47
Het zuiver batig; saldo van den dienst van 1895 bedraagt
derhalve 33780.27 - 18887 92 14892.35.
Wij brengen hierbij in herinnering, dat reeds bij de vast
stelling van he' kohier der Plaatselijke Directe Belasting voor
1895 het heffingsprocent, dat op 3.15 zoude moeten zijn vast
gesteld, op 3 kon worden bepaald, wegens de vermoedelijk
gunstige uitkomst van het dienstjaar 1895 en dat daardoor
een bedrag van 8373.— minder aan belasting is ontvangen
dan waarop gerekend was. Zooals U bekend is wierp dan ook
de exploitatie der Gasfabriek over 1895 eene hoog ere winst
af van ƒ19048.31. Werd hierover dus reeds voorloopig beschikt
door de mindere heffing van 8373.— aan belasting, het
verschil werd niettemin nog met 4217.04 door het zuiver
batig saldo van den dienst van 1895 overtroffen.
De 'gebruikelijke toelichtingstaat op de rekening zal U
binnen korten tijd worden aangeboden, waarbij tevens zullen
worden gevoegd de voordrachten tot overbrenging der sub.
a—e voormelde bedragen in de begrooting van 1890 voor
zoover zulks niet reeds heeft plaats gehad. (Raadsbesluiten
van 28 Mei 1890 en 7 Mei 1890 wat betreft de bedragen
sub. b en c genoemd).
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden.
N°. 161. Leiden, 18 Juli 1890.
Tegen de door Regenten der R. Kath. Armen en van het
R. Kath. Wees- en Oudeliedenhuis ingediende Suppletoire
Staten van begrooting en Staten van af-en overschrijving voor
den dienst van 1895. heeft de Commissie van Financien geene
bedenking.
Zij stelt U derhalve voor die staten goed Ie keuren.
Aan den Gemeenteraad.. De Commissie van Financiën.
N°. 162. Leiden, 18 Juli 1890.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen. dat
voor de vacante betrekking van leeraar in de Duitsche taal
aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens alhier, zich twee
sollicitanten hebben aangemeld. Slechts één der sollicitanten,
de heer J. A. M. Rijk, heeft de bij de wet gevorderde bevoegd
heid en hoewel nu de keus uiterst beperkt is, kunnen wij LI
toch op grond van de ingewonnen informatien, voor de ge
noemde betrekking aanbevelen den heer J. A.M. Rijk, thans
leeraar aan de Hoogere Burgerschool met 5jarigen cursus
te Breda.
Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken en de rap-
porten van de Commissie van toezicht op de Scholen voor
Middelbaar Onderwijs en den heer Inspecteur van het Middel
baar Onderwijs ter inzage in de Leeskamer zijn nedergelegd.
nemen wij de vrijheid U te ver zoeken tot eene benoeming
over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 163. Leiden, 23 Juli 1896.
Door de benoeming van Mej. M. L. Dijkman tot eerste
onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3e klasse
N°. 1, is de betrekking van tweede onderwijzeres in dat leervak
aan de school der 3de klasse N®. 3 opengevallen.
Ter voorziening in die vacature hebben wij in overleg met
den Arrondtésements Schoolopziener, na ingewonnen bericht
van het hoofd dei' school de navolgende voordracht opge
maakt ter benoeming van eene tweede onderwijzeres in de
handwerken aan de school 3e klasse N°. 3, als:
'1°. Mejuffr. G. C. S. Dikshoorn, thans derde onderwijzeres
in de handwerken aan de betrokken school;
2°. Mejuffr. G. T. Van Wijk en
3°. Mejuffr. P. J. Klikee, beiden onderwijzeres in de hand
werken aan openbare lagere scholen alhier.
Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken in de lees
kamer ter inzage van de leden zijn nedergelegd, verzoeken
wij IJ tot eene benoeming over te gaan.
Aan den GemeenteraadBurg. en Weth. van Leiden
N° 164. Leiden 23 Juli 1896.
Blijkens bericht van den Directeur der Kweekschool voor
Onderwijzers en Onderwijzeressen zal het aantal leerlingen
bij het begin van den nieuwen cursus in de 4'le klasse ge
plaatst, 36 bedragen.
Dit aantal maakt splitsing dier klasse in 2 parallelafdee-
deelingen noodig.
De hieruit voortvloeiende kosten voor zoover de tractementen
betreft, zullen voor 21 lesuren a ƒ75,— bedragen 1575.
Aangezien het Rijk in deze een subsidie van 50% verleent,
zal van gemeentewege in een bedrag van ƒ787.50 moeten
worden voorzien, waarvan in het dienstjaar 1896 over 4
maanden (1 Sept.—31 Dec.) ƒ262,50 en in 1897 over 8 maan
den (1 Januari31 Augustus) ƒ525,
Wij stellen Uwe Vergadering voor in de boven bedoelde
kosten over het dienstjaar 1896 ad ƒ262,50 te voorzien, door
vaststelling van den hierbij gevoegden staat van af-en over
schrijving, waarbij deze gelden uit de Onvoorziene Uitgaven
worden gevonden en tevens vast te stellen den mede hierbij
gevoegden suppletoiren staat van begrooting tot gelijk bedrag,
teneinde het Rijkssubsidie te dezer zake over 1896 in de
begrooting te regelen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 165. Leiden, 23 Juli 1896.
Wij hebben de eer U mede te deelen, dat Volgn. 109, onder
houd der wachthuizen, van de begrooting voor dit jaar ver
moedelijk een tekort zal opleveren van ƒ125.—, wegens de
aanschaffing van gordijnen voor de wachthuisjes aan de Haag-
brug, de Doezabrug en de Plantage en van aschketels enz.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging dein
deze vereischte machtiging te verleeuen, zullende daarna een
voorstel tot verhooging van het artikel worden ingediend.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 166. Leiden, 16 Juli 1896.
De Commissie van Financiën heeft de eer IJ te berichten
dat zij geene bedenkingen heeft tegen den Suppletoiren staat
van begrooting en den staat van af- en overschrijving van
het Heilige Geest- of Arme Wees- en' Kinderhuis, ilen dienst
van 1895 betreflende.
Zij stelt U mitsdien voor beide staten goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Comm. v. Financiën.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.