DONDERDAG
28 MEI 1896.
35
daarvan zal hij in mij altijd een warm voorstander zien. Maar
ik geloof, dat afwijking van dit voorstel geen welbegrepen
bezuiniging zou zijn.
Wat aangaat het nog langer of korter blijven leven van
den heer Seipgens, daarvan is niets vermeld in de rapporten
van B. en Ws. en van de Comm. v. Toezicht; ik meen dat
de heer Van Kempen beter zoude gedaan hebben die zaak
geheel buiten de bespreking te laten.
En wat het amendement van den heer De Goeje aangaat,
dat zoude billijk zijn, indien werd voorgesteld aan den heer
Seipgens eervol ontslag te verleenen, zonder meer, dus met
recht op pensioen. Maar waar eerst de toezegging van B. en
Ws. is voorafgegaan, dat zij het verzoek van de Commissie
van Toezicht op het Midd. Ond., om den heer Seipgens eene
personeele toelage te verleenen, zullen steunen, en daarna
weer het verzoek tot hen komt, om het ontslag te doen in
gaan met 1 Sept., daar hadden B. en Ws. reden te zeggen:
nu is het genoeg, laat het er ons ten opzichte van den heer
Seipgens, die toch al lang geen dienst heeft gedaan en zijn
volle traktement is blijven ontvangen, nu bij doen blijven.
Men moet alle omstandigheden in aanmerking nemen, en
dus ook deze, dat de heer Seipgens al buitengewoon goed
wordt behandeld, ook al wordt hij met 1 Juni ontslagen.
De heer Van Kempen. M. d. V. Ik wenschte gaarne nog
even te antwoorden op hetgeen u mij in den mond hebt gelegd.
Ik heb niet gezegd nooit te hebben gestemd voor eene toelage.
Ik heb gezegd, dat wanneer aan de orde was eene verhooging
van traktement voor een docent of anderen ambtenaar, ik
dan con amore steeds die verhooging van inkomsten heb toe
gestaan op grond hiervan, dat ik meen, dat iemand voor goed
werk goed moet worden betaald. Maar ik heb niet gezegd, dat
ik nooit in een voorstel van anderen aard heb medegestemd.
Indien u meent, dat ik dat heb gezegd, heb ik mij verkeerd
uitgedrukt of hebt u mij verkeerd begrepen. Maar dit is zeker,
wanneer een ziektegeval van een ambtenaar, die nu in ieder
geval nog f 470.— pensioen krijgt, wordt gezegd te zijn een
zeer exceptioneel geval, dan moet ik zeggen, dat die exceptie
in verschillende omstandigheden heel gemakkelijk kan voor
komen. Hetgeen de geachte Voorzitter heeft gezegd het
spijt mij het te moeten constateeren heeft mij niet over
tuigd, dat wij in deze van de gemeente-penningen mogen
gebruik maken om een don gratuit te geven.
In stemming gebracht, wordt het amendement-De Goeje
aangenomen met 19 stemmen tegen 4.
Vóór stemmen de heeren Dekhuyzen, Van Lidth de Jeude,
Zaaijer, Verhey van Wijk, Pera, Van Rhijn, Stadhouder, Van
Kempen, De Vries, De Goeje, Kaiser, Driessen, Van Hamel,
Hasselbach, Kerstens, Van Dissel, Van Hoeken, Zillesen en
Verster van Wulverhorst.
Tegen stemmen de heeren De Sturler, Du Rieu, Fockema
Andrefe en Juta.
Aldus gewijzigd wordt het voorstel tot eervol ontslag bij
acclamatie goedgekeurd.
Punt 2° van het voorstel van B. en Ws., in stemming ge
bracht, wordt daarna aangenomen met 14 stemmen tegen 9.
Vóór stemmen de heeren Dekhuyzen, De Sturler, Van Lidth
de Jeude, Zaaijer, Verhey van Wijk, Fockema Andresea, De
Vries, De Goeje, Driessen, Van Hamel, Van Dissel. Zillesen,
Verster van Wulverhorst en Juta.
Tegen stemmen de heeren Du Rieu, Pera, Van Rhijn, Stad
houder, Van Kempen, Kaiser, Hasselbach, Kerstens en Van
Hoeken.
XVII. Rekening van den Schuttersraad over 1895.
(Zie lng. St. n°. 111.)
XVIII. Voorstel tot wijziging van de Verordening voor de
Hoogere Burgerschool voor Jongens, van 3 September 1895.
(Zie lng. St. n°. 112.)
XIX. Verzoek van W. H. Van Oordt te Valkenburg, om
vrijstelling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie ingek. St. n°. 113.)
XX. Voorstel omtrent het verrichten van eenige werkzaam
heden aan de pachterswoning Spanjaardsbrug.
(Zie lng. St. n°. 116.)
XXI. Vaststelling van het Kohier der Plaatselijke Directe
Belasting, dienst 1896.
(Zie lng. St. n°. 120.)
Op al deze punten wordt achtereenvolgens zonder discussie
en zonder hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
XXII. Bezwaarschriften tegen het Tweede Suppletoir Kohier
der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1895.
(Zie lng. St. n°. 114.)
Tot behandeling van dit punt gaat de vergadering op ver
zoek van den heer Van Hamel over in eene zitting met ge
sloten deuren, nadat de Voorzitter de openbare zitting, niemand
meer het woord verlangende, heeft gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.