DONDERDAG 30 JUL I 1896. 41 Zitting' van Donderdag SO Juli 1SOO. geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter de heer Mr. F. WAS, Burgemeester. Te behandelen onderwerpen: 1°. Benoeming van een leeraar in 'de Hoogduitsche taal- en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (162) 2°. Idem van eene tweede onderwijzeres in de Handwerken aan de school derde klasse n°. 3. (163) 3°. Idem van twee ambtenaren van den Burgerlijken Stand. (167) 4°. Voorstel tot aankoop van schoolbanken en kasten. (152) 5°. Verzoek van P. J. Van 't Hooft, om terugbetaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens (154) 6°. Voorstel tot verbetei'ing van de rioleering in de Spek- steeg. (155) 7°. Verzoek van Mej. M. J. Scheffer, om ontslag als derde onderwijzeres aan de school vierde klasse n°. 2. (156) 8°. Idem tot het toekennen van eene toelage wegens periodieke traetementsverhooging aan Mej. A. E. S. Michelsen, leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes (157) 9°. Idem omtrent verplaatsing van het urinoir aan de Heeren gracht. (158) 10°. Suppletoire staat en staat van af- en overschrijving der begrooting 1895, van het H. G. of Arme Wees- en Kinder huis. (166) 11°. Voorstel omtrent de aanstelling van eene tijdelijke leerares in het Hoogduitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (159) 12°. Suppletoire staten van begrooting en staten van af- en overschrijving der begrooting 1895 van de R K. Armen- en het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis. (161) 13°. Voorstel omtrent de splitsing van de 4e klasse der Kweekschool voor onderwijzers. (164 en 177) 14°. Idem omtrent het verrichten van eenige werkzaamheden aan de politiewachthuizen. (165) 15°. Voorstel tot wijziging van art. 1 van het Raadsbesluit tot heffing van eene Plaatselijke Directe Belasting. (168 en 172) 16°. Idem omtrent uitbreiding van het personeel van politie. (169) 17°. Idem tot wijziging van art. 5 der Verordening op de vee- en vleeschkeuring. (170) 18°. Idem tot wijziging van art. 5 van het Raadsbesluit op de heffing van Havengelden. (171 en 173) 19°. Voorstel omtrent het opnieuw geldig verklaren van straf verordeningen. (174) 20°. Idem tot wijziging van de Verordening op de verdeeling van de gemeente in buurten en wijken. (175) 21°. Idem tot wijJging van de Verordening omtrent de ver deeling der gemeente in afdeelingen ter inlevering der stembriefjes bij de verkiezing van leden voor den Gemeente raad. (175) 22°. Voorstel tot benoeming van twee belasting-ambtenaren. (176) Tegenwoordig waren 18 leden, als de heeren: Siegenbeek van IJeukelom, De Sturler, Juta, Pera, Stadhouder, Driessen, De Goeje, Cock, Verster van Wulverhorst, Van Kempen, Van Hoeken, Kerstens, Van Rhijn, Dekhuyzen, Verheij van Wijk, Van Hamel, Van Dissel, Hasselbach, alsmede de Burge meester, Voorzitter. Afwezig de heeren: Drucker, Du Rieu, Zillesen, Kroon, Zaaijer, Fockema Andrea?De Vries, Kaiser en Van Lidth de Jeude. De Notulen van het verhandelde in de vorige vergadering van 2 Juli worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 13/18 Juli G. S. n°. 73, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit van 2 Juli j. 1. tot in gebruik geving van gemeente grond in de 2e Haverstraat aan C. A. Simonis. 2°. Disposition van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland dd. 20/25 Juli j.l. G. S. n°. 66/1 en 66/3, ten geleide van de goedgekeurde raadsbesluiten van 2 Juli j. 1. tot aankoop van een strook grond van de Wielmakerssteeg van de vereeniging tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen voor de som van f 300 en tot voldoening van dat bedrag uit den post voor onvoorziene Uitgaven op de begrooting dienst 1896. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: lu. Begrooting, dienst 1897, van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 2°. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen hunnen aanslag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1896. 3°. Verzoeken van H. P. Van Boneval Faure. te Ambt Almelo, W. J. Spaan te Wilp en B. Baron Maekay, om afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1896, wegens woon plaats verandering. 4°. Verzoek van Mevrouw de Wed. S. De Haan geb. Dijkstra, om ontheffing van de betaling van plaats, directe belasting voor haren zoon. 5°. Verzoek van N. J. C. Jeekel, om vrijstelling van de betaling van Schoolgeld, Hooger Onderwijs, over de drie laatste kwartalen van den cursus 1895/6. