der woningen in de Wanrdkcrksteeg. In elk geval moeten zjj minstens
2 M. van de ramen dezer woningen verwijderd blijven
Het steunpunt, nabij bet midden der geleiding, is legen inkliimning
van onbevoegden te beveiligen.
Overigens dient de geheele aanleg der geleiding te geschieden
zooals van deugdelijk werk is te verlangen. Overal moet gezorgd
worden voor eene goede isolatie en eene behoorlijke bevestiging, en
vermeden worden dat zich toevallige kortsluitingen kunnen vormen.
Nadat de geleiding is gelegd, en gereed om in werking te worden
gesteld, geeft de Leidsche Kaloeniuaalschappy hiervan schriftelijk
kennis aan Burg. en Welh. Uit College zal alsdan de leiding op hare
deugdelijkheid doen onderzoeken, en laten vaststellen of de Leidsche
Katoenmaatschappij aan de hier omschreven voorwaarden heeft vol
daan. Genoemde maatschappij onderwerpt zich onvoorwaardelijk a n
de uitspraak van dit onderzoek en brengt die veranderingen aan
welke haar worden aangewezen. Zij laat geen electrische stroom
door de kabels gaan alvorens hiertoe machtiging te hebben bekomen
van Burg. en Welh.
De Leidsche Katoenmaalschappij verbindt zich, gedurende den lijd
van proefneming de geleiding te onderhouden zooals deze zich bevond
by de goedkeuring, waarop de machtiging van Burg. en Welh. tot
stroomdoorvoering berust.
De door Burg. en Welh. aan te wijzen personen hebben ten allen
tijde toegaug lot de bovenomschreven geleiding.
Burg. en Weth. behouden zich hel recht voor de proefneming on
middellijk te doen staken, indien blijkt, volgens het oordeel van dit
college, dat de Leidsche Kaloeiiiuaalschappjj de bovenomschreven
voorwaarden niet nakomt.
Ten opzichte van ondergrondsche geleidingen, stel ik Uw College
voor de volgende voorschriften te geven:
lol hel vergunnen aan de Leidsche Katoenmaatschappij van hel
leggen en in stand houden van kabels ter geleiding van eleclriciteit
tol krachtsoverbrenging, van af het terrein der genoemde Maat
schappij aan de Heerengracht tol op haar grondgebied aan de Looiers-
slraul.
De kabels zullen moeten worden gezonken dwars door de Oranje
gracht, hierna hun weg nemen door de Waardkerksleeg lol aan de
Waardgracht, worden gezonken dwars door de Waardgracht, en ver
volgens worden gelegd door de Waardkerksleeg tot aan hel fabrieks
gebouw der Leidsche Katoenmaalschappij aan de Looiersstraat.
De geleiding kan bestaan uit twee nevens elkaar te plaatsen
kabels, ieder met een koperen kern; of uit een kabel met twee
koperen kernen.
De samenstelling van de kabels moet in hoofdzaak de volgende
zjjn, om de koperen kern (resp. kernen) is eene omhulling van isoleer-
materiaal aan te brengen, en het hierdoor verkregen geheel, door
een lucht- en waterdichte looden buis te omgeven. Om deze buis is
nogmaals isoleermaleriaal aan te brengen, en bet aldus verkregen
samenstel te beschermen door eene omwikkeling van jjzerdraad of
bandijzer.
Indien verbindingen van kabels noodig zijn moeten deze geschieden
door ijzeren molTen, welke om de kabeleinden worden gelegd, en na
de zorgvuldige verbinding en isoieeriug der koperen kernen, worden
vol gegoten met isoleermassa.
De kabels moeten eindigen binnen de gebouwen. Hier zjjn zjj te
voorzien van emdafsluitingen, zoogenaamde kabelschoenen, en met
deze te verbinden op de zorgvuldigste wjjze.
Aan de kabelschoenen worden de loodvel-bindingen ter beveiliging
der geleidingen bevestigd.
De koper doorsnede der kabels is zoo groot te nemen, dat per
1 mll' dezer doorsnede geen grootere slroomslerkte komt dan 1.8
Ampère.
