GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 40 IXOEKOMEX STIJKKEX. NO. 167. Leiden, 23 Juli 1806. Behalve de leden van het college van Dagelijksch Bestuur zijn twee leden van den Gemeenteraad benoemd tot Ambte naren van den Burgerlijken Stand. Het komt ons wenschelijk voorook in verband met de uitbreiding van de bevolking iler gemeente ten gevolge van de grensverandering, dat het aantal Ambtenaren van den Burgerlijken Stand met twee raadsleden worde vermeerderd, ten einde behoorlijk in den geregelden dienst bij afwezigheid of verhindering door meer dere leden kunne worden voorzien. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging over te gaan tot de benoeming van twee Ambtenaren van den Burgerlijken Stand. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 168. Leiden, 20 Juli 1806. Ten gevolge van de Wet van 13 Juli j.l. (Stbl. Nü 107), houdende verandering van de grens tusschen de gemeente Leiden eenerzijds en de gemeenten Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeter- woude anderzijds, krachtens welke het grondgebied, dat aan de gemeente Leiden wordt toegevoegd, met 1 Augustus a. s. tot die gemeente overgaat, zullen de ingezetenen van de aan Leiden toegevoegde deelen der drie omliggende gemeenten, op een suppletoir kohier der Plaatselijke Directe Belasting moeten worden aangeslagen van 1 Augustus a s. af, voor zoover zij daarvoor in de termen vallen. Art. 1 van het betrekkelijk raadsbesluit bepaalt dat eene plaatselijke directe belasting wordt geheven tot een telken jare bij de vaststelling der begrooting te bepalen bedrag van hoogstens 175000, vermeerderd met vijf ten honderd voor kwade posten en met vergunning zoo noodig hoogstens vijf ten honderd voor suppletoire kohieren te mogen omslaan. Met het oog op de belangrijke vermeerdering van ingezetenen tengevolge van de grensuitbreiding, ruim 8000, zal dit artikel eene wijziging moeten ondergaan, aangezien de jaarlijksche behoeften waarin, moet worden voorzien, uit den aard der zaak zullen vermeerderen en wellicht zal blijken dat een maximum van f 175000 niet voldoende is en bij de vaststelling derbe- grooting zoude moeten worden overschreden. In evenredigheid met de percentsgewijze vermeerdering der bevolking zoude het maximum moeten worden vastgesteld op 2IOOOO: Verder behoort de bepaling dat zoo noodig hoogstens vijf percent kan worden geheven voor suppletoire kohieren te vervallen. Vooreerst bestaat de mogelijkheid dat het na 1 Augustus a. s. op te maken suppletoir kohier, ten gevolge van de uitbreiding der gemeente een hooger bedrag dan vijf ten honderd van het maximum zal aanwijzen. Maar bovendien is de vaststelling van een maximum van heffing voor de suppletoire kohieren overbodig en zoude zulks bij een belangrijken toevloed van ingezetenen in den loop van het dienstjaar steeds tot bezwaar aanleiding kunnen geven. In het voorstel van Burgemeester en Wethouders van t October 1888 (Ing. Stukken N°. 215 van dat jaar) tot wijziging van het Raadsbesluit regelende de heffing eener plaatselijke directe belasting (welk voorstel evenwel ten gevolge van de in de raadszitting van 6 Juni 1889 aangenomen motie tot geene wijziging der Verordening heeft geleid) werd dan ook reeds op dit bezwaar gewezen en voorgesteld de bepaling van een maximum voor de suppletoire kohieren te doen vervallen. Op die suppletoire kohieren toch moeten gebracht worden zij, die in den loop van het dienstjaar in de gemeente komen wonen en daardoor belastingschuldig worden naar gelang van den tijd hunner vestiging, zoodat het niet doenlijk is te be palen met hoeveel uit dien hoofde het kohier kan of mag verhoogd worden, daar het niet bekend is hoevelen zich in den loop van het jaar in de gemeente zullen vestigen. De toenmalige Commissie van Financien was blijkens haar rapport op bovenbedoeld voorstel van 20 November 1888 (Ing. Stukken N°. 249 van dat jaar) wat dit punt betreft, dezelfde zienswijze toegedaan. Zij schreef n.l. »De vergunning echter om hoogstens 5 pet. voor suppletoire kohieren te rekenen Burg. en Weth. merken dit zeer te recht op streeft haar doel voorbij. Hoeveel op suppletoire kohieren zal worden geheven, hangt af niet van het goedvinden van den Raad, maar van het gezamenlijke inkomen der daarbij aan- geslagenen. Toch moet in het artikel van de suppletoire kohieren worden melding gemaakt, opdat op het oorspronkelijk kohier het volle maximum kunne worden geheven." De Commissie van Financien stelde daarom voor bij de be paling van een maximum voor het te heden bedrag, de zinsnede te voegen»de suppletoire kohieren buiten rekening gelaten." Het komt ons wenschelijk voor diergelijke bepaling op te nemen bij de thans aanhangige wijziging van de Verordening. