van Eek,
leeraar aan het Gymnasium, die ook eerst tijdelijk aangesteld
geweest is en voor wiens verhooging ook geen som op de
begrooting voorkwamlater is die daar op deze wijze op
gebracht. Op het bureau van de rekenkamer heeft men zich