DONDERDAG
9 JANUARI 1896.
9
meer te behandelen maar de behandeling daarvan uit te stellen tot
op een desnoods extra te bepalen dag?
De Voorzitter. Wat mij persoonlijk betreft, ik heb al den lijd,
het is zeer goed mogelijk dal er weinig discussie over deze zaak zal
zijn. Doet u een bepaald voorstel?
De heer Cock. Neen, M. d. V., u hebt de leiding van de vergade
ring; ik wensch het aan u over te laten of wij zullen doorgaan
of niet.
De Voorzitter. Dan open ik de algemeene beraadslaging.
De beer Cock. Ik zal trachten kort te zijn. Hel is cenq bekende
zaak dat onder de beoefenaars van ons gemeenterecht verschil van
meening hcerscht over de vraag of verordeningen waarhij Commissiën
als hier zijn ingesteld, wel overeenkomstig de Gemeentewet zijn. Dit
verschil van gevoelen betreft niet alleen de verordeningen op het
toezicht van een gesticht als hier wordt bedoeld. maar ook de ver
ordening en de daaruit voortgekomen Commissie op de Gasfabriek,
zooals die hier al verscheidene jaren beslaat. Er is verschil van
meening of deze verordeningen en Commissiën wel in overeenstem
ming zijn niet den geest van onze Gemeentewet en meer speciaal
met art. 54 tot en met 57 dier wet. Eenige jaren geleden ben ik
in de gelegenheid geweest mijne zienswijze daaromtrent te uilen bij
de behandeling van de quaestie van de gasfabriek. Ik heb toen de
regeling zooals die bier in Leiden ten aanzien van de gasfabriek be
staat, bestreden als in strijd met de Gemeentewet, niettegenstaande
ik als gewoon Raadslid vroeger lot op zekere hoogte er aan had mede
gewerkt. Nu merk ik op dat wat het hoofdbeginsel betreft, de
rechtsvraag, betzelfde bezwaar dat legen de Commissie voor de gas
fabriek kan worden aangevoerd, ook geldt ten opzichte van deze
conceplregeling van bel beheer van bet krankzinnigengesticht. Als
lid van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen heb ik
dan ook niet dan noode mijne stem aan dit voorstel gegeven.
Ik zal dit in deze vergadering natuurlijk eveneens doen, hoofdza
kelijk om de drie volgende overwegingen:
1°. dat mijne opinie omtrent deze zaak zeker gedeeld wordt door
zeer bekwame uitleggers van de Gemeentewet, maar dat daartegen
over staat de opinie van andere even bekwame uilleggers, bekwamer
dan ik, zoodat ik heb gemeend, dat mijn eigen wijsheid in deze den
doorslag niet mocht geven.
2°. dat de boogere macht, die rechtens verplicht is om toe te zien
dat de Raad geene verordening maakt in strijd met de Gemeentewet,
nl. Gedeputeerde Stalen, de verordening op de gasfabriek alhier en
de daaruit voortgekomen Commissie hebben goedgekeurd. En dit is
niet alleen ten opzichte van de gasfabriek hier in Leiden geschied,
maar ook in andere steden en provinciën, zoowel wat betreft gasfa
brieken als inrichtingen lol verschailing van zuiver drinkwater.
39. last not least ben ik overtuigd dat, zoo al de gasfabriek hier
zeer goed op eene andere wijze zoude kunnen geëxploiteerd worden,
bet beheer en de inrichting van een gesticht als waarvan hier sprake
is, onmogelijk zoude zijn wanneer men een anderen weg wilde vol
gen. Ik ben overtuigd dat eene administratie anders dan die hier
wordt voorgesteld slechts kan strekken tot schade van de ongeluk-
kigen, die in het gesticht worden opgenomen, en tol financieel na
deel van de gemeente, want de administratie zou dan veel duurder
worden. Daarbij moet men niet vergeten dat het financieel belang
der gemeente bij deze zaak ten zeerste is betrokken.
Om deze en meer redenen heb ik mijne streng juridische en theo
retische beschouwingen op zjjde gezet en berust ik in de voorge
stelde regeling. Ik wensch echter goed verstaan te worden en voeg
hier daarom bij, dat van de drie door mij aangevoerde beweegredenen,
in mijne oogen, hoogstens twee zouden kunnen pleiten voor het be
houd der bestaande regeling der administratie van de gasfabriek,
terwijl dit met de derde niet of in zeer geringe mate het geval is.
De Voorzitter. Ik dank den heer Cock voor zijne welwillendheid
om ten aanzien van deze verordening niet verder zijne juridische
bezwaren te doen gelden. Ik geloof dat het beter is dat ik thans
niet in juridische beschouwingen treed, de heer Cock weet hoe ik
over deze zaak denk.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
Art 1 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 2, luidende:
liet bestuur van het gesticht, wordt opgedragen aan een Com
missie van vijf leden, onder den naam van Commissie van hel Krank
zinnigengesticht »Endegcest."
Het voorzitterschap dier Commissie wordt waargenomen door een
lid van het College van Dagclijksch Bestuur, door dit College aan te
w ijzen.
De 4 overige leden worden door den Raad uit zijn midden benoemd
uit een door Burg. en Welh. na raadpleging der Commissie, ingediende
aanbeveling van 2 personen voor iedere vacature."
De heer Van Rhijn. M. d. V.! Een enkel woord over de 3de alinea
van dit artikel.
In de eerste plaats wensch ik te vragen wat de bedoeling is van:
«de 4 overige leden worden door den Raad uit zijn midden benoemd
uit een door Burg. en Welh., na raadpleging der Commissie, inge
diende aanbeveling van 2 personen voor iedere vacature." Wanneer
later zich het geval mocht voordoen dat een van de leden niet her
kozen werd of aftrad als Raadslid zou dit dan ook ten gevolge
moeten hebben zijn aftreden als lid dezer Commissie?
