2 DONDERDAG 9 JANUARI 1896.
nemen van de proef geen gevaar ziet, geloof ik dat wij wel verant
woord zijn wanneer wij de proef toestaan. Wij hebben bier toch
niet te doen met mensctien die zoo maar eens iets willen probeercn
maar met eene degelijke onderneming die de quaeslie ernstig wenscht
te onderzoeken. Wanneer aan de proef eenig gevaar verbonden was,
dan zoude haar het nemen daarvan wel door haren technicus ont
raden zijn, de maatschappij zou dan wel begrijpen dat haar verzoek
toch niet définilicl' ingewilligd zoude worden. Waar de deskundige van de
maatschappij echter geen bezwaar ziet in het nemen van de proef,
daar ben ik voor het oogenblik wel geneigd om het verzoek toe
te staan.
De Voorzitter. Het kan waar zijn dat aan het nemen van de
proef weinig of zelfs geen gevaren zijn verbonden, maar dat kunnen
Burg. en Weth. niet beoordeelen De redeneering van den heer Van
Hamel gaat evenwel ook niet op, want ware zij juist dan zouden
Burg. en Weth. altijd een deskundig onderzoek betreffende de eene
of andere aangelegenheid moeten overlaten aan de particulieren die
bij de zaak zeiven geïnteresseerd zijn. In het publiek belang is de
gemeente echter verplicht toe te zien dat door het een of ander
geen gevaar voor de ingezetenen kan ontstaan. En om zulk gevaar
te kunnen beoordeelen neemt men dan zijn toevlucht tot eigen des
kundigen en niet lot de deskundigen van de tegenpartij.
Burg. en Weth. hebben niet eigenmachtig het uemen der proef
zonder desknndig onderzoek willen voorschrijven, omdat dit eene
wijziging is van het vorig Raadsbesluit waarbij het nemen van een
proef werd toegestaan na voorafgaan deskundig onderzoek. Bnrg. en
Weth. achtten zich niet gerechtigd daarop terug te komen en wenscb-
ten dus ten aanzien van die wjjziging eene beslissing van den Raad.
De heer Pera. M. d. V.! De heer Verhey van Wijk heeft zooeven
reeds doen opmerken, dat er elders al zooveel kabels boven den grond
zijn gespannen zonder dat daaruit ongelukken zijn voortgevloeid,
waarom kunnen wij dus voor dien korten tjjd van twee maanden
het nemen van deze proef niet toestaan?
De Voorzitter. Het is best mogelijk dat aan het spannen van een
kabel boven de straat geen gevaren zijn verbonden, maar dat kan ik
niet beoordeelen. Juist als voorzorgsmaatregel hebben Burg. en Weth.
een voorafgaand deskundig onderzoek aangeraden, de Raad heeft
dit goedgekeurd, en nu wensehen Burg. en Weth. ook als voorzorgs
maatregel dit deskundig onderzoek te behouden.
De heer Verhei van Wijk. M. d. V.! Kan door het Dag. Bestuur
geen advies worden gevraagd bij den heer Goossens, leeraar aan de
Hoogere Burgerschool. Deze is belast met het onderzoek van de
bliksemafleiders en weet genoeg van electriciteit om in deze quaestie
een advies aan Burg. en Weth. te geven.
De Voorzitter. Ik zou liever advies inwinnen bij menschen die
niet alleen in de theorie maar ook praclisch met electrische inrich
tingen bekend zijn; en nu geloof ik dat de heer Goossens meer
theoreticus dan practicus is. Burg. en Weth. hebben zich gewend
tot de directie van de electrische installatie van de gemeente Rotter
dam. Deze is bereid ons advies te geven legen eene belooning van
ten hoogste f 200, wat ik wel wat hoog vind. Voor eene proefne
ming is eene uitgaaf van 200 niet gering, maar dit is eene zaak
die builen ons staat.
De heer Drocker. Zijn bij dit verzoekschrift witlicht ook overge
legd rapporten of adviezen van deskundigen, door adressante zelf ge
raadpleegd?
De Voorzitter. Neen.
De heer Drocker. ik zou zeggen dat dit zou zijn geweest in den
geest van hetgeen de heer Van Hamel zooeven gesproken heeft.
Wanneer men een advies van bekende deskundigen hier had overge
legd, dan zouden Burg. en Weth. zich daarmede misschien min of
meer tevreden kunnen verklaren.