De loodverbindingen hebben zoodanige afmetingen te verkrjjgen,
dat zjj in werking treden, by een strooiudoorgang van hoogstens het
dubbele van dien waarvoor de kabels zjjn berekend. Zjj zijn op een
onbrandbare grondplaat aan te brengen, moeten zoo worden beves
tigd, dal zich geen bljjvend bestaanbare lichlboog kan vormen, en
de verbinding bjj het in werking treden outniddellyk wordt ver
broken. Zy zjjn door een kast van onbrandbaar materiaal te
omgeven.
Het potentiaal verschil tusschen twee punten der geleiding mag
niet meer dau 300 Volts bedragen.
De geheele aanleg dient zoodanig te geschieden als van deugdelijk
werk is te verlangen. Overal moet gezorgd worden voor eene zoo
goed mogelijke isolatie, eene behoorlijke ligging der geleiders en
vermeden worden, dat zich toevallige kortsluitingen kunnen vormen.
Alvorens met het leggen der kabels aan te vangen, bericht de
Leidsche Katoenmaatschappij schriftelijk aan Burg. en Welh. voor
welke stroomsterkle zij de geleiders wenscht te gebruiken en zendt
zjj aan genoemd College monsters van de te bezigen kabels en kabel-
verbindingen, welke zjj onder den grond wenscht toe te passen. Na
goedkeuring van deze monsters en na bekomen machtiging van Burg.
en Welh. is zjj gerechtigd met kabellegging aan te vangen. Deze
werkzaamheid zal echter enkel mogen geschieden onder toezicht en
geheel volgens aanwjjzing van een daartoe aan te wjjzen ambtenaar
der gemeente.
Nadat de geleiding geheel gereed is, geeft de Leidsche Katoen
maatschappij hiervan schriftelijk kennis aan Burg. en Weth., waarna
dezen de geleiding zullen laten onderzoeken door een door hen aan
te wijzen persoon, en na goedkeuring aan de Maatschappij machtiging
zullen verleenen lot ingebruikneming.
De bovengenoemde maatschappij onderwerpt zich onvoorwaardelijk
aan de uitspraak vau dit onderzoek en brengt die veranderingen aan,
welke haar worden aangewezen.
Zij laat geen electrische stroom door de geleiding gaan dan na
bekomen machtiging.
De Leidsche Katoenmaalschappij is verplicht ten allen tijde toegang
te verleenen tot de geleiding aan de door Burg. en Weth. aan te
wijzen personen en dezen in de gelegenheid te stellen de noodige
melingen te verrichten tot onderzoek der kabels.
De Leidsche Katoeiiinaalschappij verplicht zich de geleiding te
onderhouden in dien toestand waarin zjj zich bevond bjj de goed
keuring waarop de machtiging tol ingebruikneming van Burg. en
Welh. berust.
Burg. en Welh. behouden zich het recht voor, indien de Leidsche
Katoenmaalschappij zich naar hun oordeel, niet aan bovenstaande
voorwaarden houdt, de electrische verbinding onmiddellijk te doen
onderbreken.
Aan 11H. Burg. en Weth. De onderdirecteur der fabrieken
der gemeente Leiden. voor gas en eleclriciteit,
M. Sissingh.
Rotterdam, 12 Februari 1896.
Hierbjj heb ik de eer de mcdedeelingen te bevestigen door mjj
gedaan in de vergadering van Uw College op Maandag 10 Februari
1896.
Betreffende het toelaten van blanke geleidingen boven den grond.
De kabels mogen volgens het rapport van 4 Februari 11. geen hooger
spanningsverschil aanwijzen dan 300 Volts. Ben dergelijk spannings
verschil is niet gevaarlyk voor den mensch, wanneer hjj daaraan ge
durende een korten tijd is blootgesteld, zooals onder anderen te Rot
terdam herhaaldelijk gebleken is bij een electrische stroom van 440
Volts spanning.
Evenwel kan toevallige aanraking met een geleider, staande onder
genoemde spanning, onaangename verschijnselen veroorzaken, zooals
een lichlboog doen optreden, welke verbranding kan veroorzaken.
Ter voorkoming van dit verschijnsel is in het rapport de aanbrenging
van de geleiders zoodanig voorgeschreven, dat niet kan plaats vinden
toevallige of moedwillige aanraking door onbevoegden.
