GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
61
INIjiEKOMEIl S TI K liES.
No. 179.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
19—25 Juli 1896.
4
Juli
49
7.45-9 30
7
16.8
2
20
7.45-9.45
8
46.6
3
21
7.45-9.45
7
16.8
4
22
7.45-9.30
8
16.8
5
23
7.45-9.45
7
46.6
6
24
7.459.45
8
16.6
7
25
7.45-9.45
8
46.8
N°. 180. Leiden, 3 Augustus 1896.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering te berichten dat wij
geene bedenkingen hebben tegen de rekening van de Stedelijke
Werkinrichting over 1895. Wij stellen U mitsdien voor die
goed te keuren in ontvangst en in uitgaaf ad /16981.96s.
Aan den Gemeenteraad. Ue Commissie van Financiën.
N°. 181. Leiden, 3 Augustus 1896.
Tengevolge van het aan Mej. M. J. Scheller verleend eervol
ontslag is er een vacature van derde onderwijzeres ontstaan
aan de school der 4e klasse n°. 2 ter vervulling waarvan wij
de eer hebben U biernevens eene voordracht aan te bieden
ter benoeming van eene derde onderwijzeres aan de genoemde
school op een aanvangsjaarwedde van ƒ500.
Die voordracht is opgemaakt in overleg met den Aroridis-
sements-Schoolopz:ener na ingewonnen bericht van het hoofd
der school en als volgt samengesteld
1°. Mejuffr. Margo Prins, aspirant-onderwijzeres aan de school
der 3e klasse n°. 4.
2°. Mejulïr. Neeltje Hendrika Gouwentak, aspirant-onder
wijzeres aan de school der 4e klasse n°. 2
en 3°. Mejulïr. Magdalena Johanna Poelman, onderwijzeres
te 's Graven hage.
Onder mededeeling dat de verschillende rapporten en stukken
m de Leeskamer ter inzage zijn nedergelegd verzoeken wij U
tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 182. Leiden, 3 Augustus 1896.
Zooals Uwe Vergadering bekend is, was meermalen sprake
van het opleggen aan de Gemeente-ambtenaren van de ver
plichting om binnen de gemeente te wonen.
Laatstelijk is deze aangelegenheid aanhangig gemaakt door
het voorstel van den heer P. J. Van Hoeken. (Zie Ing. Stukken
n°. 243 van 1893 en n°. 204 en 220 van 1894), welk voorstel
evenwel door den voorsteller werd ingetrokken. (Zie zittings-
verslag van 27 September 1894). Destijds werd door ons col
lege afwijzend op het voorstel geadviseerd op verschillende
gronden vermeld in ons rapport van 19 Juli 1894 (Ing. Stukken
nu. 204).
Toen was evenwel nog geen voorstel tot verandering van
de grenzen door de Regeering ingediend, welke grensveran-
dering thans is tot stand gekomen.
Naar het ons voorkomt zouden er nu alleszins termen be
staan om eene verplichting als bovenbedoeld aan de ambte
naren op te leggen;' het hoofdbezwaar toch, dat binnen
de gemeente niet altijd voor de verschillende categoriën van
ambtenaren geschikte woningen te verkrijgen waren, is thans
vervallen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te
besluiten dat aan de gemeente-ambtenaren en bedienden,
daaronder begrepen de vaste stadswerklieden en de vaste
werklieden der Stedelijke Gasfabriek de verplichting wordt
opgelegd om binnen de gemeente te wonen.
Op eene enkele uitzondering na wonen op dit oogenblik
de hier bedoelde personen allen in de gemeente, zoodat, wan
neer Uwe Vergadering tot het nemen van het voorgesteld
besluit overgaat bijna geen verhuizingen behoeven plaats te
hebben.
Intusscben wenschen wij U in de tweede plaats in over
weging te geven ons college te machtigen een termijn te
bepalen binnen welken die ambtenaren welke thans nog
buiten de gemeente woonachtig zijn, zich binnen de gemeente
zullen moeten vestigen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 183. Leiden, 4 Augustus 4896.