De heer Van Kempen. M. d. V.! Zou niet kunnen geantwoord
worden aan de Leidsche Katoenmaatschappij, dat burg. en Weth.
bereid zijn den Raad voor te stellen, om het onderzoek door des
kundigen niet te doen plaats hebben, indien de Maatschappij overlegt
eene verklaring van personen, die reeds dergelijke kabels in ons land
of daarbuiten hebben aangebracht, dal zulks geen gevaar oplevert.
Ook in Engeland is het mij bekend, dat vele van die kabels liggen.
Als men het nu in hel buitenland zonder gevaar kan doen, bebocfl
men hier niet van gevaar te spreken.
De Voorzitter. Ik kan alleen mededeelen, dat Burg. en Weth. in
anderen zin adviseeren.
Wij weten dat elders de kabels over de straat gespannen worden,
maar tevens, wij lezen er dikwijls van, dat daaruit gevaren
voortvloeien. Zulke geleiding schijnt niet zoo geheel gevaarloos te zjjn.
De heer Van Kempen. Het moet ons toch te doen zijn, om de
Leidsche Katoenmaatschappij zoo mogelijk te helpen en nu zijn de
kosten voor deze hulp, ad 200, enorm hoog.
De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn er altijd op uit de ingezetenen
in hun verzoek te helpen, daar is geen quaestie van, maar wij bepalen
dat onze eigen deskundigen, en niet die van verzoekers moeten wor
den gehoord. Men zou anders in het algemeen op verkeerd
terrein komen. Ik wil aannemen, dat men dit verzoek, nu het de
Leidsche Katoenmaatschappij geldt, gerust zou kunnen toestaan, maar
het zou een verkeerd antecedent scheppen. Wanneer de Gemeente
raad een deskundig onderzoek noodig acht, wijst dit lichaam, of
wijzen Burg. en Weth., en niet de verzoekers, de deskundigen
aan; dat is de normale handelwijze; en om daarvan af te wijken,
acht ik niet raadzaam.
Wenscht de heer Van Kempen een daartoe strekkend voorstel te
doen, dan zal ik dat in omvraag brengen, maar niet zooals bjj hel
formuleert.
Het bewijs behoeft niet geleverd te worden dat elders ook kabels
over straal gespannen zijn, in Engeland, New-York enz. gebeurt
dit veel. Dat het geheel gevaarloos is, staat evenwel niet vast, daar
van hebben wij dikwijls het tegendeel ondervonden Wij hebben
niet uit te maken of de geleiding over straat gevaarloos is, uiaar
wel welke maatregelen genomen moeten worden, om gevaren te
vermijden
Het komt mij voor, dat wij beter doen ons te houden aan onze
praktische deskundigen, dan aan menschen, die niet in de praktijk
aan die zaken gewerkt hebben.
De heer Van Kempen. De ongelukken hebben meestal plaats op
verbindingspunten, waar vele kabels samenkomen. In Engeland bijv.
liggen zoovele van die kabels, en nu zou de Maatschappij na legging
der geleiding, in het buitenland kunnen informeeren en- aldus het
bewijs leveren, dat bij gelijke omstandigheden in zooveel tijd geen
ongelukken hebben plaats gehad.
De Voorzitter. Dit zijn slechts algemeene beschouwingen. Burg.
en Weth. zullen nooit dit voorstel kunnen overnemen, zjj zouden dit
wellicht doen wanneer de Leidsche Katocninaatschappij overlegde hel
advies van hare eigen deskundigen. Wij hebben hier te oordeelen
over een concreet geval en algemeene bespiegelingen over kabels die
elders gespannen zijn helpen ons niet.
De heer Kaiser. M. d. V.! Weet u ook of men van wisselstrooraen
of van gelijkstroomen gebruik zal maken en hoe groot de spanning
zal zijn van den door den geleiddraad gaanden electrischen stroom
De Voorzitter, Neen, dat weet ik niet. In het advies is daar
omtrent niets te lezen.
De heer Drucker. M. d. V.! Mogen wij uit hetgeen zooeven door
u is gezegd afleiden, dat Burg. en Weth. tevreden zouden zijn, wan
neer adressant overlegde een advies van werkelijk bekwame en bij
Burg. en Weth. bekende deskundigen, waarin werd verklaard, dat de
aanleg zooals deze hier zal geschieden, redelijkerwijze gesproken alle
waarborgen oplevert ter voorkoming van gevaren?