Te meer werd in bet spannen van blanke kabels geen bezwaar ge
zien, omdat deze geleiders bij electrische tramwegen gewoonlyk
worden toegepast. De spanning is hierbjj dikwijls 500 Volts. De
stroom toe voering geschiedt meestal door een bovengrondsche kabel,
de terugvoering door de rails. Indien een persoon zich op deze
plaatst, terwijl bjj verbinding weet te verkrjjgen met de bovengrond
sche geleiding door een alhangende telefoondraad, een natte Ijjn, of
iels dergelijks, zoo is zjjn lichaam in een gesloten geleider geplaatst.
Uit is bij de te Leiden voorgestelde kabels bjjna onmogelijk, daar
zoowel de heen als de terugleiding bovengronds is aan te brengen en
voor onbevoegden onbereikbaar.
Betreffende den eisch, dat de loodverbindingen moeten smelten bjj
een slroomdoorgang gelijk aan het dubbele van dien waarvoor de
geleidingen zjjn berekend.
Hierbij is op te merken, dat het berekenen der kabels moet ge
schieden volgens de voorwaarden omtrent de kabeldoorsnede in het
rapport vermeld. Hel spreekt van zelf dal hierbij een groote zeker-
heids-coellicicnt is aangenomen, en dat de kopergeleidingen meer
dan het dubbele van den toe te laten stroom kunnen verdragen, zoodat
de loodverbindingen ook bjj de dubbele stroomsterkle eene beveiliging
voor de kopergeleidiiigen blijven.
De loodverbindingen moeten zoodanige afmetingen verkrjjgen dat
zij aan den stroom eene zekere speling toelaten. Indien een kabel
bijvoorbeeld voor 30 Ampères berekend is, mag de loodverbinding niet
by 31 Ampères slroomdoorgang smelten. Dit zoude in het bedrjjf te
veel hinder veroorzaken. De slroomdoorgang toch is niet geheel te
beheerscben, vooral niet in een aanleg voor krachtoverbrenging. Hier
moeten bjj bel werken der motoren dikwjjls weerstanden worden in-
en uitgeschakeld, door welke werkzaamheid extra stroomen optreden,
wier grootte men niet geheel in zjjn macht heeft.
In de techniek wordt dan ook altjjd met deze omstandigheid reke
ning gehouden, en de slroomslerkte, waarbjj de loodverbindingen
doorsmelten, grooler genomen dan de in bet bedrjjf als maximum
voorkomende (bjj welke stroomsterkle de extra slroomen aiet worden
medegerekend.)
Betreffende het beveiligen tegen brandgevaar van de fabrieken der
Leidsche Kaloeniuaalschappy.
Lange bovengrondsche geleidingen zijn in den regel bjj bet binnen
komen van een gebouw van bliksemafleiders te voorzien, om, mocht
by atmosferische ontladingen de geleidingen getroffen worden, de
gebouwen legen beschadiging te beveiligen.
In het onderhavig geval komt het my evenwel niet noodzakelijk
voor eene dergeljjke bepaling voor te schryven, in aanmerking ge
nomen de geringe lengte van de geleiding en den korten duur van
de vergunning.
Betreffende de ondergrondsche geleidingen.
Door hare ligging zullen deze kabels voor de omgeving in het
geheel geen gevaar opleveren, en zou uit dit oogpunt de isolatie van
minder belang zijn. Toch acht ik eene goede isolatie wensckeljjk,
om, mochten voor andere doeleinden electrische kabels gelegd worden,
hierbij 8een hinderlijke invloeden te ondervinden van de dan bestaande.
Om deze reden is dan ook in het rapport eene goede isolatie als voor
waarde voorgesteld.
Aan HH. Burg. en Weth. De onderdirecteur van de fabrieken
der gemeente Leiden. voor gas en eleclriciteit,
M. Sissingh.
N°. 42. Leiden, 20 Februari 1896.
Door den Kerkeraad der Ned. Hervormde gemeente alhier, de Af-
deeling Leiden van het Nederlandsch Werkliedenverbond Patrimonium,
de Antirevolutionaire Kiesverecniging «Nederland en Oranje", J. H. H.
ft