Wij hebben de eer IJ mede te deelen dat. op den post
«grondlasten en personeele lasten voor huizen en landerijen"
volgn. 100 der begrooting de raming ad ƒ2200 te laag is
gebleken. De grondslag dier raming was de uitgaaf in 1894
ad ƒ2198.255 en de voor 4895 geraamde som van 2200.
Bedroegen de uitgaven over 4895 echter reeds 2480.345, deze
zullen in 4896 nog vermeerderen met de grondbelasting voor
het huis in de Nieuwsteeg n°. 40 c. a. en die voor het buiten
goed Endegeest, welke laatste in dit jaar nog ten laste van
volgn. 400 zijn geboekt, bij gemis van een eigen administratie
van het krankzinnigengesticht, waarop volgens de Memorie
van Toelichting op de begrooting voor 4896, deze gelden
zouden worden gebracht.
Wij stellen U voor het artikel voorloopig te verhoogen met
600.—, te vinden door afschrijving van de Onvoorziene
Uitgaven.
De betrekkelijke staat van af- en overschrijving wordt
Uwe Vergadering hierbij ter vaststelling aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 184. Leiden, 4 Augustus 4896.
Op de begrooting van 4896 is de post, kosten van insinu
ation, notariëele akten en andere kleine uitgaven, niet tot
de vorenstaande behoorende (volgn. 174), op ƒ450,uitge
trokken in verband met de uitgaven te dier zake in 1894.
Deze som blijkt voor dit jaar niet voldoende te zijn. Velerlei
uitgaven in verband met de plannen tot grensuitbreiding en
wegens gehouden aanbestedingen waarvan de kosten voor
rekening van de gemeente zijn genomen, maken eene verhoo-
van het artikel noodzakelijk.
Wij stellen Uwe Vergadering mitsdien voor den post volgn.
171 met ƒ300,te verhoogen, te vinden door afschrijving
van de Onvoorziene Uitgaven en den daarop betrekking heb
benden staat van af- en overschrijving, welke hiernevens is
gevoegd, vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 185. Leiden, 6 Augustus 4896.
Ten aanzien van het aan Uwe Vergadering ingediend ver
zoek van Arnold Kooy te Amsterdam en Emile Koeken te
Arnhem, ter bekoming van concessie voor het leggen van
kabels in en het plaatsen van palen op gemeentegrond tot ge
leiding van electrische stroomen voor levering van drijfkracht,
hebben wij het advies ingewonnen van Commissarissen der
Stedelijke Gasfabriek, wier rapport hiernevens wordt over
gelegd. Met de beschouwingen van Commissarissen kunnen
wij ons geheel vereenigen, zoodat wij Uwe Vergadering in
overweging geven afwijzend op het verzoek te beschikken en
alzoo aan adressanten te kennen te geven dat bezwaar be
staat hun de gevraagde concessie te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 1 Augustus 1896.
Ingevolge uwe uitnoodiging om advies te geven op het
verzoek van Arnold Kooy te Amsterdam en Emile Koeken
te Arnhem tot het leggen van kabels en het plaatsen van
palen in gemeentegrond tot geleiding van electrische stroomen
voor levering van drijfkracht, nemen wij de vrijheid U op
merkzaam te maken, dat de adressanten vragen hun het
uitsluitend recht te verleenen voor bovengenoemde concessie,
zoodat daardoor ook de Gemeente zelve geen recht meer
zoude hebben in gemeentegrond electrische geleiding te leggen
voor dat doel. Bovendien vragen adressanten het recht van
overdracht der concessie aan eene (nog) te stichten Maat
schappij of Yennootschap. Het stellen dezer voorwaarden
zoude reeds voldoende zijn om U ongunstig op het verzoek
te adviseeren, omdat naar onze meening de Gemeente zich
alle vrijheid moet voorbehouden ten opzichte van de levering
van electriciteit.
N°.
DATUM.
UUR.
AANTAL.
Gemiddelde Eng. Stand
kaarsen.