De Voorzitter. Ik herhaal dat dit eene verkeerde regeling zal
zijn. Gesteld dat de deskundige van de maatschappij tevens de leveran
cier van de benoodigde inrichting is, dan zal natuurlijk wel een
goedkeurend advies door hem worden overgelegd. Dal zou geen
zuiver onpartijdig advies zijn; wanneer advies moet worden gegeven,
dan moet dit geschieden door een deskundige die bij de zaak geenerlei
belang heeft en deze moet de maatregelen voorschrijven welke zjjns
inziens noodig mochten zijn om gevaren te voorkomen.
De heer Cock. M. d. V.! Het komt mij voor dat al de middelen
door verschillende sprekers aan de hand gedaan om aan de moeie-
lijkheid te ontkomen, mank gaan aan hetzelfde euvel. Het uitgangs
punt in deze zaak is, dat er verschil van meening is tusschen de
Leidsche Katoenmaatschappij en het Dag. Bestuur over het al dan
niet gevaarlijke van eene proefneming, en dat daarom een scheids
rechter moet worden benoemd om in dit geschil uitspraak te doen.
Wal willen de heeren die het woord hebben gevoerd, nu echter?
Dat de tegenpartij om haar nn zóó eens te noemen zelve en
alleen den scheidsrechter zal aanwijzen, of juister gezegd den des
kundige zal verkiezen, die over het al of niet gevaarlijke dezer zaak
advies zal uitbrengen.
Kunnen Burg. en Weth. zich daarbij nederleggen en tevreden wor
den gesteld door een dergelijk advies ik kan het niet. Gemeente
en maatschappij kunnen in deze een tegenstrijdig belang hebben, dit
nu moeten wij niet doen uitmaken door den deskundige van de
tegenpartij, maar door onzen eigen deskundige. Bovendien wanneer
ik Directeur was van de Katoenmaatschappij en ik kreeg bijv een
advies, dat de proef gevaarlijk was, dan zou het voor mij wellieht
een harde strjjd zijn om er toe te komen zulk een advies openbaar
te maken en over te leggen, en om niet toe te geven aan de ver
zoeking van het eenvoudigweg onder mij te houden. Daarom moeten
wjj hebben het advies van iemand die bij de zaak geen belang heeft.
De heer Drocker. Wanneer het mij gebleken ware, dat Burg. en
Weth. zich zouden kunnen vereenigen met een voorstel om genoegen
te nemen met het advies van een bekwamen deskundige, door de
maatschappij overgelegd, dan had ik een daartoe strekkend amende
ment ingediend. Nu ik echter zie. dat Burg, en Weth. daarmede
niet tevreden zijn, zal ik geen amendement voorstellen.
De Voorzitter. Wat Burg en Weth. wel kunnen doen is te trachten
een deskundige te vinden die wal minder vraagt dan f 200 voor het
geven van advies, maar wij kunnen niet als antecedent aannemen,
dat wij een deskundig rapport zullen gaan vragen van den deskun
dige van de tegenpartij. Ik zal dus nu in stemming brengen het
voorstel van Burg. en Weth. om afwijzend te beschikken op het
verzoek van de Leidsche Katoenmaatschappij, zooals het daar ligt.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming gebracht en
aangenomen met 17 tegen 6 stemmen.
Voor hebben gestemd de heeren: Kaiser, Pera, Cock, Kroon, Dek-
huyzen, Van Rhjjn, De Sturler, De Goeje, De Vries, Van Hoeken,
Stadhouder, Fockema Andreae, Drucker, Kerstens, Verster van Wul-
verhorst, Zaaijer en Jula.
Tegen hebben gestemd de heeren: Van Kempen, Van Hamel,
Verhey van Wijk, Du Rieu, Zillesen en Hasselbach.
De heer Driessen hield zich builen stemming.
De Voorzitter. Ten slotte is nog ingekomen een verzoek van den
heer E. A. H. Seipgcns, leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor
Jongens, om verlof tot 15 April 1896, om redenen van gezondheid.
Dit verzoek luidt aldus:
Aan de EdclAchlb. HH. Burg. en Weth. der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigde achting te kennen: Seipgens, Emile Antoon
Hubert, leeraar aan de Hoogere Burgerschool te Leiden,