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 6°. De rekening der gemeente over het dienstjaar 1895. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. De Voorzitter. Mijne Heeren. Voordat wij overgaan tot de gewone werkzaamheden, wensch ik met een enkel woord in herinnering te brengen de gewichtige gebeurtenis, die na onze laatste vergadering voor onze gemeente heeft, plaats gevonden de tot-stand-koming van de wet tot wijziging der grenzen tusschen Leiden en de omliggende gemeenten LeiderdorpOegstgeest en Zoeterwoudede wet van den 13en Juli 1896, Staatsblad n°. 107. Wat de Leidsche Gemeenteraad reeds jarenlang met groote eenstemmigheid heeft gewenscht is eindelijk tot stand gekomen, dank zij het initiatief van het College van Gedeputeerde Staten in deze Provincie, dank zij vooral het krachtig optreden van Minister Van Houtendie het wetsontwerp indiende en wiens uitstekende verdediging in de beide Kamers der Staten- Generaal met een schitterend succes is bekroond. Nu onze wenschen zijn vervuldpast ons een woord van warmen dank aan het College van Gedeputeerde Staten dezer Provincie, die reeds jarerdang overtuigd waren van de wensclielijkheid der vergrooting van Leiden's grondgebied en die met groote zorgvuldigheid deze zaak hebben onderzocht en voorbereid; past ons naast den dankdien wij verschuldigd zijn aan de Wetgevende Macht voor de aanneming en de bekrachting van het wetsontwerp een woord van oprechte hulde aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, wiens naam aan de geschiedenis van Leiden nauw verbonden zal blijven door zijne krachtige medewerking om deze voor Leiden zoo belang rijke gebeurtenis tot stand te brengen. Ik zal u er niet op behoeven te wijzen, mijne heeren, hoe gewichtig deze gebeurtenis voor Leiden is; hoe groot het belang voor deze gemeente is. dat op 1 Augustus a. s. aan het tegenwoordige gebied wordt toegevoegd eene oppervlakte grooter dan het tegenwoordige Leidendat op 1 Aug. a. s. onze bevolking met meer dan 8000 ingezetenen toeneemt. Onze gemeente, die gedurende ongeveer een kwart-eeuw binnen al te enge grenzen bekneld was, zal beter tot bloei en ontwikkeling kunnen komen nu de grenzen zijn verruimd en nu aan Leiden is toegevoegdwat daartoe reeds lang feitelijk behoorde. De deelen van de omliggende gemeenten, die aan de gemeente Leiden worden toegevoegd, hadden met de dorpsgemeenten geenerlei gemeenschappelijk belang, maar waren buitenwijken van Leiden, waaruit zij zijn ontstaan en waarmede zij dezelfde belangen hadden. Dat deze deelen van de omliggende gemeenten aan Leiden worden toegevoegd, kan niet anders zijn dan bevorderlijk voor den bloei der geheele gemeenschap en moet ten slotte ook ten goede komen aan de beide deelen van die gemeenschap, die vroeger ten onrechte waren gescheiden. Nu beweren sommige tegenstanders van deze regeling, dat de grensuitbreiding voor het tegenwoordige Leiden fmantiëel nadeel zal opleveren in dien zin, dat het percentage onzer inkomstenbelasting zal moeten worden verhoogd. Mijne heeren, het is buitengewoon moeielijk reeds nu met eenige zekerheid over die zaak een oordeel uit te spreken. Het is zeer wel mogelijk, dat het percentage der inkomsten belasting in de eerste jaren iet wat zal moeten worden ver hoogd omdat zonder twijfel vele verbeteringen moeten worden aangebracht, waarmede groote uitgaven gepaard gaan. Maar ook het tegendeel is mogelijk. Niemand is in staat op dit oogenblik daarover met eenige zekerheid te oordeelen. Maar ik wil daartegen eene andere vraag stellen, eene vraag, die met meer zekerheid kan worden beantwoord, n. 1. deze: hoe zou in de toekomst het percentage der inkomstenbelasting voor de tegenwoordige gemeente Leiden er uit gaan zien, wanneer de wetgever eene andere beslissing had genomen, wanneer de tegenstanders hunnen wensch hadden zien ver vuld en dit ontwerp niet tot wet was verheven? Dan eerst zou de uittocht uit Leiden op groote schaal zijn begonnen. Dan zou de gemeente Leidenberoofd van een aantal gegoede inge zetenen zijn inkomsten jaar op jaar hebben zien achteruitgaan terwijl de jaarlijks stijgende uitgaven voor de tegenwoordige gemeente Leiden te betalen zouden blijven. Dat op die wijze het percentage van onze inkomstenbelasting zou stijgen, zal zeker niet nader behoeven te worden betoogd. Dochwat hiervan zijn moge, het heil van eene gemeente, de welvaart

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 1