De Voorzitter. Zeer zeker!
De heer Van Rhijn. Een andere quaestie is deze. Wanneer de Raad
dit artikel aanneemt beperkt hij zich in de vrijheid die hij anders
hebben zoude. Wanneer deze alinea niet wordt opgenomen, kan de
Raad uit zijn midden aanwijzen de leden die hij wil, maar nu wordt
die vrjjheid beperkt door de aanbeveling. Eene dergelijke bepaling
komt ook voor in rrt. 8. Daar is het echter eene andere zaak, daar
kan eene aanbeveling of voordracht noodig zijn, want het zou voor
den Raad zeer moeiciijk zijn om te oordeelen. over de geschiktheid
van de gcneeshecren die zullen worden aangesteld. Maar hier, waar
het de benoeming geldt, leden van den Raad, geloof ik wel dat de
Raad zeer goed kan beoordeelen welke leden gekozen behooren te
worden. Ik viud hel zeer goed dat Burg en Weth. eene aanbeveling
indienen, maar ik zoude niet wenschen dat de Raad daaraan gebonden
was. Ik zou daarom in overweging geven deze alinea aldus te lezen:
De 4 overige leden worden door den Raad uit zijn midden be
noemd. Burg. en Welh dienen na raadpleging der Commissie eene
aanbeveling in van 2 personen voor iedere vacature.
De Voorzitter. Aan het bezwaar van den heer Van Rhijn ware
tegemoet te komen wanneer gelezen werd: «de Raad benoemd na
eene aanbeveling van Burg. en Weth. de 4 overige leden uit zijn
midden. Burg en Weill, willen den Raad volle vrijheid laten om van
de aanbeveling af te wijken. Iets anders is het met art. 8, daar heeft
men met eene voordracht te doen, waaraan dus de Raad bij de keuze
gebonden is.
De heer De Goeje. Deze alinea slaat alleen op de toekomst wan
neer eene vacature ontstaat. Voor de eerste benoeming van leden
geldt deze regeling niet, niet waar?
De Voorzitter. Neen, dat spreekt van zelf.
Het gewijzigd art. 2 wordt zonder hoofdelijke stemming goedge
keurd.
De artt. 315 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
XII. Voorstel tot wijziging van het Reglement, houdende bepalingen
omtrent het gebruik van gas door particulieren.
(Zie Ing. St. n°. 320.)
Beraadslaging over art. 1, luidende:
«Het gaspijpennet voor de algemeene straatverlichting binnen
deze gemeente aangelegd, dient ook om daaruit de gebouwen en
erven der ingezetenen, die zulks verlangen, van gaslicht te voorzien.
Daartoe zullen uit de straatbuizen dwarspijpen tot binnen die gebouwen
of erven worden geleid.
Wanneer door personen woonachtig buiten de gemeente, doch op
een afstand van minder dan duizend meter van de grens der ge
meente gas wordt verlangd, beslissen Commissarissen van de Gas
fabriek of hun dit kan worden verstrekt.
Op aanvragen door personen op verderen afstand woonachtig beslist
de Gemeenteraad".
De heer Do Rieu. M. d. V.! Ik wenschte te vragen of het ver
bruik van gas bedoeld in art. 15, nl. van buitengewonen of voorbij-
gaanden aard, ook niet moet worden vermeld in art. 1, omdat
naar mijne opvatting art. 1 nu alleen spreekt van gaslevering in ge
bouwen en erven, terwijl in art. 15 wordt gesproken van lijdelijke
gebouwen.
De Voorzitter. Het kan geen kwaad dat de levering in art. 15
bedoeld niet vermeld wordt in art. 1. Men moet eene verordening
in haar geheel lezen.
De heer Jota. Art. 15 slaat op bijzondere gevallen en voorziet in
de inning van gelden bij de levering van gas in buitengewone ge
vallen bijv. bij kermissen. Het kwam wenscheljjker voor alles wat
betrekking had op de levering van gas in dergelijke gevallen in één
artikel samen te vatten.
De heer Do Rieü. Het is alleen mijne vraag of in art. 1 niet moet
verwezen worden naar art. 15.
De Voorzitter. Het kan zijn dat dit wat systematischer mag
wezen, maar art. 15 behoort toch ook tot de Verordening.
Art. 1 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 2, luidende:
«De toevoerbuis, welke het gas binnen een gebouw brengt, zal
op een afstand van niet meer dan één meter binnen den buiten
muur zijn voorzien van een afsluilkraan, evenredig aan de wijdte
dier buis."
De beer Eerstens. M. d. V.! Is het de bedoeling om de afsluilkraan
aan te brengen vóór dat het gas in den meter stroomt of nadat het
door den meter is gegaan?
De heer Jota. Mag ik u doen opmerken dat hier niet hedoeld
wordt de kraan die den meter afsluit; de hier bedoelde afsluilkraan
wordt geplaatst vóór den meter.
Art. 2 wordt zondelijkc stemming goedgekeurd.
De artt. 322 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
XIII. Vaststelling van bet Tweede Suppletoir Kohier der Plaatselijke
Directe Belasting, dienst 1895.
(Zie Ing. St. n'. 3.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
Het kohier bedraagt f 1388.57.
XIV. Voorstel omtrent het doen van eenige verbouwingen in het
voormalige Caccilia-Gaslhuis ten behoeve van de Leidsche Maatschappij
van Weldadigheid.
(Zie Ing. St. n*. 4.)