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging de boven bedoelde wijzigingen in het heffingsbesluit aan te brengen, te welken einde het navolgend Conceptbesluit ter vaststelling wordt aangeboden. de Raad der gemeente Leiden heeft besloten: Art. 1 van het Raadsbesluit van den 22 October 1877, regelende de heffing van eene Plaatselijke Directe Belasting te Leiden (Gem.blad N°. 4 van 1878), gewijzigd bij de Raadsbesluiten van den 16 December 1878 (Gem.blad N° 1 van 1879), van den 6 October 1881 (Gem.blad No. 5 van 1882), van den 23 December 1886 (Gem.blad N°. 4 van 1887), van 1 November/11 December 1890 (Gem.blad N°. 1 van 1891) en van 13 Juli 1893 (Gem.blad N°. 11 van dat jaar), te wijzigen als volgt: Er wordt in deze gemeente eene plaatselijke directe belas ting geheven tot een bedrag telken jare bij de begrooting te bepalen, dat echter, de suppletoire kohieren buiten rekening gelaten, de som van f 210000 niet mag overschrijden. Dit bedrag wordt vermeerderd met 5 ten honderd voor kwade posten. Gedaan te Leiden, ter openbare raadsvergadering van Tevens geven wij Uwe Vergadering in overweging de Ver ordening regelende de invordering dier belasting van den 22 October 1877 (Gem.blad N°. 5 van 1878), gewijzigd bij de Verordening van den 6 October/8 December 1881 (Gem.blad N°. 6 van 1882) onveranderd vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 169. Leiden, 14 Juli 1896 Ten gevolge van de uitbreiding van de grenzen der gemeente zal het politiepersoneel moeten worden vermeerderd, ten einde voor voldoend politietoezicht in het aan de gemeente toege voegd terrein te kunnen zorg dragen. Eene reorganisatie van de politie zal derhalve moeten worden ontworpen, welke in overweging wordt genomen. Inmiddels zal met 1 Augustus, zijnde het tijdstip waarop het grondgebied, dat aan de gemeente Leiden wordt toege voegd, tot onze gemeente overgaat, in de meest dringende behoeften moeten worden voldaan. Voorloopig wordt de tijdelijke aanstelling noodig geacht van zes agenten van politie derde klasse, waarvoor geen gelden op de begrooting zijn uitgetrokken. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging het noodige crediet te verleenen, ten einde tot de tijdelijke aan stelling van zes agenten van politie kunne worden overge gaan en in hunne kleeding worden voorzien. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 170. Leiden, 20 Juli 1896. In verband met de grensverandering der gemeente moet art. 5 der Verordening van 8 November 1894 op den invoer, het vervoer en de keuring van vee en vleesch en den handel in vleesch in de gemeente Leiden (Gem.blad N°. 10 van 1894), regelende de wegen, waarlangs het ingevoerd vleesch moet gebracht worden naar het Keuringslokaal, worden gewijzigd, Na overleg met den Inspecteur der Vee- en vleeschkeuring. is de navolgende wijziging ontworpen. Art. 5. «Alle ingevoerd vleesch moet onmiddellijk worden gebracht «naar het Keuringslokaal, langs een der navolgende wegen: »a. Haagweg, Haagbrug, Noordeinde, Breestraat, Korenbrug- «steeg, Burgsteeg, Nieuwstraat, Keuringslokaal. »h. Oegstgeester weg, Stationsweg, Rhijnsburgerbrug, «Steenstraat, Blauwpoortsbrug, Paardensteeg, Kort Rapenburg, «Breestraat, Korenbrugsteeg, Burgsteeg, Nieuwstraat, Keu- «ringslokaal. »c. Hooge Rijndijk, Utrechtsche brug, Hoogewoerd, Water- «steeg. Hooigracht, Nieuwstraat, Keuringslokaal. y>d. Zoeterwoudsche weg, (Heerenstraat), Doezabrug, Doeza- «straat, Steenschuur N.Z., Breestraat, Korenbrugsteeg, Burg- «steeg, Nieuwstraat, Keuringslokaal. »e. Morschweg, Morschpoortsbrug, Morschstraat, Blauwpoorts- «brug en verder als onder b. is aangegeven. y>f. Haarlemmer Jaagpad (Haarlemmerweg), Rhijnsburger- «singel, Rhijnsburgerbrug en verder als onder b. is aangegeven. y>g. Lage Rijndijk, Zijlsingel, Utrechtsche brug, Hoogewoerd «en verder als onder c. is aangegeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 1